Achteraf gezien lijkt het me allemaal zo willekeurig. Alsof ik gewoon maar om het even wat gedaan heb. Alsof ik mijn leven een radicaal andere wending gegeven heb, maar dat nooit echt goed heb overpeinsd. Toen scheen het me toe dat ik de keuze moest maken. Dat ik niet anders kon. Maar nu weet ik dat ik het zo had moeten laten. Dat ik alles had en niets meer nodig had. Nu heb ik niets meer.
Wat er dan allemaal is misgegaan, dat zal ik je nu, op die enkele minuten voor ik spring, proberen uit te leggen. Niet dat je me zo’n empathische luisteraar lijkt. Ook niet omdat ik denk dat ik je wel kan vertrouwen. Zeker niet omdat ik geloof dat je na mijn verhaal een huis zal binnenvliegen, je daar in inkt zal onderdompelen en vervolgens over een maagdelijk wit vel papier zal rollen, en het geschrevene op één of andere manier naar een literaire uitgever zal opsturen. Wel omdat je de enige bent die zich op dit moment hier met mij op deze plek bevindt. Daarom en om geen enkele andere reden.
Goed. Ik begin het koud te krijgen. Jij keert me de rug toe. Ik weet niet hoe lang ik de beloftevolle diepte nog heldhaftig zal kunnen tarten. Ik heb een zee van tijd maar ik wil het kort houden.
Hier gaan we dan. We zijn midden jaren negentig, ergens in Manhattan. Niet ver van Madison Square Park, maar dat doet er nu niet toe. Ik heb een onbetekenende functie in een onbelangrijk bedrijf. Ik heb een vrouw en twee kinderen. Ik woon Uptown, werk Downtown. Ik ben gelukkig. Ik ben blij. Een doodnormaal leven, ware het niet dat ik eigenlijk Vlaming ben en sinds eind jaren tachtig met mijn gezin een totaal nieuwe wending aan ons leven heb gegeven – nog een andere wending dan die fatale waar ik het daarnet over had en het straks nog over zal hebben, beste… luisteraar? – maar afgezien daarvan leid ik dus een normaal en gelukkig leven. Met alles erop en eraan? Met alles erop en eraan, zoals de gemiddelde Amerikaanse hamburger!
Maar ik wijk af. Laat ik niet te veel onnozele metaforen gebruiken of kanttekeningen maken. Luisteren doe je toch niet echt. Goed. Ja. Hoe verder gaan?
Ik wandel dus op m’n dooie gemak rond in Midtown. Ik heb een vrije dag maar mijn vrouw niet. Kom ik daar plots een oude kennis tegen. Iemand die ik al jaren niet meer gezien had. Iemand die ik goed kende in Antwerpen. Laat ik hem X noemen. What the? Laat ik me niet aanstellen en hem Joris noemen, zoals hij echt heet. Een hartelijke begroeting, mekaar uitvragen, veel vijven en zessen. Algauw belanden we in een bar, drinken we wat, vertellen we wat over ons leven, drinken we nog wat, mijmeren we over onze jaren op het internaat, drinken we nog wat meer, afin, echt nuchter waren we na enkele uren niet meer.
Interesseert het je niet? Wat zit ik hier eigenlijk nog moeite te doen als je gewoon wegwandelt. Geen enkele interesse in wat ik te zeggen heb? Toch ga ik door.
EINDE
Geen opmerkingen:
Een reactie posten