woensdag 17 oktober 2018

Waarom ik niet opsta

Mijn neusgaten groeien zienderogen en de randen vertonen scheurtjes. Iemand heeft er zijn vuistdikke vingers in gestopt en peutert nu als een bezetene. Korsten van snot vallen tussen mijn voeten op de tegels. Ze vormen een cryptisch kattenbelletje, krioelen eerst nog als pissebedden over en door elkaar heen en vormen tot slot een gezicht, bloedkorstkleurig. De Waarschuwing. Ik voel mijn hart bonzen onder beide schouders. Twee duistere werkplekken verscholen tussen arm en zij. Ongebreidelde industriële manie. Mijn sleutelbeen als onvrijwillige schokdemper. Er wordt gesleurd en gehouwen aan mijn lichaam dat het een lieve lust is.


Het gezicht dat uit mijn neus is komen kruimelen is dat van een vrouw. Ze hoeft geen half woord te zeggen om mij te doen begrijpen dat de kwestie ernstig te nemen is. Ik weet dat ik niet slaap. Ik blaas haar weg als zand van een handdoek. Schud haar uit.


Vlugvooruit vierentwintig en ik ben een oceaan van plastic. Stil zoals mijn naam doet vermoeden, een mystieke westenwind bespeelt mijn zeewierhaar. De parasieten zetten hun rampkoers verder. Mijn besmette massa vermeerdert. Eureka. Voor mij graag een witbeer. On the rocks? Je kent me. Ik kom hier te vaak. Laat hem balanceren als een acrobaat. Koorddanser van het hoge noorden. En maar dansen. Zonder neusring. Zonder bezoldiging. Bezondering. Uitgezonderd zonderdakslui in roze limousines.


Waarom ik niet opsta. Mijn maag protesteert. Mijn slokdarm is een stuk lek geschoten rubber, druipend van verspild talent. De kernreactor in het holst van mijn lijf pruttelt en borrelt giftig gas als rooksignalen naar mijn brein. Welke tempel davert op welk plein? Sla een bres in de muren want er dient dringend een heilige tekst te worden geloosd. De opluchting blijft tintelen. Koortsachtig doorzoek ik mijn appartement. Ik vind stekkers en draden en breek verbindingen. Alle volt moet worden ontmoedigd. Onoplettende waaklampjes worden snel gesmoord. Ik struikel over de oorzaak van mijn nachtelijk gedrag. Na mijn roes = eerste werk een uitje naar de glascontainer. Er groeit een woud van lege getuigen onder mijn aanrecht. Morgen sla ik al mijn schaamte aan diggelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten