Sri Lanka, deel 1: Negombo en de koningssteden
In België staat een mooie nazomer voor de deur, maar ik hoor het oosten om me roepen. Een reis buiten Europa was weer een tijdje geleden. Deze keer staat Sri Lanka op het programma, een eiland zo groot als de Benelux, pal onder grote zus India. Net als bij de vorige grote reis maak ik een tussenstop in de luchthaven van Dubai, deze keer vroeg in de ochtend. Futuristische wolkenkrabbers laten zich strelen door het vroege zonlicht, met als meest opvallende blikvanger de Burj Khalifa, die loodrecht naar de Arabische hemel lijkt te schieten. Hier en daar duikt een schaarse minnaret of palmboom op in dit landschap van beton. De overstap naar Sri Lanka is vrijwel onmiddellijk.
Volgens de islam verbleven Adam en Eva hier, nadat ze uit het Paradijs werden verbannen. Al wordt eveneens beweerd dat Sri Lanka het Hof van Eden zelf is en dat het allereerste echtpaar via de Adamsbrug naar India werd verjaagd om het zonder privileges te moeten leren rooien. Al een half millenium voor Christus stichtte Vijaya, Indiase prins, hier zijn dynastie. Na de machtige koningssteden werd Colombo de hoofdstad van dit land, dat onder koloniaal bewind (eerst Portugal, dan Nederland, tot slot de Britten) tot Ceylon (Zeeland) werd omgedoopt. In 1972, 24 jaar na zijn onafhankelijkheid, nam het eiland van de leeuw de naam Sri Lanka weer aan.
Ik land in het westen van het eiland en reis naar de omgeving van Marawila, aan de westkust. In het verkeer vallen de tuk-tuks meteen op. Langs de met reclameborden bekladde expresweg wisselen de boeddhistische tempels, kerken in koloniale barok, villa's en bouwvallige winkeltjes elkaar af. Beelden van Boeddha, Jezus en Maria in eindeloze vormen en maten. Mijn taxi rijdt Negombo voorbij, een vissersstadje, waar het leeuwendeel van de inwoners katholiek zijn. Het is zondag, dus rustdag. Zodra we de hoofdweg verlaten, worden de villa's rianter, de palmen talrijker. In het resort, in Nainamadama, vlakbij de oceaan en in een authentieke groene omgeving, leer ik mijn medereizigers kennen.
Wat zijn de Singalezen gastvrij. Na een paar uur aan het zwembad met de Nederlanders en Belgen ga ik alleen naar het dorp. Iedereen zegt vriendelijk goedeavond en bij valavond nodigt een sympathieke vader me uit om me bij zijn grote familie op het strand te zetten, terwijl hij in de oceaan gaat vissen. Met zijn gepensioneerde vader heb ik, elk in een plastic strandstoel, een filosofisch gesprek, terwijl de zon langzaam kopje onder gaat. Als je je inzet voor de samenleving, en leeft met de visie dat we allemaal mensen zijn, zal God je in de hemel belonen. Vleermuizen wrijven de prut uit hun ogen terwijl brommers luid klaxonnerend door de weggetjes vlammen. Onze gids Wimal neemt ons tot slot uit eten in een typisch Sri Lankaans restaurant. Pikant!!!
Pas laat 's avonds komt ook de achtste reiziger, Igor, het resort binnen. Nu zijn we volledig: acht reizigers, de gids, de chauffeur en de helper. Op de eerste volledige dag rijden we 's morgens naar Negombo, vroeger bekend om de kaneelhandel. De populaire hotels liggen tussen de lagune en de oceaan. Een twintigtal authentieke bootjes vissen aan de horizon. Waar die vis naartoe gaat, zien we in de vismarkt van Negombo. De stank is explosief wanneer we het busje uitstappen. Overal liggen rijen vissen te drogen in de zon, terwijl zilverreigers en de alomtegenwoordige kraaien hun kans wagen. Op tonnen worden de vissen een kopje kleiner gemaakt. Ik zie tonijn, pladijs, sardine, rog... Een van de katvissen leeft nog.
Op de brug over de lagune heerst ochtendddrukte. De vissersbootjes zijn in verschillende kleuren geschilderd. Even kleurrijk zijn de hindoetempels, versierd met hun vele, vele goden (Vishnu, Shiva, Skanda, Ganesh...). Het hindoeïsme is hier trouwens een minderheidsgodsdienst, te midden van de vele kerken en boeddhatempels.
De Hollanders hebben hier en daar forten gebouwd, maar ook een kanaal van 120 km lang achtergelaten, tussen Colombo en Puttalam. We gaan op watersafari in een motorbootje. In het sterk vervuilde water drijft een dode opgeblazen kogelvis. Bengaalse varanen luieren op de stenen wallen. Verder ijsvogel, zilverreiger, blauwe reiger, aalscholver, beo, Siberische grondeekhoorn, Brahmaanse wouw, strandloper, bontbekplevier, honingzuiger, drongo, bijeneter, buulbuul, purperreiger. Een groene parkiet heeft z'n huisje in een onthoofde palmboom gemaakt. Ook de tropische flora zijn een streling voor het oog, van de giftige bomen tot de woeste mangroven en reuzenvarens. Sommige palmen groeien horizontaal. Hoog in de lucht zweeft een eenzame vlieger over het kanaal.
Het bootje zet ons handig af in ons hotel in Nainamadama. Tijdens de lunch op het terras aan het water komen enkele varanen voorbij zwemmen: mini-dino's met gevorkte tongen. Na een duik in het zwembad trekken Kee en ik het dorp in. Igor trotseert al een paar uur de wilde golven van de oceaan. Zijn voet bloedt, want hij is in een vishaak getrapt.
4u is vroeg om op pad te vertrekken. Het doet pijn. We rijden met z'n elven naar het noorden, door Marawila met haar vele kerken en tempels, met gigantische verlichte beelden van Boeddha en Vishnu. Bij zonsopgang naderen we Wilpattu National Park, waar we op jeepsafari gaan. Het is best moeilijk om de vele straathonden te vermijden. Schoolkinderen staan vertrekkensklaar. Dan rijden we het park in. We zien pauw, beo, haas, damhert, grote rivierarend, mangoest, ijsvogel, buffel, slangenarend, Indische nimmerzat, zilverreiger, sambarhert, wild zwijn, luipaard, zwartkopibis, groene parkiet, leguaan, ceylonkroonaap (makaak die enkel in Sri Lanka voorkomt en met een Jommekeskapsel), bijeneter, termietenheuvels, en heel wat kleine vogels en hagedissen. Alles staat stil wanneer vijf meter voor onze jeep een luipaard wandelt. Tijdens de pauze probeert een tiental makaken ons eten te jatten.
We rijden door naar de oudste stad van Sri Lanka, Anuradhapura, met de drie grootste dagoba's (of stoepa's, reliekkamers) ter wereld en een tak van de heilige bo-boom waaronder Boeddha de verlichting vond. De oude koningsstad ligt aan twee kunstmatige meren of wewa's: Tissa Wewa en Basawak Kulam. Voor de boeddhisten is dit een van de heiligste plekken in Sri Lanka. Voor Sri Maha Bodhi, de heilige bo-boom, alleen al komen pelgrims van over de hele wereld naar Anuradhapura.
De stoepa's zijn immens en in witte of rode steen opgetrokken. Honderden olifantenbeelden lijken ze te dragen. Jetavana, de grootste, is 122 meter hoog. De vele boeddhabeelden, wachterstenen en maanstenen zijn erg fraai. Onder de prachtige beelden zijn er ook die van hindoegoden. Soms is religie een package deal. Verder vinden we de restanten van oude paleizen. Monniken dragen oranje en hebben een kaalgeschoren kruin, zowel mannen als vrouwen.
Het duurt een kwartier om rond de Abhayagiri-dagoba te wandelen, een kolossale piramide in miljoenen bakstenen. Een vroege vliegende hond fladdert een boom in. Makaken en langoerapen spelen aan de twee gigantische stenen koningsbaden. Honderden gelovigen in het wit komen offers brengen aan Boeddha, zowel in Sri Maha Bodhi als in de spierwitte Ruwanweli Seya. Ook wij offeren lotusbloemen. De heilige bo-boom is meer dan 2000 jaar oud. Gelovigen zingen en wandelen in een processie. Anderen bidden plat op de grond met hun hoofd tegen de stoepasteen aan. Overal ruiken we wierook, slenteren straathonden. Bij een ondergaande zon is het gehele plaatje erg aangrijpend. Dit is de kern van religie in Sri Lanka, het intens spirituele karakter ervan masseert onze ziel. Vol van de dharma gaan we slapen.
Na het ontbijt rijden we naar Mihintale, een ander belangrijk bedevaartsoord, met zijn eigen stoepa's en een grote witte boeddha bovenop een granieten heuvel. Hier ontmoette de prins-monnik die het boeddhisme naar Sri Lanka bracht de toenmalige koning voor een IQ-test. De koning slaagde in de test en dus kon in Sri Lanka het boeddhisme worden geïnstalleerd. Het echte boeddhisme gaat over het trainen van de geest en het te reinigen van verlangens en dus lijden. Al die tempel- en beeldenweelde was nooit Boeddha's wens, want een echte boeddhist heeft dat niet nodig op zijn uitje naar het nirwana.
De bus brengt ons al halverwege de granieten heuvel. In de restanten van de eetzaal zien we twee grote stenen troggen, één voor rijst, één voor curry. De eeuwenoude trappen naar het heiligdom zijn mooi uitgehouwen. Het uitzicht over het uitgestrekte woud en velden en de stoepa's van Anuradhapura in de verte is verbluffend. Makaken kruipen met groter gemak over de meditatierots, die voor ons ook best meevalt. Op de rots, aan de boeddhistische vlag, ontmoet ik een Singalese, die al heel haar volwassen leven in Canberra woont, en voor het eerst terugkeert als toerist.
Na de lunch in Habarana rijden we naar Minneriya National Park. We zitten nu vrij centraal op het eiland. We zien langoeraap, ceylonkroonaap, krokodil, Indische olifant, bijeneter, kievit, blauwe reiger, zilverreiger, jakhals, ijsvogel, visarend. Op een open veld vinden we een kudde van een tachtigtal olifanten. Fenomenaal om zoveel van deze majestueuze dieren bij elkaar te zien. Ze graven rustig terwijl ze hun kalfjes proberen te beschermen. Wanneer we te dichtbij komen, jaagt een volwassen olifant ons inderdaad een paar seconden achterna. Ondertussen zijn we trouwens met bijna 40 jeeps, wat de dieren moet frusteren. Eén stier heeft wel héél veel zin in een potje olifantenseks, en achtervolgt met zijn pythonlange lul, een olifant van het andere geslacht, die op tijd de benen neemt.
Polonnaruwa was eeuwenlang de hoofdstad van Sri Lanka, na Anuradhapura. De diverse antieke monumenten van deze koningsstad is onze volgende stop. Onderweg naar ons hotel daar zien we nog een mooie blauwe staande boeddha op de oever van een eeuwenoud artificieel meer. Er zijn ook kleine tempels ter ere van Ganesh. Ooievaars cirkelen boven water. Vliegende honden hangen ondersteboven aan elektriciteitskabels, levend en dood. Heilige koeien kuieren langs de weg. Singalese mannen wassen zich in Parakrama Samudra, een groot meer bij Polonnaruwa, door de koning uitgegraven in de 12e eeuw. In het hotel vinden we de weg naar whisky en bier.
De heiligdommen van Polonnaruwa zijn voor de volgende morgen. Net als bij Anuradhapura zijn de vele monumenten verspreid over een groot domein, met centraal de citadel met het koninklijk paleis of wat ervan overblijft. Ook hier weer vele beelden van Boeddha, leeuwen en ganna, de dikke mannetjes die symbool staan voor de welvaart. Opvallende bouwwerken zijn de Vatadaga, het Satmahal Prasada, de stoepa Rankot Vehera, de schitterende ruïnes van Lankatillaka Vihara, de rotstempel Gal Vahira. Heel wat boeddhabeelden werden onthoofd door een Indische hindoekoning. De paleizen en tempels moeten enorm zijn geweest. Buiten het archeologische museum zwemt een 2 meter lange varaan in een ondiep kanaal. Bij 35°C is de melk van een koningskokosnoot eens zo verfrissend. De honden van de verkoopster eten mee.
Aan Gal Vahira, met de drie reusachtige boeddha's, spotten we Bengaalse varaan, waterschildpad, bontbekplevier en Smyrna-ijsvogel. Het bezoek aan Polonnaruwa heeft ons met verstomming geslagen. Wat drie opeenvolgende koningen hier op een eeuw tijd hebben verwezenlijkt, is indrukwekkend.
Er is meer. Vlakbij het hotel vind ik nog het standbeeld van koning Parakrama Bahu I (of van Kapila of Pulesti of Agastaya, men is niet zeker), uit een rots gehouwen. Men noemt het beeld 'De Wijze'. Ertegenover liggen de restanten van een oud klooster met de zogenaamde bibliotheek-dagoba. Ik ben helemaal alleen in dit godvergeten heiligdom en geniet van de stilte, alvorens richting zwembad te slefferen.
In de late namiddag varen we met oude vissersbootjesmee op Parakrama Samudra, een UNESCO-meer, want deel van het historische complex. Lokale vissers doen het roeiwerk voor ons. We varen naar een klein rotsachtig eiland met honderden kraaien, aalscholvers, reigers, pelikanen, plevieren... De boottocht maakt ons nat, maar het panorama bij ondergaande zon is prachtig. Ondertussen drinken we thee en koffie uit halve kokosnoten en nemen Igor en de vissers een duik in het meer. Een Aziatische wespendief vliegt over het eiland. En wij nemen het allemaal rustig in ons op. Wat een magnifieke zonsondergang. Eén voor in de geschiedenisboeken. Over het eiland wandelen is een opgave. Vooral voor wie te vaak naar Hitchcock heeft gekeken. Voor de kraaien is het heel duidelijk: dit eiland is van hen.
Een invasie van ibissen en koereigers zorgt voor meer wit op dit eiland zwart van de kraaien en aalscholvers. De zon sterft in een explosie van oranje. Op de terugweg, in het schemerduister, beginnen de vliegende honden aan de aflossing van de wacht. We wandelen in het donker terug naar het hotel, ontwijken af en toe een koe of hond langs de weg. Halverwege komt een tuk-tuk ons halen. Tot slot gaan we bij mensen thuis dineren. Onderweg zien we de mooi verlichte ruïnes van Polonnaruwa. We krijgen een traditionele maaltijd voorgeschoteld en laten het bier en de arrack vloeien. Gezellig einde van een waardevolle dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten