-Albert!
Steven waggelt de woedende Albert achterna.
-Albert, wacht toch even!
-Laat me toch met rust! Ik ben nog nooit uit een café gegooid en zeker niet uit Café André!
-Je ging ook nogal uit je dak, vind je niet? Driftkikker!
-Zeg eens, wil je dat ik mijn vuisten laat spreken? Laat me met rust, of ik bel mijn broer op. Die zal je nu ook wel rauw lusten.
-Komaan Albert, de mensen kijken naar ons[1].
-Laat ze maar kijken, dan weten ze meteen DAT STEVEN LOSSE HANDJES HEEFT! Geef je je vrouw er ook zo van langs? Omdat ze eens een keertje niet wil of zo?
-Nu moet ik je toch verzoeken je mond te houden.
-En jij moet je handen thuis houden!
Fons De Bakker staat voor zijn deur zijn auto te kuisen. Hij kijkt het tweetal hoofdschuddend aan.
-Zeg eens, stelletje idioten. Is dat hier bijna gedaan? Lientje slaapt net, ik heb haar net ondergedekt. Willen jullie haar met alle geweld wakker krijgen?
-Het spijt ons zeer, Fons. Op zo’n mooie zomeravond vergeet ik wel eens dat de kleinste kinderen al gaan slapen. Maar nu moet ik u beide verlaten want ik moet naar huis. Mijn vrouw vraagt zich wellicht…
-Een zatlap, dat ben je! Je vrouw zou je eens moeten buiten zetten!
-Zoals Jeroen daarnet met jou gedaan heeft?
-Dan heb je geen vrouw en geen werk meer!
-Lompe boeren! Hebben jullie dan helemaal geen respect voor mijn dochtertje?
-Fons, nu zal ik je toch moeten vragen om je niet te mengen in ons gesprek!
-Ik ga naar huis, Albert, dan moet ik niet meer op die lelijke smoel van je kijken!
Albert wordt rood van woede.
-NU HEB IK ER GENOEG VAN!
-Ik ook!
En met die woorden mikt Fons zijn tuinslang op Albert. Steven schatert het uit.
-Ha ha ha ha ha ha! Schitterend! Dank je wel, Fons.
-En maak nu alle twee dat jullie het aftrappen! Wat een gedoe zeg!
Nog niet bekomen van het lachen strompelt de dronken Steven naar huis. Ooh, wat ben ik misselijk. Gek is dat, ik weet niet eens meer wat ik deze middag gegeten heb. En met wie? Met de baas zal het wel niet zijn. Ik herinner het me gewoon niet meer. Voorzichtig bij het oversteken. Niet té hard uitzwenken, de buurtbewoners mogen niets vermoeden, dat is gênant. De Kerkstraat naar links inslaan tot aan het einde. Waarom ben ik toch zo dronken? De Ezelstraat rechts in. Waarom heb ik toch weer zoveel op? Oppassen aan het begin van die drukke baan. Hoe heet die ook weer? Iets met een O. Osse. Ossebraa. Och, als ons Dora maar niets doorheeft. Dat wordt weer op de mat slapen en een heel gezaag aan mijn oren. Ossebraa. Ossebraak. Braak? Braken?
Op de hoek van de Bezemsteeg gaat Steven tegen een gevel staan. De gedachte aan braken zorgt voor een niet al te prettig effect. Nu wist hij plots weer wat hij die middag gegeten had. Vegetarische lasagne. Het levende bewijs lag daar voor zijn voeten en ook een beetje op zijn schoenen. Nu ja, levend… Met ‘frisse’ moed herneemt hij zijn tocht. Nog vijftig meter. Veertig. Dertig. Twintig. Tien.
-Wel? Waar bleef je?
-Ik…
-Ik zie het al, zo zat als een kanon. Ooh Steven, waarom doe je mij dit toch aan?
-Ik heb nog…
-Vertel dat maar binnen! Dit is toch echt te erg. Je zou jezelf eens moeten bezien. En je hebt op je schoenen overgegeven.
-En op de gevel van Verstraeten.
-Dan heb je toch nog iéts goeds gedaan. Hop!
Thomas Verstraeten, secretaris van de burgemeester, snelt zich naar de voordeur van Steven.
-Ik had het kunnen denken dat die smeerlapperij van jou kwam! Hoe is het mogelijk?! Moet je mijn voordeur nu eens zien!
-Voordeur? Ah, dan heb ik nog beter gemikt dan ik dacht.
-Smerig stuk onkruid. Ze zouden je moeten opsluiten.
-Hela wat manieren, hé! Zo spreek je niet over mijn ventje!
-En jou erbij, Dora!
-En zo spreek je niet over mijn vrouw, Thomas! Trouwens, het is allemaal de schuld van de Ossenbrakensedinges!
De arme Thomas heeft echt geen geluk. Nu heeft Steven zijn nieuw pak als mikplaats voor zijn vegetarische lasagne gekozen.
-Aaaarghh! Verdomme, Steven. Nu ga je te ver!
Hierop grijpt Thomas het verdwaasde hoofd van Steven vast en wrijft die tegen zijn besmeurde hemd aan. Dat is natuurlijk niet zo slim van hem, want hierdoor moet Steven nog meer braken. Nu gaat het heel snel. Thomas stoot zijn knie omhoog, die tegen de kin van Steven botst. Hierdoor raakt de dronken man uit zijn evenwicht en valt hij, terwijl hij zich nog net aan de das van Thomas kan vasthouden. Beiden vallen ze in de plas niet-verteerde lasagne. De chaos is compleet. Dora neemt haar bezem en geeft Thomas een harde mep op zijn hoofd. Deze kan de bezem vastgrijpen en Dora een slag met haar eind van de bezem verkopen. Alledrie vloeken ze en temidden van het walgelijke pandemonium verschijnt nog een vierde persoon. Het is een agent.
-Wat is dat hier nu weer?
-Agent, deze man is strontzat en hij heeft heel mijn nieuwe pak ondergekotst!
-Let even op je woordenschat, dit is…
-Agent, ik ben de secretaris van de burgemeester. Dit is een schande! Raaaghh! Wat een ranzigheid. Ik moet straks nog naar een vergadering in het gemeentehuis.
-Wie is er beginnen slaan?
-Hij meneer!
-Is dat waar?
-Ja, maar kijk toch eens wat hij heeft gedaan. Mijn nieuwe pak! Het is een schande, zeg ik u.
-Leg dat maar op het bureau uit. Er staan tegenwoordig zware straffen op geweldpleging op straat.
-Dit is een grap, neem ik aan?
-Helemaal niet, meneer…
-Verstraeten, Thomas. Ik ga mijn beklag doen bij de commissaris. Dit is een schande!
-Luister eens, meneer Verstraeten. Ga u omkleden, was u en maak dat u hier binnen de vijf minuten terug bent. U woont hier niet ver vandaan, neem ik aan?
-Nee, daar. Aan dat huis met die voordeur die Steven ook al heeft onderge…
-Genoeg! Tot zo meteen, meneer Verstraeten!
Thomas’ misnoegde gezicht draait zich naar Steven.
-Hier krijg je nog spijt van, Steven, dat zweer ik je.
Thomas wandelt woest naar zijn huis. Eindelijk doet Dora ook haar mond open.
-Hij heeft mij ook een mep gegeven, agent.
-Het is al wel, mevrouw. Gaan jullie maar naar binnen en zorg dat ik zoiets niet meer zie. Ik durf ook wel eens een glaasje te veel te drinken, dus ik heb alle begrip. En die mannen in hun kostuum moeten eens leren dat ze niet boven de wet staan. Ik ben een volksmens, weet u. Hup, ga nu maar allebei naar binnen, voor ik jullie aanklaag wegens straatlawaai en openbare dronkenschap.
-Goed, meneer de agent. Ik zal mijn man onder handen nemen. Tot later!
-Dat hoop ik niet, mevrouw.
Het koppel gaat rustig naar binnen en het duurt niet lang voor agent Bogaerts een hevige ruzie hoort. Hij lacht in zichzelf. Ach ja, zo gaat dat in een huwelijk. Ongeduldig wacht hij op Thomas. Het duurt nog tien minuten voor hij terug is. Hij heeft zijn vrouw Iris meegenomen. Deze ziet er ook niet al te tevreden uit.
-Meneer de agent, ik vind dit een schande. Mijn man heeft niets verkeerd gedaan, ik heb zijn verhaal gehoord. Het gebeurt niet zelden dat Steven, dat drankorgel, onze voordeur onderkotst, of iets dergelijks. Het moet ophouden! Ik vind dat mijn man niet verkeerd heeft gereageerd.
-Daar beslis ik over, mevrouw. Meneer, hoe zit het? Komt u nog mee?
Met gemengde gevoelens ziet Iris de politiewagen weg rijden. Arme Thomas, hij heeft het al zo moeilijk. En nu dit nog. Maar nu kan ik tenminste ongestoord weg. Ze gaat haar huis binnen en haalt een emmer water. Tevergeefs probeert ze de lasagne weg te vegen. Drie minuten later zit ze in haar auto, op weg naar het huis van Albert. In de Kerkstraat, ter hoogte van de Christophe Heylenstraat, ziet ze hem praten met Pieter. Wat een pech. Zo onopvallend mogelijk rijdt ze de Christophe Heylenstraat in en gaat ze zo via een omweg weer naar huis.
-Heb je die wagen gezien?
-Ja, was dat niet de auto van Thomas?
-Thomas wie?
-Thomas Verstraeten.
-Ah, is hij de man van Iris?
-Inderdaad.
-Dan vermoed ik dat het Iris was die achter het stuur zit. Die heeft alle redenen om me te mijden.
-Waarom?
-Wel, zoals bijna iedereen in dit dorp werken we beide bij Colco. Ze werkt op dezelfde vloer als ik.
-En?
-En??? Ken je haar dan niet? Knap kontje, om over de rest maar te zwijgen. Ik kon me niet beheersen, Pieter.
-Wat??? Jij??? Nu moet ik wel toegeven dat ik van m’n melk ben, Albert. Zo ken ik je niet.
-Ik heb mijn hand lichtjes over haar wel gevormde achterste laten glijden, toen ze zich bukte om een gevallen bundeltje op te rapen.
-Albert toch.
-Ik weet het! Het was gebeurd voor ik het besefte.
-En wat gebeurde er daarna?
-Ze gaf me natuurlijk een flinke mep. Gelukkig is ze er niet mee naar de dinges geweest, je weet wel.
-Ja…
-Dan zou mijn baas dat ook te weten zijn gekomen. En dat is toevallig ook mijn broer.
-Ai, mazzel voor jou.
-Dat kan je wel zeggen, ja. Stel dat ik zou worden ontslaan, en mijn baas is nu even niet mijn broer, dan zou ik de reden waarvoor ik ontslaan ben nog min of meer geheim kunnen houden voor mijn familie en vooral ook voor mijn vrouw. Nu zou dat onmogelijk zijn geweest. Mijn ouders zouden het meteen geweten hebben en het zou niet lang geduurd hebben of Chantal zou het ook hebben geweten.
-Wat bezielde je toch?
-Tja, dat is gebeurd voor je er erg in hebt, hé.
-Weet je zeker dat je je broer gaat aansporen om Steven te ontslaan?
-Geloof me, Pieter, mijn broer zal Steven wel uit zichzelf ontslaan.
-Hij heeft dat niet aangegeven, Albert.
-Dat is waar. En nu vraag je of ik er zeker van ben om hem te overhalen?
-Ja. In mijn ogen ben je op dat vlak zeker niet beter dan Steven en als hij zijn C4 krijgt, dan verdien jij dat zeker.
-Mooie vriend ben jij.
-Ik zeg enkel en alleen wat ik ervan denk, Albert. Ongewenste intimiteiten op het werk vind ik echt niet kunnen. Niet alleen is het onprofessioneel, maar het is ook nog eens ontzettend oneerbiedig.
-Wat zou ze hier komen zoeken? Ze kent hier toch niemand?
-Hoe weet jij dat nou? Een beetje paranoïde?
-Je weet maar nooit. Vrouwen kunnen rancuneus zijn.
-Vertel mij wat. Ik zat net met de mijne aan tafel. Nu wil ze het Sarah, haar collega, betaald zetten dat ze haar zwart heeft gemaakt bij haar baas.
-Maar haar baas heeft haar niets gedaan? Ik bedoel, ze heeft toch geen loonsverlaging gekregen of zo?
-Een loonsverlaging, Albert toch! Maar inderdaad, er is niets naars uit voortgekomen, maar zij zegt dat ze nu voor de rest van haar carrière daar met een scheef oog bekeken zal worden door haar baas. Ik probeer dat uit haar hoofd te praten. Het ging ook nog om het principe of zoiets.
-Wat heeft Sarah dan toch gezegd?
-Dat Brigitte de gewoonte heeft om steeds een kwartier later te beginnen na haar middagpauze, wat onzin is want dat heeft ze slechts één keer gedaan. Het moest nou net lukken dat Sarah dat net had gezien. Maar er is iets tussen die twee, een soort rivaliteit die ik niet kan begrijpen en die ikzelf ook niet begrijp. ’s Avonds na haar werk doet ze niets anders dan over de vete tussen haar en Sarah praten. Ik word er gek van.
-Hoe wil ze dan wraak nemen, zogezegd?
-Nu wil ze iets over Sarah verzinnen en dat dan tegen haar baas gaan vertellen.
-Dat meen je niet.
-Ik zweer het je. En dat moet ik dan nog gaan verzinnen ook. Stel je voor.
-Ongelofelijk. Ik zal eens met mijn broer praten, misschien kan hij een goed woordje doen bij de baas van Brigitte. Hoe heet die trouwens?
-Fons.
-Oh, vergeet het dan maar.
-Ha ha ha, Albert toch. Bij wie sta je tegenwoordig nog wél goed in dit dorp?
-Och zwijg stil. Maar ik ga nu toch echt wel eens naar huis. Het is nu al ongeveer een uur geleden dat ik het café verlaten heb. Doe de groeten aan Brigitte en tot later!
-Zal ik zeker doen. Oh ja, Albert!
-Wat?
-Blijf uit de nesten, hé!
-Zal ik zeker… Ach ja, we zien wel. Tot later!
Iris rijdt voorbij haar werk. Nu heeft ze die griezel van een Albert nog niet te pakken kunnen krijgen. Het werd tijd dat hij zijn verdiende lesje kreeg. Wat een vulgaire klootzak. Gelukkig heeft ze niets tegen Thomas gezegd. Dat was maar goed ook, haar arme man had al genoeg zorgen aan zijn hoofd. En nu wordt hij dan ook nog eens verhoord door de politie. Arme Thomas. Spijtig dat Albert daar op straat stond te praten. Nu heeft ze haar kans gemist. Thomas is er niet om haar te controleren en het laatste wat ze wilt, is dat hij denkt dat ze iemand anders heeft. Ze ziet Thomas heel erg graag en de seks die ze daarnet hadden was geweldig. Hij zou naar een vergadering op het gemeentehuis gaan maar die domme Steven heeft zijn avond weer vergald. Hopelijk laten ze hem straks vrij. Dat kan gewoon niet anders. Misschien krijgt hij net een boete of zo. Hij is tenslotte secretaris van de burgemeester. Als ze dat niet op tijd inzien… Nee, hij moet niets weten van het voorval tussen haar en die maniak. Ze heeft ook geen aanklacht ingediend tegen Albert. Ze wil het hem gewoon op haar eigen manier betaald zetten. Traag rijdt ze voorbij Café André. Binnen ziet ze vaag de silhouetten van Jeroen en Sarah. Die twee kunnen blijkbaar niet zonder elkaar. Hebben hun echtgenoten dan echt niets door? Ach Jeroen, waar is de tijd? Ze vermeerdert haar snelheid en rijdt weer naar huis.
-Je bent zo mooi, ik heb je gemist.
-Ik jou ook. Ik ben niet meer naar huis gegaan en gewoon hier naartoe gereden na m’n werk. Ik had echt geen zin om nog naar het gezever van Els te luisteren.
-Wanneer ga je het haar vertellen?
-Ga jij het Bob wel vertellen?
-Nog even afwachten, Jeroen. Nog even geduld.
-Ik kan niet meer wachten. Als we nu eens afspreken om het op dezelfde avond tegen onze halve trouwboek te vertellen? Wat zeg je ervan?
-Dan zijn we meteen wel alles kwijt. Huis en zo. Niet onbelangrijk.
-We hebben mekaar toch nog?
-Doe niet zo sentimenteel, Jeroen. Dat past niet bij je postuur.
-Ik heb daarnet Albert nog buitengezet. Het leek wel of hij Steven een pak rammel ging verkopen.
-Steven heeft zijn broer anders wel een flinke mep gegeven. Heel het bedrijf spreekt erover.
-Ja, hij vertelde al zoiets. Maar dan nog, dan moeten ze dat niet in het café regelen. André had er trouwens ook schoon genoeg van. NIET WAAR, ANDRE?!
André, aan de andere kant van het café, kijkt verbaasd op.
-Wat? Wat is er?
-Dat Albert sterk overdreef.
-Hij moet zulke zaken niet in mijn café regelen. Dat zal hij nu wel begrepen hebben.
-Zie je wel.
-Ik hoop in ieder geval dat Steven ontslaan wordt. Agressieve mensen hebben we niet nodig op ons bedrijf.
-Zin in een spelletje darts?
-Darts. Heel geestig, hoor.
-Ik meen het.
-Andere koppels doen leukere dingen samen. Hé, wat dacht je van seks?
-Doe niet zo cynisch. Je weet best dat we niet zo samen gezien mogen worden.
-Oké, darts dan. Wie betaalt?
-Goed, meneer Verstraeten. Het spijt ons dat we je zolang hebben opgehouden, maar zoveel werk hebben we niet. U begrijpt toch…
-Denk je dat ik kan lachen met deze boete? En Steven? Krijgt hij niets?
-Meneer Verstraeten, nu zou ik u wel aanraden om het kalm te houden. We kunnen…
-Dit is hier gewoon een corrupt politiekorps, ja! Maar dan wel een belabberd corrupt politiekorps, want normaal zou een secretaris van de gemeente daar net voordeel bij hebben.
-Wij zijn net tegen corruptie, meneer. Wij zijn voor het gewone volk. Het is goed dat iemand in maatpak zoals jij ook eens wordt aangehouden. Wees blij dat je strafblad nog steeds blank is.
-Schande! Je kan niet zomaar je sympathie voor het ‘gewone volk’ benadrukken door ‘eens iemand in maatpak’ te arresteren. Dit is willekeur! Dit is een schande!
-Inderdaad, uiterst schandalig. Eigenlijk had je een nachtje moeten brommen, maar ja, we zijn niet van de kwaadste, zie je.
-Dit zal je je nog beklagen, hoor, ‘meneer de agent’!
-Hou jij je maar koest. We kunnen nog altijd… Oh, ik krijg hier een oproep. Ja, François, wat is er? … Ja? … Oh! … Ik kom meteen. Meneer Verstraeten, vooraleer ik u een lift naar huis geef, moet u even mee naar Café André. Het schijnt dat het daar slaande ruzie is.
-Café André! Zo’n schraal café?! Daar zie je mij niet, hoor! Dat is de kroeg waar Steven altijd naartoe gaat. Ik ga wel te voet naar huis! Ik heb al een slechte naam hierdoor. Trouwens, mijn vrouw wacht op mij.
-Nee, je gaat mee. In dit dorp kent iedereen iedereen, misschien kan je nog helpen. Allez, hop!
-Dit is toch te absurd!
-Geen tegenspraak. Tijd om wat mensen te arresteren!
-Maar ik dacht dat je een man van het volk was?
De agent en Thomas stappen een combi in en met gierende banden rijden ze naar Café André.
-Je zal zien, meneer de agent. Die Steven zal er wel weer iets mee te maken hebben.
-Dat geloof ik niet. Die zit thuis ruzie te krijgen van zijn vrouw.
-Dat is het hem net. Als hij ruzie heeft met zijn vrouw, gaat hij op café.
-Maar daar komt hij net van!
-Jij kent hem duidelijk nog niet. Nieuw, hé? Als hij terugkomt van café, dan heeft hij ruzie met zijn vrouw. Het is een vicieuze cirkel! Als jullie mij al arresteren, dan zal Steven zéker vaste klant worden in jullie verhoorkamer en jullie nachtcel. Zo’n oproerkraaier.
-Zwijg nu maar, we zijn er. Als ik de gemoederen bedaard heb en denk dat je kan helpen, mag je ook uitstappen. Blijf hier!
De agent parkeert zijn combi voor het café.
[1] Dit lijkt misschien wel één van de meest onbenullige zinnen van het hele verhaal. Vergis u niet. Het is ook zo!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten