woensdag 28 september 2011

Smells like Nier Van A

Vorige week zaterdag namen enkele Nirvana- en andere grungefans een tijdmachine in concertclub Trix en belandden zo in het Borgerhout van 1991, waar Nirvana (of Nier Van A, het is al eender) een memorabel optreden gaf!

Inderdaad, na een paar optredens van andere Belgische bands - waarvan vooral Kapitan Korsakov en het maniakale Drums Are for Parades bijblijven -  begon de Belgische coverband Nier Van A, met Younes Faltakh van The Hickey Underworld achter de drums, hun laatste optreden. Dit om het 20-jarige bestaan van een van de meest invloedrijke albums ooit te vieren: Nevermind van Nirvana!

Het optreden vond plaats op het podium BAR, dus aan de toog van Trix, een niet zo'n al te grote ruimte. Al bij de eerste akkoorden, die van 'Serve the Servants', opener van Nirvana's laatste wapenfeit In Utero, begon het publiek druk op en neer en in het rond te springen, te moshen en vooral te stagediven en crowdsurfen! Iedereen was wild van enthousiasme bij het horen van al die machtige schijven uit onze jeugd (ook al hoorde ik pas over Nirvana drie jaar na Kurt Cobains dood en werd ik nog eens drie jaar later pas fan). Geregeld stuikte de microstaander op de grond, gewoon omdat de eerste rij van het publiek de druk niet aankon en maar al te vaak zelf op het podium belandde.

De band zelf deed ontzettend hard aan Nirvana denken, vooral door de manier van spelen, maar ook gewoon omdat de belevenis van het optreden ongeveer dezelfde moet geweest zijn als de kleine zaalshows die Nirvana eind jaren tachtig en begin jaren negentig heeft gespeeld, vlak voor hun grote doorbraak met de monsterhit 'Smells Like Teen Spirit' zo goed als exact twintig jaar geleden. Dat nummer passeerde trouwens niet de revue zaterdagavond. Wel kwamen zes andere Nevermind songs aan bod, naast nog tal van andere songs van Bleach en In Utero, en zelfs van de compilatie Incesticide, want ja, hoe zou een Nirvana coverband nu 'Aneurysm' kunnen vergeten?

Zeer speciale ervaring! Ik had niet gedacht dat ik nog zo'n strak, energiek optreden van een Nirvana coverband zou zien. Jammer dat het hun laatste keer was.

Conclusie: Het 20-jarig bestaan van een van onze favoriete albums is in stijl gevierd: met veel drank, drugs, gierende gitaren, piepende distortion, ratelende drums en een hele hoop Nirvanafans die in een wel heel beperkte ruimte de boel gewoon plat hebben gefeest!

woensdag 21 september 2011

R.E.M. stopt ermee

Wat leest mijn lodderig oog? R.E.M., één van m'n favoriete bands aller tijden en zowat de eerste rockband waar ik fan van werd (als twaalfjarige al ergens ver in de jaren negentig), zou ermee stoppen!
Zeer jammer dat te moeten lezen. Deze band heeft ons bijna dertig jaar blij gemaakt met straffe albums en ontzettend leuke en vaak ontroerende songs.

Vier keer zag ik ze live. Drie keer op Werchter en één keer in het Sportpaleis, een concert waar Michael Stipe, Peter Buck en Mike Mills een evenwichtige set brachten van nieuwe nummers (van het meest recente album destijds Around the Sun, een hoog opgestoken middelvinger naar George W. Bush Jr.) en een verrassende selectie uit hun oude songs.

Album na album na album hebben ze ons kunnen blijven verbazen, hoewel ze steeds erg herkenbare muziek zijn blijven maken. Van "Pretty Persuasion" tot "It Happened Today", hier volgt een 'bloemlezing' van enkele van hun meest aangrijpende nummers.


Of een top tien van mijn favoriete R.E.M. nummers:

1.       Leave
2.       Drive
3.       Everybody Hurts
4.       Walk Unafraid
5.       Orange Crush
6.       Try not to Breathe
7.       Nightswimming
8.       Pretty Persuasion
9.       I’ll Take the Rain
10.   Lotus
Beter dit dan nog eindeloos doorgaan en een parodie van jezelf worden, zoals The Rolling Stones, of jezelf verloochenen aan de grote massa, zoals Coldplay. Het is een spijtige beslissing, maar als echte fans moeten we die aanvaarden. Tenslotte hebben we maar liefst 15 mooie albums om op terug te blikken! Ik zou zeggen, steek Murmur in je platenspeler en begin eraan!

dinsdag 20 september 2011

Nieuwe singles

Enkele nieuwe singles die zeker de moeite waard zijn! Ook de videoclips trouwens.


Check ook:

Amatorski - Never Told
Ozark Henry - Out of This World
Broken Glass Heroes - Delphonic
Yuko - Hole In the Ground
Oscar & the Wolf - Winter Breaks
Wilco - I Might
The Cult - Embers
Graveyard - Hisingen Blues
Bon Iver - Holocene
Gipsy and The Cat - Jona Vark
School Is Cool - The World Is Gonna End Tonight
Triggerfinger - It Hasn't Gone Away
Foo Fighters - Arlandria
The Pains of Being Pure at Heart - The Body
The Boxer Rebellion - No Harm
The Rapture - How Deep Is Your Love


En dan is er dit nog:

De tien strafste optredens van de zomer!

De tien strafste optredens van de zomer!
1.       Iron Maiden, Werchter, 3 juli 2011: Minder goed dan vorig jaar op Pukkelpop maar toch nog het meest indrukwekkende concert van de zomer, met de gebruikelijke reuzengrote albumcovers, rebellerende Eddie-robots, dolgedraaide gitaristen en natuurlijk Mr Spring-in’t-veld himself, Bruce Dickinson! Misschien iets te veel nummers uit het nieuwe album gespeeld, al is dat ergens niet meer dan terecht, want het is een parel van een plaat. Vooral de klassiekers deden het uitstekend natuurlijk, met als hoogtepunten “The evil that men do”, “2 minutes to midnight”, “Blood brothers”, “The trooper”, “The number of the beast”, “Fear of the dark”, “Iron Maiden”, “Hallowed be thy name”, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Agressieve, intense, soms bijna groteske heavy metal met het hart op de juiste plaats, dat is nog steeds Iron Maiden!
2.       Mogwai, Dour, 15 juli 2011: Niet veel show, enkel een groot scherm op de achtergrond dat nog niet eens duidelijk genoeg was omdat de band veel te vroeg op de dag speelde (nu ja, nog steeds in de vooravond, maar toch!). Ik had Mogwai nog nooit eerder gezien, dus dat werd hoog tijd. Het was een korte set, met slechts negen (9!) nummers, maar elke seconde telde. Vooral de anthem “Rano pano” toverde een brede glimlach op mijn gezicht, en het sloeg zo aan bij het publiek dat het deuntje na afloop nog een tijdje werd gescandeerd. Ook het überintense “Mogwai Fear Satan” was overweldigend straf, en afsluiter “Glasgow Mega-snake” was een allerlaatste trap in ons gezicht. Splendid concert!

3.       A Place to Bury Strangers, Rock Herk, 16 juli 2011: Veel te kort optreden maar zeker zo straf als een jaar eerder in Trix. Alvast grote onderscheiding voor de boel in de vernietiging te spelen. Hun noisy new wave herinnert ons aan tijden dat The Jesus & Mary Chain en My Blood Valentine de scepter zwaaiden. Nadat ze bijna 45 minuten lang onze trommelvliezen door een molen hadden gedraaiden, besloten ze tijdens het superlange “I’ve Lived My Life to Stand In the Shadow of Your Heart” om ook hun instrumenten tot moes te meppen. Een waar pandemonium! Ongelofelijk straf, maar het was voorbij voor we het wisten!
4.       The Neon Judgement, Maanrock, 21 augustus 2011: Eén van de belangrijkste EBM/darkwave bands van de jaren tachtig sloot één van de avonden op Maanrock af. The Neon Judgement staat garant voor donkere, zware beats, lugubere grafstemmen en muziek die qua sfeer het midden houdt tussen industrial en new wave. Zo rond de helft van het optreden begon de moshpit in gang te treden en tegen het einde zorgden jong en oud voor een wild feestje op de legendarische band van eigen bodem om nooit te vergeten. Heavy stuff! De indrukwekkende hit “TV Treated” was zelfs niet eens het hoogtepunt.
5.       Midlake, Openluchttheater Rivierenhof, 14 augustus 2011: Bijzonder warm optreden van deze sympathieke, bebaarde Texanen. Ze bewezen dat ze ook live één van de belangrijkste telgen van de huidige indiefolkstroming zijn. Vooral “Roscoe” en “Young bride” maakten menig muziekliefhebber ontzettend blij. Sprookjesachtig mooi concert in één van de mooiste parken van België.

6.       Grinderman, Werchter, 3 juli 2011: Nick Caves meest recente band, dat nochtans alweer twee albums telt, smaakt naar verstopte uitlaatpijpen, smerige garages en de straten van Napels. De vuile, rauwe gitaarmuziek beukte erop los en de excentrieke frontman liet geen kans voorbij om zijn roadies wat extra werk te geven, bijvoorbeeld door zowat alles wat niet vast aan het podium genageld stond tegen de vlakte te smijten, energiek optreden met een paar stevige uppercuts van songs, waaronder het innemende “Kitchenette”, waarbij hij een dame op het podium uitnodigde om haar vervolgens op bijna brutale manier weer richting publiek te verwijzen. Een heel spektakel, maar dan op zijn eigen manier!
7.       Blood Red Shoes, Rock Herk, 16 juli 2011: Het powerduo van Blood Red Shoes is altijd strakker dan strak en zorgt zonder uitzondering voor één van de leukste feestjes van welke avond dan ook. Hun optreden, propvol met hun meest catchy en snelste songs, blies ons van onze sokken, recht de modder van het ijskoude, ondergeregende Limburgse stadje in.

8.       Absynthe Minded, Linkerwoofer, 13 augustus 2011: Beste optreden van Linkerwoofer 2011, maar dat wisten we eigenlijk al op voorhand, want Absynthe Minded is dan ook één van de beste bands die we hebben. Zowel hun intense, door jazz en balkan beïnvloede rocksongs als hun mooie ballades deden het uitstekend, en na ze ondertussen al meer dan tien keer live te hebben gezien, blijven ze een hele sensatie. Afsluiter “Stuck in reverse” bevestigde dat nog maar eens.
9.       Pneu, Rat Rock, 17 september 2011: Tussen de overwegend punkachtige groepen die dag op Rat Rock in Harelbeke, en de ophoudelijke regen die voor de enige constante – naast het vele bier – op het festival zorgde, trad het Franse duo Pneu op, die in het midden van de tent hun instrumenten opstelde en gewoon te midden van een laaiend enthousiast, strontzat publiek met een neiging naar moshpits en moddergevechten de beuk erin zetten en een ontzettend energiek optreden begon. Hun muziek is razend snel en bestaat enkel uit drums en gitaar, geen zang dus. Het werd oppassen om niet te midden van het drumstel te vallen of tegen de gitaarversterker aan te knallen, maar gelukkig is er zoiets niet gebeurd. Het was een erg krap optreden maar het was zo speciaal dat niemand van de aanwezigen dit nog zal vergeten!
10.   Dananananaykroyd, Dour, 15 juli 2011: Schotse ADHD’ers die met hun ‘fightpop’ van plan waren om de hele Club Circuit Marquee met de grond gelijk te maken, enkel en alleen door stevig te feesten. Voor je het wist stonden beide zangers tussen het publiek te zingen en ons aan te moedigen om NOG harder te moshen. Zwaar feestje!
Samen met vooral nog Kasabian, Kaiser Chiefs, This Will Destroy You, Klaxons, Pulp (vooral hun twee grootste hits waren voltreffers), Swans, The Bony King of Nowhere, The Sore Losers, Buurman, The Rapture, The Herfsts, Psycho 44 (tegen een achtergrond van een dreigende bliksemhemel!), Kapitan Korsakov, Lyenn, Kiss the Anus of a Black Cat, twee maal Yuko, Räpe Blossoms, Misfits en nog zoveel meer heb ik alweer een geslaagde festivalzomer achter de rug!

woensdag 7 september 2011

Over België, consumptie, vrijheid van meningsuiting, het cordon sanitaire en de media

Deze tekst schreef ik enkele jaren geleden. Ik vind dat er nog steeds veel waarheid in zit, al moet het hier en daar wel met een korreltje zout genomen worden... En toch is het over het algemeen nog steeds min of meer mijn tegenstrijdige en complexe mening over onze huidige maatschappij in een notendop.


Zoals de Kerk de mens eeuwenlang dom en onwetend heeft gehouden, zo doen, of tenminste proberen, zowel kapitalisme als socialisme dat nu ook.
Natuurlijk hebben ze hiervoor elk een andere manier bedacht. Vroeger werden zogenaamde heidenen voor hun goddeloosheid gestraft. Ze werden gemarteld of gedood. Ook mensen die een andere god aanbaden werden vervolgd. Denk maar aan de godsdienstoorlogen in de zestiende eeuw. Een klein verschil binnen een zelfde godsdienst leidde tot afschuwelijke slachtpartijen.
Die tijd is voorbij. Gelukkig. De Verlichting had de Franse Revolutie tot gevolg, en sindsdien gelooft de mens dat hij vrij is. En misschien is dat wel zo. Of misschien ook niet. Dat hangt af van hoe je het bekijkt. De mens mag nu vrij welke godsdienst dan ook uitoefenen. Als hij niet gelooft, wordt hij hiervoor niet vervolgd. Er is een vrijheid van meningsuiting. Althans wordt dit toch beweerd.
Maar er is een nieuwe godsdienst ontstaan. Het geloof in consumptie. Onze kapitalistische maatschappij moedigt iedereen aan om massaal te consumeren. Consumeren betekent gelukkig zijn. To be is to buy. Mensen zijn niet meer gelukkig als ze niet heel veel geld kunnen uitgeven, en dan nog liefst aan de meest nutteloze dingen eerst. Zolang de mens onderworpen blijft aan deze consumptiemaatschappij en het kapitalistische systeem blijft vereren, is er niets aan de hand. We leven ons rustige leventje voort en zappen wanneer de bittere gevolgen van onze grote luxe en eurocentrisme op de televisie verschijnen. Want deze gang van zaken heeft natuurlijk ook een keerzijde. Alleen geldt die niet voor ons. Of wel?
Wie verder nadenkt, weet dat ook wij lijden onder dit soort van maatschappij. Alleen beseffen we het niet. Tegenover al deze weelde en luxe staan middelmatigheid en afhankelijkheid. We zijn niet vrij. We denken enkel dat het zo is. Slaafs slikken we alles wat ons voorgekauwd wordt. Zo maakt men ons gelukkig en gehoorzaam. Niemand zal het in zijn hoofd halen dit in vraag te stellen. Waarom ervoor kiezen dit luxeleventje opgeven en te twijfelen aan de rechtmatigheid van dit bestaan?
Iedereen leeft dus hetzelfde leventje en hoe harder we op elkaar lijken hoe beter. We hebben onze idolen en zo willen we ook zijn. Daar streven we naar. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn natuurlijk die flinterdunne modellen die je overal in boekjes en op televisie ziet. Welk meisje droomt er niet van om zo'n 'perfect lichaam' te hebben?
In deze wereld is persoonlijkheid taboe. Waarom je afscheiden van de kudde? Waarom kiezen voor een moeilijker leven? Waarom verder kijken dan wat je met je oogkleppen op kunt zien? Waarom verder nadenken dan wat je voorgeschreven wordt?
Het spreekt voor zich dat de media hier een zeer grote rol in speelt. Zij bepalen het nieuws en dus ook de ideologie van de modale mens. De mens is niet enkel een schaap omdat hij zo gemakkelijk met de kudde meeloopt en niets anders kent dan die kudde, voorafgegaan door de herder, de leider, maar ook omdat hij zo snel bang te maken is. Doe nog maar alsof je achter een schaap wil aanlopen en het bange dier maakt zich uit de poten. Zo ook kan de overheid ons via de media perfect hersenspoelen en ons doen denken wat zij willen. Vrijheid van meningsuiting wordt dan een wel heel relatief begrip.
Racisme is jammer genoeg de wereld nog niet uit. Maar dankzij socialisme heeft zo goed als elk ras, elke godsdienst, elke geaardheid zich kunnen emanciperen, en diversiteit wordt nu alom geprezen. En terecht. Maar is deze diversiteit wel zo divers? We mogen er dan wel allemaal anders uitzien, allemaal in iets anders geloven, op andere partijen stemmen (die toch één pot nat zijn) en een andere seksuele voorkeur hebben, maar zijn we dan echt zo verschillend? Socialisme en het dogma van tolerantie en verdraagzaamheid lijken tegenwoordig wel pal tegenover de vrijheid van meningsuiting te staan. Alles wat nog maar naar racisme of onverdraagzaamheid ruikt wordt gebrandmerkt en verworpen. Er is een voortdurende jacht op vermeend racisme, een jacht die me erg doet denken aan het McCarthyisme van de jaren vijftig.
Mogen we echt alles zeggen, schrijven, roepen of scanderen wat we willen? Heerst er in België echt een vrijheid van meningsuiting zoals dat in de grondwet staat? Is censuur echt verboden? Of wordt het dagelijks door de overheid en de media gehanteerd? Dit zijn dingen waarover dringend moet worden nagedacht.
Paradoxaal genoeg is de Vlaamse partij die het luidst om vrijheid van meningsuiting roept, net diegene die een uiterst gewiekste vorm van hersenspoeling het meest toepassen. Met een overdreven profetisme boezemt deze partij ons dagelijks een ongegronde angst voor het vreemde in. Nog maar eens wordt bewezen hoe effectief deze methode is. Dat kan je zien aan de populariteit van deze bepaalde partij die, mocht het enorm ondemocratische cordon sanitaire niet bestaan, al lang met een absolute meerderheid in de regering zou zitten. Zo kan je stellen dat een heel ondemocratisch principe een partij, tegen diversiteit maar voor vrijheid van meningsuiting, ervan weerhoudt over ons land te regeren. We hebben een klein landje, maar oh wat zit het ingewikkeld in elkaar. Zoveel tegenstrijdigheden, zoveel complexiteiten? Wie kan er nog aan uit? In een maatschappij waarin de grote vissen vechten voor de macht, heeft de kleine garnaal niets te zeggen, heeft zelfs een indrukwekkende school garnalen niets te zeggen. Tot zover de vrije meningsuiting en de democratie in ons land. Op hun eigen manier zorgen onze leiders ervoor dat we gehoorzamen. Oppositie wordt op een veel efficiëntere wijze onderdrukt. Met de glimlach. En als het moet zonder. We hebben geen kettingen om onze ledematen, maar we zijn niet vrij. We denken dat we inspraak hebben, maar uiteindelijk hebben we dat nauwelijks. We leven ons eigen leven en stellen ons niet al te veel vragen over alles wat er fout loopt in de wereld. Niet omdat we schrik hebben dat we hiervoor gestraft zullen worden, maar omdat we gewoon de intentie niet hebben om dit te doen. We zijn gelukkig omdat onze omstandigheden overeen komen met hoe onze maatschappij geluk omschrijft. We denken niet, we laten voor ons denken. We worden geregeerd en regeren niet. We zijn geen arme, maar rijke boeren. Wie een essentieel verschil ziet met een dictatuur mag nu zijn hand opsteken.

Waanzinnig LUID en VEEL te dichtbij


Waanzinnig          luid          en          veel           te          dichtbij

Het is een grauwe nacht. Het is niet koud, maar ook niet echt warm. Eigenlijk is het nog niet echt nacht. Het is die specifieke overgangsperiode van schemering naar nacht die maximum een halfuur duurt.
Maar donker is het wel. En dat in een stad waar het bijna nooit écht donker is. En zeker niet op enkele honderden meters hiervandaan. Eenden drijven loom op het duistere meer. Ook voor hen is het avond. Alles lijkt eindeloos rustig en immens kalm. In de verte de bijna spookachtige torens van 146 Central Park West. Het perfecte begin van een nagenoeg zomerse nacht.
Samen met zijn vriendin en nog een ander koppel, wandelt Maarten terug naar het hotel. Om de saaie avenue te vermijden, nemen ze het park. De stilte is ongelofelijk. Wat een verschil met het zonet nog oorverdovende, drukke, levendige Times Square! Het enige dat nu nog oorverdovend is, is de stilte zelf! Helemaal afgepeigerd sleept het gezelschap zich voort over de verlaten Cherry Hill. Het is de bedoeling om het bruggetje over het meer over te steken om zo sneller uit deze donkere jungle te geraken. Maar dan…
“Zeg dat het niet waar is. We kunnen de brug niet over. Alles is afgesloten.”
“Omleidingen bestaan dus ook in parken. Damn!
“Oké, wat nu?”
“Ik wil zo snel mogelijk in het hotel geraken. Het is hier zo donker.”
“Anders gaan we gewoon weer die kant uit en dan maar langs het meer lopen?”
“Maar dat duurt toch veel te lang?”
“En de andere kant? Weer voorbij die fontein met die engel? Waar we net vandaan komen?”
“Dan moet je voorbij dat boothuisje. Dat is een hele omweg. Vergeet niet dat we dan aan de oostkant van het park uitkomen, terwijl ons hotel zich aan de westkant bevindt.”
“Terug naar rechts dan?”
“Er zal niets anders opzitten, schat.”
Hup. Cherry Hill weer over. Over de desolate wegen, langs het zwarte meer. In de verte een sombere gedaante die langzaam maar zeker op hen afkomt. Pas na enkele ogenblikken kan Maarten het instrument dat de bijna lugubere figuur in zijn handen houdt, onderscheiden. Nog later hoort hij dat de man er zelfs zachtjes op roffelt. Het is een tamboerijn. Een eenzame man, waarschijnlijk zo’n gek die niets beters te doen heeft dan met een tamboerijn door
Central Park te dwalen. Hij doet Maarten denken aan het hoofdpersonage uit dat boek dat hij al enkele dagen lang in zijn rugzak doorheen de stad draagt. Zijn gedachtegang dwaalt net af naar die keer toen hij in de metro van Parijs een man zag die sprekend op Zola leek, wanneer Suzanne hem iets vraagt.
“Wat zeg je?”
“Of we niet de verkeerde kant opgaan.”
“Volgens mijn kaart niet.”
“Volgens je kaart... Je hebt het voorbije halfuur niet meer naar je kaart gekeken.”
“Hoe komt het trouwens dat we ons plots aan deze kant van het meer bevinden?”
“Aan deze kant? Wat bedoel je, Koen?”
“Wel, daarnet hadden we het meer rechts van ons, en nu is het links van ons.”
“Dan moeten we ons gewoon omdraaien, dan hebben we het meer weer rechts van ons.”
“Maar we zijn heel de tijd in dezelfde richting blijven wandelen. Ik was gewoon even afgeleid toen ik die man met de tamboerijn zag. Hij deed me denken aan…”
“Ik was ook even met m’n gedachten ergens anders.”
“Ik ook. Hij deed me een beetje denken aan die film waarin…”
“Oké, oké, en ik ook. Kan gebeuren. We zijn moe. Het is donker. We zijn in een park waar vreemde muzikanten ronddolen. Niets aan de hand. Ik denk trouwens dat we die richting uit moeten.”
De zandweg leidt steil naar boven en begint hoe langer hoe meer uit rotsen te bestaan. Na enkele minuten rust het viertal even uit. Maarten zet zich neer en kijkt in het kille gezicht van Suzanne. Die ziet er even moe uit als dat hij zich voelt. Waren ze maar al in het hotel. Dan konden ze heerlijk onder de warme lakens kruipen en hadden ze tenminste een goede nachtrust. Morgen zal het weer een drukke dag worden, en bovenal, morgen zal het weer vroeg dag zijn. Dit was nu al de derde dag op hun schoolreis naar New York en elke dag zijn ze steeds bij het krieken van de dag opgestaan om zoveel mogelijk op één week tijd te kunnen zien. Bovendien vertrekt de groep morgen naar Boston, om daar op twee dagen tijd ook zoveel mogelijk te bezichtigen. Het zal ongetwijfeld een moeizame busrit worden. Ja, hij heeft er zin in, maar dan moeten ze nu wel maken dat ze in het hotel geraken. Dat de rest nog gaat pintelieren in The White Horse Tavern is zijn probleem niet. Het is ook niets voor Suzanne. Die heeft haar nachtrust nog meer nodig dan hijzelf. Stilaan onttrekt Maarten zich aan zijn mijmeringen en glijdt hij de werkelijkheid weer in. Hij staat met moeite recht en kijkt uit over het inktzwarte meer. Koen opent zijn mond om iets te zeggen, maar het is de dromerige Maarten die het eerst de onaangename maar bedwelmende stilte aan diggelen slaat.
“Kijk. Daar heb je de Dakota torens. Ze lijken zo ver.”
“Dat is The Dakota niet. Je bedoelt wellicht die hoge torens die iets verder staan. The
Dakota is een ander gebouw. Maar inderdaad, ze lijken heel ver weg. Het kan dus niet anders dan dat we ons aan de oostkant van het meer bevinden. Lijkt het jullie ook niet beter dat we gewoon de avenue zoeken, die dan helemaal uitwandelen en zo het park omzomen?”
“Maar dat is nog een heel eind wandelen en bovendien een serieuze omweg.”
“Ik wil gewoon niet blijven dwalen in dit doolhof. Het is al laat.”
“Ik denk dat de anderen voornamelijk nog pintjes zitten te hijsen in de Village.”
“Ja, maar als zij de metro nemen, zijn ze meteen thuis. Hier is in ieder geval geen metrostation in de buurt.”
“Inderdaad, het dichtstbijzijnde is waarschijnlijk 68th St-Hunter College. Volgens deze kaart dan toch.”
“68th? En wij moeten naar 103rd? Volgens jouw stomme plan, Maarten, moeten we nu dus helemaal tot Harlem wandelen, wat minstens de helft van de lengte van het park is – want vergeet niet dat we nog steeds ten zuiden van het reservoir zitten – dan de breedte van het park uitlopen en vervolgens nog dat korte stukje tot aan het hotel. Volgens jouw kaart zijn er nochtans transverse roads. Die gaan van oost naar west.”
“Oké, oké. Maar wat als we daar dan wéér verdwalen?”
“Dat zien we dan wel. Eerst moeten we zorgen dat we van deze heuvel geraken.”
“Ik vind het hier maar griezelig.”
“Je moet niet bang zijn, schatje, ik ben hier. En Maarten en Suzanne zijn hier toch ook? Ik bedoel maar, we zijn met z’n vieren. Er kan ons niets gebeuren.”
“Dat weet ik nog zo niet. We zijn nog steeds in New York.”
“Weet je wat een goed plan zou zijn? We zoeken 5th Avenue, wat echt niet moeilijk kan zijn want we kijken ernaar. Wanneer we die transversale weg tegenkomen, slaan we die in en wijken we niet van het pad af tot we ten westen van het park zijn.”
“Zo’n weg is eigenlijk ook een beetje als een straat, dus dat plan lijkt me feilloos. Maar we moeten wel de weg vinden naar 5th Avenue, dat nu trouwens belachelijk ver weg lijkt.”
“Goed. Eerst die heuvel weer af.”
De weg naar beneden is zo mogelijk nog slechter verlicht. Ze moeten echt opletten of ze glijden uit. Zo’n val zou er nog moeten bijkomen. Maarten houdt Suzannes hand vast en helpt haar bij de niet al te gemakkelijke afdaling. En dan gebeurt het.
Een schurend geluid. Een luide smak. Een vloek. Een kreet van pijn. Koen. Hij is uitgegleden en heeft Marie met zich meegesleept. Of andersom natuurlijk. Maarten opent zijn mond om te schreeuwen maar wordt even afgeleid door een vleermuis die vlak boven zijn hoofd in het niets voorbij zweeft.
“Koen? Marie?”
Maartens schorre kreten krijgen geen antwoord. Hij roept nog eens.
“Alles oké?”
Een met pijn gesmoorde stem geeft een duidelijk antwoord.
“Ik denk dat ik mijn voet heb omgeslagen. Wat er met Marie is, weet ik niet. Ze lijkt veel pijn te hebben. Marie? Gaat het? Ze antwoordt niet”
“Ik kom naar beneden.”
Het duurt even, maar uiteindelijk weten Maarten en Suzanne dan toch naar beneden te klauteren. Maar ze kunnen nauwelijks iets zien. Zo donker is het.
Plots hoort Maarten een oorverdovende schreeuw. Een schreeuw zo luid, zo waanzinnig luid, dat Maarten hem door zijn hele lijf voelt. Hij voelt hoe elk haartje rechtop gaat staan en het lijkt wel alsof de schreeuw in het hele park moet te horen zijn. In heel Manhattan. De schreeuw wordt de duisternis, het park, de angst, de pijn, de vermoeidheid. Alle ellende van de wereld lijkt zich in die afschuwelijke schreeuw te verzamelen. Een schreeuw, zo overheersend, dat het concept ‘stilte’ belachelijk onrealistisch wordt. Een schreeuw… zoals er nooit een andere geweest is.
Dan niets meer……………………………………………………………………………….. Behalve het geluid van een vallend lichaam, dat, in deze herwonnen stilte, bijna even luid klinkt als de voorafgaande schreeuw.
Pas nu beseft Maarten dat hij midden in een moordverhaal moet zitten. Dat alles wat er nu gebeurt en wat er zal gebeuren wel echt moet zijn. Dan is er geen ruimte meer tussen de letters en zijn leesbril, tussen het televisiescherm en zijn luie fauteuil. Dan zijn er geen chips om hem te sussen, geen cola om de spanning mee door te spoelen, geen zouten stokjes om de angst op stuk te bijten. Het gebeurt allemaal veel te dichtbij. Trillend van angst hervat hij zijn rol.
“Koen?”
Althans dat wil hij roepen. Veel meer dan hees gefluister wordt het niet. Het angstzweet breekt hem uit en compleet in de war tast hij naar Suzannes hand. Het is er niet meer. Het lijkt wel of de duisternis alles heeft opgeslorpt. Suzanne. Zijn vrienden. Het park. Manhattan. New York. Amerika. De wereld. Zijn hele bestaan. Het leven. De geschiedenis. En allesallesalles wat er ooit is geweest en er ooit zal zijn. Hij probeert zich een weg door het immense zwarte gat te banen en haalt zijn armen, benen en gezicht open aan ontelbare dorens. Hoe is hij plots in een struik beland? Hij weet het niet.
En dan. Voetstappen. De angst knijpt zijn keel dicht en overmeestert hem volledig. Hij kan niet meer nadenken. Hij lijkt wel verstikt door een wereld van angst. Een arm grijpt Maarten vast. Hij verstijft. Het is Suzanne.
“Maarten! Ik heb Koen gevonden. Hij is… Hij is dood!”
Ergens vermoedde Maarten het natuurlijk al. Maar de harde woorden van zijn vriendin maken toch nog diepe wonden. Ze rijten hem open en laten hem besluiteloos en verward achter. Suzanne moet haar vriend door elkaar schudden voor deze weer beseft wat er is gebeurd.
“Marie kon ik nergens vinden. Maarten, we moeten iets doen!”
En pas dan beseft hij dat de moordenaar – want natuurlijk gaat het hier om een moordenaar – hier nog ergens moet rondlopen en dat hij, als hij Koen heeft gedood, wel een of andere goede reden zal vinden om ook hem en zijn lieve schat af te maken.
“De weg.”
“De weg?”
“5th Avenue. Snel. Maakt niet uit hoeveel doornstruiken, rotsen, vijvers of tamboerijnen ons zullen hinderen. 5th Avenue moet vlakbij zijn. Kom, we maken dat we hier weg zijn.”
“En Marie dan?”
“Marie zal ongetwijfeld hetzelfde doen. Vooruit!”
“Maar we zien 5th Avenue niet meer. En kan jij met enige zekerheid zeggen waar de weg zich nu bevindt?”
Dat kan hij niet. Hij begint wanhopig te huilen. Het kan hem allemaal niets meer schelen. De tranen beginnen zachtjes te rollen. Ook Suzanne heeft het moeilijk. Die totale reddeloosheid. Die bijna volmaakte radeloosheid. Bijna, want ze hebben elkaar nog.
“Blijf dicht bij mij.”
“Oké. Ga niet weg.”
“Niet bang zijn.”
“Met jou erbij zal er niets gebeuren.”
Daar weet ze niets op te zeggen. Niets. Helemaal niets. Wat kan ze daar ook op zeggen? Hoe lang staan ze daar? Vijf minuten? Een kwartier? Een eeuwigheid? Wie zal het zeggen? Het is van geen belang. De schrik is het enige dat telt. Maartens hart bonst, en het bonst steeds luider en luider en luider en luider.
Een licht in de onmetelijke duisternis. Een zaklamp, zo blijkt. Een warme, vertrouwde stem spreekt hen rustig toe.
“Wees niet bang, ik ben het.”
“Ik herken die stem!” “Hij spreekt Nederlands?”
“Inderdaad, Maarten, jullie kennen mij heel goed.”
De man komt dichterbij. Maarten voelt nu alle onrust en angst uit zijn hart verdwijnen en kan een kreet van herkenning niet bedwingen.
“Onze tandarts! Maar dat is ongelofelijk. Wat doet u hier?”
Mijnheer Holmhut, Bruno voor de vrienden, de tandarts waar Maarten en Suzanne al jaren naartoe gaan, lacht hen hartelijk toe.
“Goedenavond Maarten, Suzanne. Laten we hier snel weg gaan. Het spookt hier.”
Maarten en Suzanne kijken elkaar wat ongemakkelijk in de ogen. Waar heeft Bruno het in godsnaam over?
Het drietal dwaalt door het park, dat nu trouwens veel van zijn akeligheid verloren heeft. Ze wandelen over een goed verlicht pad en hier en daar lopen nog wat mensen te joggen of hun hond uit te laten. Maarten ziet zelfs nog enkele auto’s op de weg voorbijrijden. Het vreemde gezelschap slaat linksaf de transverse road in.
Na enkele meters blijft Bruno staan. Boven hen torent het lugubere Belvedere Castle, gehuld in een dichte, donkere nevel van vleermuizen. Maarten kijkt langzaam naar boven wanneer grijze wolken een volle maan onthullen. Plots begint Bruno boosaardig te lachen, wat een huiveringwekkend moment van pure horror had kunnen zijn, mocht het niet wat van zijn effect verliezen door de luide wind die Maarten, ondanks geen klein beetje moeite, niet kon tegenhouden.
Bruno en Suzanne kijken naar Maarten, die nu toch wel een beetje begint te blozen.
“Sorry,” stamelt hij, “de zenuwen, weet je wel.”
Suzanne kan een glimlach van herkenning niet onderdrukken. Ook zij heeft die avond meer dan eens een scheetje moeten laten. Dat kan de beste overkomen.
Bruno echter ziet hier de humor niet van in. Bedroefd en toch wel wat nijdig keert hij op zijn schreden terug, tot hij door de struiken en de bomen niet meer te onderscheiden is.
“Kom,” fluistert Suzanne, “we gaan terug naar het hotel. Nog een halfuurtje doorwandelen en we zijn er.”
“Wat een avond”, geeuwt Maarten. “Ik heb er honger van gekregen. En ik kan ook wel best een massage gebruiken.”
“Ja,” glimlacht de mooie Suzanne hem toe, terwijl ze zich langzaam in de richting van het museum begeven, “maar ik ook.”

Gert Vanlerberghe

Stockholm 2-5 september

STOCKHOLM
Dit weekend nog eens een heuse citytrip gedaan met mijn vriendin. Deze keer naar Stockholm! Het was veel te lang geleden dat ik in Scandinavië was geweest (Kopenhagen in winter 2006) en zo noordelijk als Stockholm was ik nog nooit geweest. Het werd een welkome afwisseling met het deprimerende regenweer van de Belgische 'zomer'. Enkel vrijdag hadden we een paar stevige buien en voor de rest bleef het het hele weekend in Stockholm droog, relatief warm en vooral ZONNIG! En dat is vrij uitzonderlijk voor deze tijd van het jaar in Stockholm.
We vertrokken op de ochtend van 2 september 2011, 's morgens in de vroegte. Vanaf het vliegtuig hadden we, na eerst over heel West-Nederland te hebben gevlogen, al een prachtig zicht op de naaldbossen en meren - of zijn het fjorden? - van Zuid-Zweden. Veel natuur zouden we op onze trip niet zien, dus deze uitzichten waren zeker welkom. We landden in de luchthaven Skavsta en moesten nog anderhalf uur met de bus naar de Zweedse hoofdstad rijden. Onderweg passeerden we eerst eindeloze velden met her en der de typische roodgeverfde Zweedse boerderijtjes en, later, verschillende eilanden, die langzaam maar zeker de komst van de hoofdstad aankondigden.

Aangekomen aan het Centraal Station van Stockholm wandelden we naar het beginpunt van onze wandeling: het eiland Kungsholmen aan het Mälarmeer, waar het indrukwekkende Stadshuset, waar elk jaar de Nobelprijs wordt uitgereikt, stond te schitteren in de zon. Van hier heb je het typische zicht op de eilanden Riddarholmen en de Gamla Stan, ofwel oude stad. Vooral de Riddarholmskyrkan valt op. Het bekendste postkaartfotootje van Stockholm is dan ook het standbeeld van het mannetje aan het stadshuis met op de achtergrond deze imposante kerk. Mussen en kwikstaartjes speelden in de mooie tuin en wij gingen de binnenplaats van het stadshuis checken, die ook zeer de moeite is.

We verlieten dit eilanden en wendden ons naar het 'vaste land', wat eigenlijk ook gewoon een eiland is, maar dan veel groter dan de andere eilanden van centraal Stockholm. Hier kon vooral het interieur van de hoge Klara kyrka ons boeien, maar ook de gezellige drukte van de Drottninggatan, zeg maar de Nieuwstraat van Stockholm! Toen we de Hötorget bereikten, begonnen het te gieten, en moesten we schuilen in één van de kraampjes van de dagelijkse markt daar. Aangezien het bleef regenen, zetten we de tocht dapper verder en zo bereikten we het lelijke Sergels Torg, belangrijk centraal plein van Stockholm waar altijd wel iets te beleven valt. Veel boeiender vonden we de Kungsträdgården, ofwel koninklijke tuin, met de vele standbeelden, de zwanenfonteinen, de felrode Jacobs kyrka en de mooie bloemenperkjes. Hier heb je ook een magnifiek uitzicht op de Galma Stan en Skeppsholmen, nog een ander eiland en ook één van de weinige eilanden waar we dit weekend geen voet hebben gezet. Op naar het Nybroplan en het sjieke Berzelii Park (met het nog sjiekere en peperdure Berns café). Dit is echt een klassebuurt van Stockholm. Het is heerlijk flaneren langs de Strandvagen. Met de vele kleine paliesjes netjes op een rij langs de kaai geplaatst, lijkt het wel de perfecte combinatie van de Cogels-Osylei en Saint-Tropez (inderdaad, de Zweden hebben meer recht om deze vergelijking te gebruiken dan de Noord-Antwerpenaren in het door hen getermde Saint-Tropez-aan-de-Schelde, maar dat is een ander verhaal! http://www.youtube.com/watch?v=kZkqOup0_EI ). Je hebt er ook een goed uitzicht op Gröna Lund, het Zweedse antwoord op het Deense pretpark Tivoli, in het hartje van Kopenhagen.

We staken de brug over naar de Gamla Stan, maar wierpen eerst een blik op het imposante Riksdagshuset op het piepkleine eilandje Healgeandsholmen, waar ook de lange Drottninggatan begint. Het eerste gebouw dat je onmiskenbaar tegenkomt in de oude stad is het koninklijk paleis Slottet. Hier is geen koning of koningin meer te vinden - die wonen nu in Drottningholm - maar het barst er wel van de wachtposten. De aflossing van de wacht hadden we jammer genoeg gemist, maar ze hier en daar keurig zien marcheren is ook al de moeite. Het buitenste slotplein is zeker een bezoekje waard, het binnenste waarschijnlijk ook, maar dit hebben we jammer genoeg moeten overslaan.
Op het grote plein iets verderop, het Slottsbacken, vind je een obelisk. Hier vertrekken de geleide wandelingen door de Gamla Stan. Wij besloten het zelf allemaal te ontdekken en vergaapten ons aan het prachtige interieur van de Storkyrkan, ofwel kathedraal (magnifiek standbeeld van Sint-Joris die een draak van kant maakt; gigantisch barok schilderij dat, zonder veel verhulling, het laatste Oordeel uitbeeldt; een bijna vier meter hoge zevenarmige kandelaar; het Parhelium, eerste afbeelding van Stockholm ooit!; enzovoort), rustten uit op de bescheiden 'grote markt' van Stockholm, Stortorget genaamd, en verdwaalden in de vele kleine straatjes tussen de Nygatan en de Västerlånggatan. Heerlijk om hier te kuieren, hoewel het hier soms net iets te druk kan zijn. Hier zijn we dan ook vaak teruggekomen, vooral in de avond! Middenin dit alles staat de imposante Tyska kyrkan, de Duitse kerk, zeker een bezoekje waard!
Na een korte oversteek naar het mini-eilandje Riddarholmen, met de wereldberoemde kerk zelf, wandelden we via de Munkbroleden naar Slussen, een ingenieus verkeerskruispunt aan het begin van het veel grotere Södermalm, een eiland in het zuiden van het Stockholmse centrum. Heel trendy wijk dat op een heuvel ligt.
Zo klommen we naar Vita Bergen, een mooi park dat bovenop de heuvel ligt, en vanwaar we een prachtig zicht over de stad hadden. Hier lagen veel jongeren te genieten van de zon, de drank en natuurlijk de eerste uren van hun weekend! We verlieten dit park, met de trotse Sofia kyrka, en wandelden terug naar het noorden van het eiland, maar niet eer we verrast werden door een stortregen van jewelste. Tijdens het schuilen, merkten we hoe het water stijl de helling afliep. Toch een hele belevenis. Toen we Slussen weer bereikt hadden en we via de Gamla Stan weer naar het noorden wandelden, werden we wel beloond op een prachtige dubbele regenboog die zich over het water en de vele monumenten en 'landmarks' die de skyline van Stockholm telt, spreidde. We bleven nog lang in de stad rondkuieren en spraken vervolgens af met onze Couchsurf host, een Griek met een passie voor reizen, net zoals wij! Het was een lange dag en voldaan vielen we in slaap.
Dag twee van onze citytrip werd een museumdag! Eerst namen we de metro naar het bekende Skogskyrkagården, een kerkhof dat op een meesterlijke manier in een mooi bos is aangelegd. De combinatie van grafzerken en flora is meer dan geslaagd.
Djurgården is het 'museumeiland' en daar zouden we de rest van de dag vertoeven. Eerst naar Skansen, het oudste openluchtmuseum ter wereld, gelegen op dit vooral groene eiland met een ongelofelijk uitzicht op Östermalm.
Hier vind je een soort van Bokrijk: oeroude kerkjes en huisjes uit verschillende periodes over heel Scandinavië, aangevuld met een minidierentuin met bijna uitsluitend Scandinavische dieren. Zo konden we elanden, lynxen, beren, wisenten, veelvraten en wolven van heel dichtbij bekijken. Er was ook een zeehondenshow.
Het belangrijkste en meest unieke museum van Stockholm echter, is Vasamuseet. Hier wordt een schip tentoongesteld dat 333 jaar lang in de modder op de bodem van de Saltsjön heeft gelegen, nadat het op haar 'maiden voyage' in het zicht van heel Stockholm is gekapseisd en gezonken. Hier kwamen 'maar' een vijftigtal mensen bij om, omdat er genoeg omstaanders waren die hen bij deze ramp wilden helpen. Het oorlogsschip, hét pronkstuk van Gustav II Adolf, is indrukwekkend om te zien! Toen het in 1628 te water werd gelaten, moest het een belangrijke rol spelen in de verovering van Europa. Jammer voor de Zweedse koning is dat net iets anders verlopen... In 1961 werd het schip bovengehaald maar, ondanks het onderhouden van dit unieke relikwie uit het verleden, is het voortbestaan van dit rijkelijk versierde schip ernstig bedreigd, met vooral zwavelzuur en het verschijnen van kristallen op het hout, als grote problemen. Heel interessant museum met een hele verzameling aan spullen die uit het wrak zijn gehaald, waaronder enkele skeletten van de ongelukkigen die de ramp niet hebben overleefd! Dit museum is uniek in de wereld!
We namen de ferry naar de Gamla Stan, waar we nog even doelloos rondzwierven. Toch wel onze favoriete wijk in de stad, maar dat is geen verrassing. Met de metro gingen we nog enkele verre plekjes in het noorden van de stad checken, zoals Mörby en Pipers Park in Tivoli, waarna het weer tijd was om appartementswaarts te keren.
Derde en laatste dag van onze reis. We begonnen met het imposante Drottningholm slott, de huidige woonplaats van de koninklijke familie. Zowel het paleis zelf als de tuin deden me sterk aan Schönbrunn in Wenen denken. In de symmetrische tuin kregen we gezelschap van een zeer talrijke groep brandganzen, die veel lawaai bij hadden. Het intererieur van het paleis was ook de moeite, met knappe, oogverblindend mooi versierde vertrekken.
Nog iets dat we gezien moesten hebben, was Vaxholm, een eilandje ten oosten van Stockholm. Mooi haventje met bootjes en vogels bij de vleet. Hier konden we wat uitwaaien, maar eigenlijk keerden we alweer iets te vlug terug naar de stad.
We beklommen zowel Observatorielunden als de uitkijkpost aan Slussen en, needless to say, hadden prachtige uitzichten op de stad, van twee totaal verschillende punten, that is. Wanneer we niet meer goed wisten wat we nog konden doen, wandelden we dan maar naar het stadshuis, waar we rustig naar de Gamla Stan tuurden en ons afvroegen waar we die avond zouden eten. Na het avondmaal in een Italiaans restaurant op de Gamla Stan spraken we af met onze sympathieke Griek, die ons naar een koffiebar in de Birger Jarlsgatan in Östermalm leidde. Een laatste nachtwandeling bracht ons van Östermalm naar Slussen, vanwaar we voor de allerlaatste keer de metro richting onze verblijfplaats namen. Morgen zou het vroeg opstaan worden, om weer huiswaarts te keren. Mooie stad, uitstekend voor een citytrip van drie dagen, en om 'eens weg' te zijn! Aanrader :-)

Voor mijn verslag over m'n reis in Centraal-Europa begin deze zomer: http://gertvanlerberghe.blogspot.com/2011/06/wenenbratislavagyor-10-13-mei.html