zondag 12 mei 2024

Welkom in Europa, 1-11 mei 2024, deel 2

Welkom in Europa
 
Deel 2: Alpengeluk
 
Op een miezerige zondagochtend neem ik een trein dwars door het Berner Oberland. Vanuit het raam heb ik zicht op de in wolken gehulde Stockhorn, Niesen, Eiger en andere Alpenreuzen. Ik spoor langs de Thunersee, via Thun met de opvallende burcht, en bereik Brig, aan de Rhône, helemaal in het zuiden van Zwitserland. Het is de perfecte tussenstop, met pastelkleurige huisjes tegen een achtergrond van besneeuwde bergtoppen. Het 16e-eeuwse Stockalperhaus en het 17e-eeuwse Stockalperschloss verbazen met hun torens en binnenplaats met arcadegalerijen, die me al in Italiaanse sferen brengt.
Basel en Bern, Rhône en Rijn, dat alles laat ik voor enkele dagen achter me. Een tweede trein duikt de Simplonpas in en komt er langs Italiaanse kant weer uit. Ik bereik het stadje Stresa, aan het Lago Maggiore, het op een na grootste meer van Italië, dat hier de grens vormt tussen de regio's Piëmont en Lombardije, maar uitloopt tot in Zwitserland. Stresa is een stad van vergane glorie, met haar hotelpaleizen en sjieke promenade met palmbomen. Eerst mijn jarenlange ritueel. Mijn cappuccino op Italiaanse bodem drink ik op de oever van het meer, met zicht op de Alpen en op het Isola Bella met zijn opvallende Palazzo Borromeo. Ik wandel in een heerlijk mediterraan landschap, langs fabuleuze villa's, naar Belgirate. Hier volg ik de weg van de votiefkapellen, van de meer dan 300 in deze streek kom ik er een aantal tegen.
De fresco's van de 12e-eeuwse kerk bovenop de heuvel zijn erg mooi en ook het uitzicht over het Lago Maggiore mag er zijn. Ik begin aan een stevige klim, naast riviertjes die als watervallen richting het meer snellen. Uitgeput (nu al) en bezweet (tmi?) bereik ik de kerk van Calogna... en bijhorende bar. Het stuk over de beboste flank van de Monte del Falò gaat veel vlotter. Voor een van de votiefkapellen tref ik sporen aan van voorchristelijke rituelen. Ik passeer de dorpjes Magognino en Brisino en daal af naar de straatjes van Stresa. Daar wacht de Italiaanse gastronomie op me. Op café ontmoet ik een koppel uit Leeds. Bij ons bier of wijn krijgen we elk een schotel met hapjes gratis. Het deed ons denken aan de gratis tapas in Granada. Aperitieven in stijl. Tegenover de Boromeïsche eilanden zit de Funivia del Mottarone, al drie jaar gesloten sinds het vreselijke ongeval van 23 mei 2021, toen de kabelbaan van 54 meter hoogte op de flank van de Monte del Mottarone neerstortte, en zo veertien levens eiste. Slechts één passagier overleefde de crash, een kind dat door zijn vader werd gered door het op het laatste moment dicht tegen zich aan te drukken en zijn eigen lichaam als schild te gebruiken. De oorzaak bleek het tijdelijk uitschakelen van de noodrem, door middel van een speciale vork, allemaal voor financieel gewin.
Hevige regenval bezoekt het Lago Maggiore op maandag en dus verander ik mijn plannen. Geen bergwandeling, wel een uitstap naar Domodossola, een stadje in de Valle d'Ossola. Ik bezoek er een van de negen Sacri Monti, ofwel Heilige Bergen, van Noord-Italië, een calvarieberg uit de 17e eeuw. In de gietende regen volg ik de lijdensweg van Jezus Christus, van statie tot statie, van de kapel met zijn veroordeling voor Pontius Pilatus helemaal de berg op naar de marteldood aan het kruis en zijn verrijzenis. De beelden van de passiepersonages zijn levensgroot. Ook Orta San Giulio heeft zo'n Sacro Monte. Het stadje ligt aan alweer een ander meer, het Lago d'Orta, dat door de Monte del Falò en de Monte del Mottarone van het Lago Maggiore wordt gescheiden. De prachtige beschilderde 16e-eeuwse kapellen zijn gewijd aan het leven van Franciscus van Assisi.
Ik daal af naar het gezellige centrum van Orta, op de oever van het meer, bewonder het elegante Palazzo della Communità en stap recht het bootje op naar het schilderachtige Isola San Giulio. Lang niet slecht voor een plan B omwille van slecht weer! Magnifiek zijn de fresco's en de crypte in de vroegchristelijke basiliek, gesticht in 309. Terug aan de overkant volg ik de oever naar het treinstation en passeer enkele imposante villa's, zoals Villa Crespi. Op de trein naar Cuzzago, aan de rivier Toce, vertelt de dronken Rosario me in moeilijk te begrijpen Italiaans dat hij vroeger zanger was. Hij doet geen vlieg kwaad maar dringt zich op aan de reizigers, die verschillende gradaties van geduld tonen. Ik verken dit alpendorp in de regen, klauter in de steile steegjes, en rust uit onder het afdak van een kapel. Komt een oud Zwitsers koppel voorbij gereden. Ze stoppen vlakbij het afdak en vragen of ik Duits spreek, maar al gauw blijkt dat we ook vooral het Frans delen. Ze nodigen me uit in hun vakantiestulpje, geven me een drankje, het eten sla ik beleefd af. Alsnog krijg ik een reep Zwitserse chocolade in mijn handen gestopt. De man wijst naar de bergen, toont waar het marmer van de Dom van Milaan vandaan komt, vertelt hoe ze dat eeuwen geleden van de Val Grande naar Milaan hebben vervoerd. Wandelkaarten krijg ik toegestopt, fotoalbums om door te bladeren. Wat een onnavolgbare gastvrijheid. Aan het verlaten station, met een Toren van Pisa in de tuin, is het alsnog lang wachten op een vertraagde trein. Ik ben niet meer in Zwitserland. Terug in Stresa krijg ik in elke bar gratis tapas. En Italiaanse tapas zijn niet louter voedsel, maar pure kunst. Met een amaro spoel ik mijn laatste dag in Italië door. Arrivederci Piemonte!
Vroeg in de ochtend keer ik terug naar de Zwitserse Alpen, langs de in sluiers gehulde toppen van de Val Grande, een opmaak van mist, ijs en sneeuw, dan via de Simplonpas naar Brig en vervolgens dieper in het Berner Oberland, langs diepe ravijnen en watervallen. Heel charmant is het zicht op het Kasteel van Spiez aan de Thunersee. De bergstadjes met boerenhuizen, de naaldbossen en de bloemenweiden brengen me terug naar mijn kindertijd. Mijn ouders namen me enkele keren mee naar Disentis en Leysin, waar ik niets dan mooie herinneringen aan over houd. Interlaken ligt tussen de bergmeren Thunersee en Brienzersee in, aan de voet van het Jungfraumassief. Alpenreuzen zoals de Eiger, de Mönch en de Jungfrau kijken op nietige ons neer. Ik logeer in het Mattenhof te Matten bei Interlaken, een ruime villa met houten meubilair en een enorme sint-bernardshond voor de open haard. Ik moet aan Twin Peaks denken. Ik drop mijn spullen in de slaapzaal waar ik zal overnachten en neem in Interlaken de bergtrein naar Lauterbrunnen, idyllisch gelegen in het gelijknamige dal. Zelfs bij hondenweer is deze treinrit langs de snel stromende Lütschine en tussen de steile bergwanden niets minder dan spectaculair.
Na een kopje koffie in het populaire Airtime Café maak ik een ingekorte bergwandeling in de gietende regen. Al gauw bereik ik de Staubbachwaterval, die Lord Byron vergeleek met de staart van het paard van de Dood. Wat deze ontzagwekkende waterval zo bijzonder maakt, naast haar hoogte en omvang, is dat het meeste water al in de lucht verdampt. Overal waar ik kijk pronken de bergen met hun watervallen, en de Trümmelbachfälle, volgens Charles Baudelaire gordijnen van kristal, zijn de meest spectaculaire. Een tunnellift brengt me tot halverwege naar boven. Wat volgt, is een avontuurlijke tocht door de buik van de berg, waarin nauwe paden en trappen me tot vlak naast de Trümmelbachfälle brengen ,die vers water uit de gletsjer van Eiger, Mönch en Jungfrau stuwen. Een fenomenale ervaring gedeeld met tientallen andere enthousiaste toeristen.
De aanhoudende regen is geen meevaller maar het panorama brengt me alsnog in vervoering. Ik ontmoet koeien, geiten en schapen met grote bellen om hun nek gebonden, maar ook gemzen en herten. Wanneer ik in de portiek van een berghut een müeslireep eet, springt een brutale koolmees op mijn hand om er uit te eten. Een groot stuk brokkelt af, waar een vink mee gaat vliegen, maar omdat het te groot is weer laat vallen. En in Stechelberg spot ik zelfs een eenzame alpensteenbok op de steile wand van de Schilthorn.
Bij de Mürrenbachfall neem ik de Schilthornbahn naar Mürren, een stadje dat op 1638 meter hoogte tegen de bergwand kleeft. Heel even schiet het drama op de Mottarone door mijn hoofd, het is haast onvermijdelijk. Een spectaculair panorama ontvouwt zich over het Jungfraumassief, gedeeltelijk beperkt door de mist, terwijl de cabine langs de bergwand scheert, naast watervallen en groepjes gemzen op wandel. Mürren is een verzameling alpenhutten en hotels in de sneeuw. Ik blijf er maar kort, want moet nog helemaal terug naar Interlaken. Op de bus van Stechelberg naar Lauterbrunnen leun ik tevreden achterover na zo'n indrukwekkende dag. Natte voeten. Hart in extase. 's Avonds drink ik in de lobbybar van het Mattenhof steenbokbier en lees Ian McEwan. De sint-bernardshond is ieders favoriet.
Vroeg op de dag landen twee parachutes in de Höhematte van het mistige Interlaken. Ik volg de Aare naar de Briensersee, maar de mist ontneemt me veel van het uitzicht. Per trein klim ik de Alpen weer in, naar Grindelwald, waar ik met de Eiger Express, een indrukwekkende kabelbaan, naar de Eigergletsjer, op 2320 meter hoogte, reis. De frisgroene heuvels van Grindelwald maken plaats voor een naaldwoud in een dichte mist, dan alsmaar minder bomen en meer sneeuw. Het verblindende wit doet pijn aan de ogen. Hier is enkel het Grote Niets. Verbijsterend. Grote groepen Aziatische toeristen houden een sneeuwballengevecht of poseren bij een sneeuwman. Opnieuw wordt de mistmachine gehanteerd op het dak van Europa. Wanneer ik terugkeer per Eiger Express is er al bijna niets meer te zien. Tijd om vervroegd de Alpen de rug toe te keren en zonnigere oorden op te zoeken. Dat is jammer. Deze streek is verslavend mooi en dankzij het uitstekende treinnetwerk is het belachelijk gemakkelijk om je hier te verplaatsen.
Mijn eerste trein, die naar Interlaken, passeert een lamaboerderij. Een tweede brengt me van het Berner Oberland naar de hoofdstad. Door het raam spot ik een vos. Trein 3 gaat naar het meer van Genève, in Franstalig Zwitserland. Nadat ik een weergaloos uitzicht over het meer, de bergen, de Franse oever en de wijngaardterrassen van Lavaux krijg voorgeschoteld, stap ik uit in het middeleeuwse en mondaine Lausanne, olympische hoofdstad, studentenstad, wijnstad. Ik klim naar de place de la Palud en de wijk Le Rôtillon, en stort me hongerig op de hartige pannenkoeken van Crêperie La Chandeleur, door te spoelen met Bretoense cider. Een lange houten trap leidt naar de gotische kathedraal met zeer mooie glas-in-loodramen. Ook het zicht over de vierde stad van Zwitserland en het grootste meer van Europa is de klim waard. Op een van de terrassen naast de trap drink ik een wijntje uit het kanton Waadtland. Café Le Barbare doet wat bohémien aan. De Italiaans-Zwitserse schrijfster Anne Cuneo liet haar personage Maria Machiavelli hier vaak over de vloer komen.
In Vevey maak ik een avondwandeling langs het meer en passeer het hoofdkantoor van Nestlé. Iets verderop, in Corseaux zit Villa Le Lac van Le Corbusier. De wijngaardterrassen, de zeilbootjes, de besneeuwde bergtoppen van de Savooise Alpen, de lichtinval op het meer, gefilterd door de wolken. Wat een plaatje. Een treintje naar Puidoux snijdt dwars door de wijngaarden en biedt nog knappere panorama's van het meer van Genève. Al die indrukken ga ik doorspoelen in de hippe bars van Lausanne. De place de l'Europe bestaat uit een netwerk van voetgangersbruggen, vanwaar je op de daken kan, en zo de metro of een rooftopbar in. Die bar is van mijn hotel, het trendy Mad House Hotel, een 9 op de schaal van Instagram zeg maar. Mooi zicht op de omliggende kerktorens, paleizen en de zonsondergang. En dan is er nog de dj in de Mad House Bar op het gelijkvloers. In die feestelijke setting verneem ik de dood van Steve Albini. Uit de cafés van de Esplanade du Pons klinken vreugdekreten. Ergens werd ook iets gewonnen.
Na een laatste nacht in Zwitserland maak ik een ochtendwandeling tussen de wijnstokken van Grandvaux. Zeker 20 kilometer aan chasselas-druiven, een walhalla voor wijnliefhebbers in een bijzonder idyllische omgeving. Een standbeeld van Corto Maltese kijkt uit over het landschap waar zijn geestelijke vader, striptekenaar Hugo Pratt, zo van hield. Ik verken de dorpjes Villette en Aran-sur-Villette en keer terug naar Lausanne. Piratenstadje Ouchy werd opnieuw uitgeroepen tot vrijstad. In de oude haven bekijk ik de middeleeuwse donjon uit de 12e eeuw, waarrond een 19e-eeuws hotel werd gebouwd, een fraai geheel. Ik reis naar het noorden, met nog één keer het zicht op de wijnriviera, het meer van Genève, Bern en de pieken van zijn Oberland, het Juramassief en tot slot de torens van Basel. Ik neem afscheid van de boerenhuizen, de Zwitserse koeien in alpenweiden, de wouwen die over het luchtruim regeren, en daar spot ik weer een vos aan de bosrand. Natuur is hier veel minder beteugeld dan in het volgebouwde België. Ook het treinreizen was zo eenvoudig, zo elegant, zo punctueel hier, en ook de voornaamste reden waarom ik zoveel heb kunnen doen op amper een week tijd. Wanneer ik de conductrice een laatste keer mijn Swiss Travel Pass Flex toon, voelt het als een afscheid.
De trein blijft de Rijn volgen tot in het Zwarte Woud, en zijn hoofdstad, het Duitse Freiburg im Breisgau. Ik was al lang benieuwd naar deze groene stad, deze metropool van de zonne-energie, en zonnigste stad van Duitsland. Zowel puntgevels en geplaveide trottoirs als zonnepanelen vormen de make-up van deze stad. Ik hou van de gezellige drukte op de Rathausplatz en de Münsterplatz, levendige terrasjes tussen oude herenhuizen en paleizen. Zo is er het Haus zum Walfisch, waar Erasmus moest onderduiken. Heel sierlijk is het gotische Kaufhaus, in rode pleisterkalk, en met 16e-eeuwse Habsburgse beelden op de eerste verdieping. Verbluffend zijn de Schwabentor en de Martinstor, je kan er echt niet naast kijken. Ik bezoek ook de Münster, in roze zandsteen opgetrokken, met een opmerkelijk torenportaal met 418 beschilderde beelden, schitterende glas-in-loodramen, en een retabel van Hans Baldung Grien, en een maaswerktoren van maar liefst 116 meter hoog. Behalve de rijnstenen wapenschilden geplaveid in de trottoirs vind ik ook enkele struikelstenen, die je overal in Europa vindt waar de nazi's joodse burgers hebben weggevoerd naar de kampen. Je zou zo aan de vergulde tegels voorbijstappen.
Slapen doe ik in de buurt van de Titisee, een gletsjermeer in het Zwarte Woud. Nu ja, naar mijn B und B in Neubierhäusle is het wel nog even stappen. Net voor de schemering maak ik nog een avondwandeling in het bos. Na een goede nachtrust in koekoeksklokkenland keer ik terug naar het meer. Terwijl ik er ga pootjebaden komt de regionale zender SWR Aktuell me interviewen. In Horben bei Freiburg neem ik een van de oudste kabelbanen ter wereld naar de top van de Schauinsland, 1284 meter hoog. Het mooiste uitzicht van het Zwarte Woud ontvouwt zich, inclusief Freiburg, de Rijn en daarachter Frankrijk en de Vogezen. Daar hoort een vegetarische Flammkuchen bij. Enkele parachutes hangen hoog boven het woud. Ooievaars in een wei. En de lente lijkt het deze keer te menen.
In het drukke Freiburg laten kinderen hun Bächlebootjes in de oude goten drijven. Ik zet koers naar het noorden en verlaat Duitsland wanneer mijn trein de Rijn oversteekt en in de metropool van de Elzas aankomt. 11 jaar geleden was ik enkele dagen in Straatsburg. Nu geef ik mezelf anderhalf uur om nostalgisch weg te dromen op het sprookjesachtige Grande Île. De onwaarschijnlijk schattige vakwerkhuizen bij de Barrages Vauban, waar de zwanen net hun eieren hebben gelegd, blijven onweerstaanbaar. Ik zet me met een pastis op een terras tegenover de kathedraal, die als een roestbruine monoliet voor me verrijst. Al die beelden van vorsten, engelen, heiligen, Moeder Maria, Jezus Christus, wat een monument. Met 142 meter was de spits ooit de hoogste toren ter wereld. Ik baan me een weg door een menigte, steek de Ill weer over en neem een trein naar Lotharingen en hoofdstad Metz. Met een avondwandeling langs de Moezel sluit ik de voorlaatste dag van mijn Europareis af. Op de Esplanade kijk ik uit over de vele kerktorens die de stad rijk is. Ik loop langs de vroegchristelijke Basilique Saint-Pierre-aux-Nonnoins en een militair paleis en eet pizza bij een sympathieke Algerijn. Fischerpils in rockbar The Black Cat. En... is dat het noorderlicht?
Zaterdagochtend slenter ik door de binnenstad. Altijd fijn om in Metz te belanden, zeker als het niet was gepland. De kathedraal is een lust voor het oog. Het stationsgebouw is een van de mooiste van Frankrijk. En nu ik toch in de buurt ben... Ik reis door het zuiden van Luxemburg, wandel langs het Kasteel van Bettembourg, passeer het Drielandenpunt in Rodange, bij de rivier La Chiers, waar ook het Belgische Aubange en het Franse Mont-Saint-Martin samenkomen. Een symbolisch eindpunt van een reis door maar liefst zes landen, die bij een ander Drielandenpunt was begonnen. Ik neem de bus naar Longwy, een stadje dat ik altijd al wou bezoeken, maar dat voor een daguitstap vanuit Berchem moeilijk is te bereiken. Op de plaats van een kasteel, dat hiervoor werd gesloopt, bouwde militair architect Vauban vestingwerken om Frankrijk tegen buitenlandse invallen te beschermen. De stadsmuren en kazematten zijn nu een natuurgebied. Het stratenplan van de vesting zelf werd volgens het dambordpatroon aangelegd, net als in Neuf-Brisac en alle andere versterkingswerken van Vauban.
En hier eindigt de reis. Wanneer ik de Frans-Belgische grens bereik en mijn land binnenstap, voelt het inderdaad als thuiskomen. Ook al begint de lange terugreis hier pas echt. Door werkzaamheden zal ik er nog zeker zes uur over doen om Berchem te bereiken. Deze reis begon in de Europese hoofdstad maar zette zich voornamelijk buiten de Europese Unie voort. Zeer vaak wipte ik een grens over en merkte hoe de Zwitserse kantons nauw samenwerken met hun buurlanden, in heuse Euregio's, met handige trein- en busverbindingen bijvoorbeeld. Basel is hier het beste voorbeeld van. Landen als Israël staan compleet haaks op dit concept van vrede en samenwerking. Binnen enkele uren begint de finale van het achterhaalde songfestival. Het is in de loop van de jaren van alles en nog wat geworden, maar niet Europees. De Nederlands kandidaat werd zonet op basis van vage beschuldigingen gediskwalificeerd. De Israëlische kandidate maakt veel kans om vanavond te winnen. Op het terras van een Portugese bar aan de Frans-Belgische grens zet ik me met een Luxemburgs biertje in de zon. Welkom in Europa.

1 opmerking: