vrijdag 31 mei 2024

Ballonnenvrees 30 mei 2024

Eind mei vond de laatste editie van Ballonnenvrees van het seizoen plaats, de afsluiter van misschien wel het drukste Ballonnenvrees-seizoen ooit. In het Mechelse Café Het Maanlicht kregen we Frederik De Cock over de vloer, met zijn behoudsgezinde gedichten en handige tips, puttend uit een haast encyclopedische poëtica en een onnavolgbare verbeelding. Hij las onder meer 'Dooraderd', 'Ode aan de Meersen', 'Op de tocht', 'De beer in de mand' en 'Essentiële verplaatsing', over de coronamaatregelen, voor. En wij genoten van zijn unieke metaforen waar onze aandacht af en toe aan bleef haken. Actrice en theatermaker Marthe Schneider dichtte over zatte zaterdagen waarop woorden te kort schieten, droeg een gedicht op aan haar ouders, en had zelfs een gedicht bij dat ze onderweg naar Mechelen op de trein had geschreven. We kregen dus de ruwe versie en dat die er al best mocht zijn, is een understatement. Opgroeien en drinken waren de twee rode draden in haar set, en eigenlijk ook in haar oeuvre. Haar gedichten waren ontroerend en trefzeker.
Vanessa Daniëls liet de woorden vloeien en stromen in meeslepende watergedichten. Het ijslandschap waarin wolven rondwaarden, was maar één van de vele vertes waarin ze ons meenam. Ze bracht haar gewéldige 'Impostersyndroom', haar drieluik 'Nest', en verder 'Wie is het?', een plezante inventaris van alle mogelijk gezelschapsspelletjes. Ze liet het publiek tellen hoeveel ze er in haar tekst had verwerkt. Gert Vanlerberghe bracht 'Aura' en 'Ceci n'est pas un couteau', een eerbetoon aan Salman Rushdie, die enige tijd terug het slachtoffer was van een mislukte aanslag op zijn leven. Omdat Anamaria Varga er niet kon bij zijn, had ze hem gevraagd haar generatiegedicht te brengen. Zo vond ook deze vurige, woedende, revolterende tekst z'n plek deze avond.
Jürgen Nakielski weet zijn publiek altijd te vermaken, zo niet met zijn gedichten, dan wel met bindteksten waar geen einde aan lijkt te komen en die meer gelach oogsten dan menig stand-up comedian. Hij had gedichten over verliefd worden bij, en die gingen van - naar eigen zeggen - klef tot bloedmooi. Zo was hij op de lagere school verliefd op Michael Jackson, omdat hij dacht dat dat een vrouw was. We kregen ook de klassieker 'We hadden onze namen nog' en een verhaaltje over waar het licht van de koelkast naartoe gaat. Op de open mic was er Marzena Lesińska, met smakelijke lustmetaforen en de tekst 'Things I'll Never Forget', over confessies. Gust Peeters droeg een gedicht op aan Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot. Ekster Alven nodigde ons uit een duik te nemen in zijn taalzwembad. "Ik verdween in je vlindergewelf als een witte walm" is maar één van de vele machtige zinnen uit zijn set. Allez nog eentje: "De zon gaat onder in narcose." René van Densen had zijn gedicht 'Nu eigenlijk' en een limerick bij. Een fijne afsluiter van een geweldig avondje woord in Mechelen, en ook van een jaargang Ballonnenvrees om heel blij van te worden.
In het najaar zijn we er terug met maandelijks op de laatste donderdag een editie in Het Maanlicht, en ook met zo goed als maandelijks een editie in Antwerpen. Alvast welkom en geniet van de zomer!

dinsdag 28 mei 2024

Poëzie voor Gaza 27 mei 2024

Wat je allemaal op drie dagen kan teweegbrengen. Tristan Faes en Lebuïn D'haese kwamen op het idee en ze trommelden me op om het triumviraat te vervolledigen. En het resultaat mocht er zijn. Op maandagavond verzamelde zich een groepje schrijvers en muzikanten op de Stadscampus van de Universiteit Antwerpen, te midden van de tenten, spandoeken en Palestijnse vlaggen, om het studentenprotest in Antwerpen, en overal ter wereld, een hart onder de riem te steken.
En de dichters waren niet van de minste. Daar kwam Peter Holvoet-Hanssen met zijn megafoon al aangewaaid, om mee een vuist te maken tegen het geweld in Gaza. Gert Vanlerberghe, Lies Gallez en Elvis Peeters volgden met niet mis te verstane woorden. Van Sarah Wagemans en Hild Eljadid kregen we telkens een prachtige videoboodschap. Johannes Genard had zijn gitaar bij voor enkele ingetogen nummers van School Is Cool en Talking Heads, maar ook begeleidde hij operazanger Tristan Faes voor een welgemikt 'Bella Ciao'.
Verder waren er de woorden van Anne Provoost, Kibi Puati Nelen, Maike Bretschneider, Jan Lampo... en ik denk dat het die van Lotte Dodion waren die ons emotioneel hebben onderuitgehaald. De combinatie van de collectief opgeslagen beelden van de verbrande tenten in het vluchtelingenkamp van Rafah en Lottes eigen gedichten en eentje van een Palestijnse dichter... het werd ons even te veel. Na het aangrijpende slotstuk van Lebuïn D'haese kregen de artiesten elk een blikje Palestijnse cola van Antwerp For Palestine. Er werd nagepraat. Gedachten en gedichten werden uitgewisseld. Iedereen content.
Een dikke merci aan alle artiesten die in sommige gevallen letterlijk alles hebben laten vallen om deze avond met ons te delen. Dank ook aan de studenten, niet alleen voor deze avond, maar ook voor hun ondertussen wekenlange verzet tegen de genocide in Gaza en de samenwerkingen met Israëlische instituten. Samen trekken we een lijn in het zand. Boycot Israël. Straf partijen die Israël openlijk steunen straks electoraal af. Wijk niet. Want bij ons stilzwijgen zullen zij winnen.

zondag 26 mei 2024

Ballonnenvrees 25 mei 2024

De laatste Antwerpse editie van het voorjaar was er weer eentje om te onthouden. Er was de comeback van Tilburgs podiumbeest Daan Taks, die ons vroeg: Hoe ontwaak je uit een waak? In een daaropvolgende tekst vierde hij al zijn lichaamssappen. Hij eiste eerherstel voor vocht. In zijn gelaagde slapstickpoëzie zagen we vuil vanzelf verhaal worden. Schimmel woekerde, gif dampte, gal stroomde tussen zijn woorden, en wij waren heel blij dat-ie terug was. Ook Erica Smits' vorige passage op Ballonnenvrees was alweer even geleden. In 'Het axioma van de liefde: Wederkerigheid' legde ze haar poëtische punt uit in bewijzen. Naast de op wetenschap gestoelde poëzie kregen we ook het kortverhaal 'De rit', het ludieke 'De dichter snelt ter hulp', 'Seizoenen', en dan één over de muze van de herinnering. Ze eindigde met twee keer flash fiction.
Lebuïn D'haese las enkele gedichten voor over Gaza en over de aanval op cultuur. Hij gebruikte de knappe metaforen schaduw en licht toen hij het over de effecten van kapitalisme had. Bij hem was liefde de drijfveer voor het verzet tegen onrecht. Nu maandagavond om 19u30 organiseert hij op de stadscampus van de Universiteit Antwerpen (Grote Kauwenberg 2) een uurtje poëzie om het studentenverzet tegen de genocide in Gaza te steunen. Wees erbij. Van Ronny Dijksterhuis waren er de levendige gedichten met polyglotte flarden rake zinnen, en verder jockstraps, rubberen vingers, vleeshaken, en ook de slagzin: "Wie verkoopt dit toekomstige lijk aan de hoogste bieder?" Zijn woorden kwamen binnen als een bulldozer, zoveel is zeker. En wat een treffend beeld: een pi
ñata zonder inhoud. Tot slot was er zijn keiharde 'Bijvangst', waarin de bommen bleven vallen.
Na de pauze las Gert Vanlerberghe een gedicht voor van Jef Staes, die we een kleine week verleden zijn verloren. Een goedlachse verbinder, een held, een groot verlies voor de culturele wereld van Antwerpen. Gert bracht ook nog de korte gedichten 'Aura' en 'Faaldwang', die met de thema's vergankelijkheid en verval worstelen. In zijn poëzie vierde Rudy Sturm de zonnige lentedagen, die nu dus al wekenlang uitblijven. Hij had ook zijn gitaar bij en zong over zijn haat-liefdeverhouding met de stad Antwerpen. Hij eindigde met een verschroeiende trilogie over angsten, waar het haar op je armen van rechtop ging staan. Voor Karen Goethals was het ook alweer even geleden. Ze had enkele zeer gevatte puntgedichten bij, en verder poëzie die van tweedracht vervelde, waarin namen samenvielen. In 'Niemandsland' doken we zelfs het bed in. In 'Oploskoffie' werd de pauzeknop ingedrukt. Tot slot was er muziek van Hecla. Singer-songwriter Kristof Van den Bergh creëerde een weemoedige sfeer in Café Boekowski, waarin zijn nummers over de zee, geïnspireerd door Lorca's poëzie, perfect tot hun recht kwamen. Een van de liedjes was verteld vanuit het perspectief van het schaap. Muziek om bij weg te dromen, maar met een donker randje.
En dan was er nog een best lange open mic, die bol stond van het talent. Marijn Pelkmans las 'Maan roos vis', 'Het pretpark' en 'De koe' voor. Ken Post, man van vele verhalen, vertelde hoe het nummer 'Rambling man' hem inspireerde om folkzanger te worden en hoe hij ging liften per vliegtuig. Maxene Willems toastte op Sekhmet, dochter van Ra, en had ook een kersvers gedicht over braken dat ze had geschreven tijdens Daan Taks' set. We kregen verwijzingen naar Milan Kundera, Pink Floyd en The Cure. Haar relaas over gebeurtenissen in station Luik-Guillemins was pijnlijk en vooral zeer sterk. Marco Van Dyck vierde de melancholie van de viool, gevolgd door een intense afwijzing van alle oorlogen die aan de gang zijn, in zijn gekende vlammende stijl. Sharah Pleumeekers bracht vijf frisse dialogen ten berde tussen man en vrouw, over langpootmuggen, maden, lieveheersbeestje, bloedgroepen en slechte zinnen hebben.
Jelle Teck performde een gedicht over station Antwerpen-Centraal, eentje over de poetsvrouw op het kantoortoilet, en schuwde in een geniale slottekst poëtische termen zoals 'omgekeerd chirurgische precisie' niet. We kregen een ware punkpoëzieshow van Jelle Staes, met korte gedichten waar het bloed van afdroop. Hij sloot af met een - zoals het hoort - gestoorde cover van Johnny the Selfkicker. Van Otto Vox kregen we knappe Engels- en Nederlandstalige gedichten die vooral het leven leken te vieren: de hemel is hiér. Gust Peeters dacht na over de dood en evoqueerde de memorabele tiende editie van Ballonnenvrees, zo lang geleden. Als allerlaatste, de hidden track op een album dat maar bleef duren, was er Pierrette COffrée met een regel van Jotie 't Hooft.
We doen er nog eentje, nu donderdag in Café Het Maanlicht in Mechelen, en dan is het weer goed geweest. Het was een fan-tas-tisch voorjaar voor Ballonnenvrees, en we zijn heel blij dat u erbij was - in persoon op een of meerdere edities, of hier op de blog. Dank u wel!
 
Foto's door Jan Cuypers en Teutë Kllokoqi

dinsdag 21 mei 2024

Weer fietstips voor kniekastijders

Halverwege mei trap ik een nieuwe reeks fietstips in gang, want ik kan mijn fiets niet van stal halen zonder erover te schrijven. Ik start met een tocht langs de Leie met beginpunt Kortrijk. De guldensporenstad maakt zich klaar voor een stadsfestival, met overal marktjes en openluchtpodia. Op de oever van de Leie, niet ver van de Broeltorens, zit een sculptuur van het huilende meisje, dat ik ook al op de dijk van Oostende tegenkwam. Verschillende portretten van dierbaren die uit het leven stapten, werden bij het meisje neergezet. Zo zet ook Kortrijk mentale gezondheid in de kijker.
Ik fiets in Vlaamse velden, verrijkt met windmolens en oude fabrieksschoorstenen, en bereik Sente, een dorp dat bij maar liefst drie gemeenten hoort. Vanaf Bavikhove, liefdevol vereeuwigd in een hilarische sketch door het televisieprogramma In de gloria, krijgt de route iets meer reliëf. Bij de watermolen van Anzegem zie ik duidelijk de Vlaamse Ardennen aan de horizon. Zo steil wordt het vandaag niet. In het gehucht Tjammels fiets ik even Oost-Vlaanderen binnen. Ik tref er twee rijen vrouwelijke naakten aan, sculpturen van de hand van Stefaan Ponette. Pitstop op het terras rond de plataan van d'Oude Stokerij, bij een gedicht van Jan Van Nijlen waar je dorst van krijgt. Gelukkig heeft de herberg een inddrukwekkende bierkaart. Ik eindig in de cafés van paardenstad Waregem, waar aan deze stralende lentedag geen einde lijkt te komen.
Fietsknooppunten: 73 - 83 - 93 - 10 - 63 - 14 - 47 - 5 - 33 - 39 - 23 - 69 - 59 - 54 - 84 - 62 - 82 - 72 - 92 - 36 - 5 - 35 - 34 - 4 - 24 - 89 - 67 - 47 - 92
 
Nog tot in juni blijft het nat, met af en toe alsnog een fietsgelegenheid. Begin juni ga ik fietsen in de Fagne en het Waalse Merenland. De vijf meren van de Eau d'Heure zou je het Belgische Lake District of de Waalse Ozarks kunnen noemen. Ik schiet uit de startblokken in het stadje Philippeville, provincie Namen. De weg door de heuvels naar het Kasteel van Senzeilles is één grote modderpoel. De hoge toren van La Plate Taille zie ik al vaag aan de horizon staan. Bij het Kasteel van Soumoy horen nog een hoeve en een kerkje, een fraaie groep van 17e-eeuwse monumenten. Ik daal af naar de oever van een van de meren, volg de grillige omtrek en bereik de jachthaven van Boussu-lez-Walcourt, in Henegouwen. Hier heb ik een uitzicht over La Plate Taille, de stuwdam en de uitkijktoren. Heel wat bochten later doorkruis ik een golfterrein en passeer enkele strandjes. Ik fiets onder de deathride van een avonturenpark door en krijg een panoramisch zicht op de stuwdam van La Plate Taille. In het onthaalcentrum krijg ik een rondleiding van de stuwdam. Mijn groep volgt een gids door een ondergrondse tunnel die ons van een laserpark met velociraptors naar de voet van de toren brengt.
De grappige gids legt ons de geschiedenis van de vijf kunstmatige meren uit. Ze zijn maar 50 jaar oud en waren voor de industrie van Charleroi bestemd. De omstandigheden van de tunnel, die hier trouwens de provinciegrens vormt, zijn zo goed dat stalactieten zich veel sneller kunnen vormen dan in een grot. Aan het einde van de tunnel is er dus de uitkijktoren. Deze werd op 38 dagen gebouwd, een record. Over de decoratieve lijnen deed men dan weer 2,5 jaar. Want, aldus de gids, we zijn in België. Wanneer we de enorme pompen bestuderen zitten we 25 meter on de zeespiegel. Vervolgens nemen we de lift naar het uitkijkplatform en van op een glazen vloer (béétje spannend) kijken we uit over de Fagne en de Meren van de Eau d'Heure, tot in Charleroi en Frankrijk. De gids wijst naar een plek in het midden van La Plate Taille. Voor de aanleg van de meren werd geen dorp van de kaart geveegd, maar het Kasteel van Boma moest er wel aan geloven. Het zit op de bodem van het meer, meer dan waarschijnlijk aan gruzelementen gestuwd door de pompen van de dam. Restjes duif en valk - een poot hier, botjes met veren daar - liggen op het buitenrooster. De dader zou een abnormaal grote en agressieve slechtvalk zijn, die naast duiven ook andere slechtvalken aanvalt. Ik krijg hier meer Jurassic Park-vibes dan in het laserpark. Op de terugweg toont deze geweldige gids ons nog de karpers in het heldere water. Een rode amfibiebus haalt ons in.
Ik kronkel per fiets verder langs de meren en volg de rivier Eau d'Heure tot in het vestingstadje Walcourt, in de provincie Namen. Het is een hele klim naar de 13e-17e-eeuwse basiliek. Ik blijk net de Grand Tour te hebben gemist. Enkele schutters in napoleontische outfit zakken nog met hun karabijnen af naar de kroeg of naar de kermis. Daar heb ik zelf de tijd niet voor. De trein passeert hier maar om de twee uur. Net als de fietsroute naar Waregem vorige maand was deze tocht relatief kort en gemakkelijk. Ik maakte weinig stops langs de meren omdat ik wist dat ik met de twee treinritten en het bezoek aan de stuwdam samen al een halve dag zoet zou zijn. Er valt dus zeker nog veel meer in deze streek te beleven.
 
Fietsknooppunten: 1 - 60 - 61 - 93 - 98 - 95 - 96 - 90 - 91 - 87 - 86 - 85 - 84 - 50
 
In juni en juli zet het kwakkelweer zich door. Toch kan ik af en toe een fietstocht aan deze zomerfst ontfutselen. Begin juli ga ik op bezoek bij onze noorderburen. In Turnhout volg ik het kanaal naar Ravels, dat ik altijd zal linken aan die keer eerder dit jaar dat een grote hond me langer dan een uur volgde, diep de moerassen in, enthousiast heen en weer lopend in de plassen. Met behulp van buurtbewoners, de politie en een lokale Facebook-groep vonden we de eigenaar terug. Na een uur fietsen in de regen ga ik verkleumd en doorweekt schuilen in de taverne van een kamping, net voor de grens. In het Nederlandse boerenhol Esbeek word ik welkom geheten door De Melkfabriek, een houten gevaarte van acht meter hoog, half koe half machine. Dit Trojaanse rund heeft 13.000 latjes in plaats van vacht, en buizen en vaten in plaats van ingewanden. Wanneer ik via de kop en de hals van het dier de trap naar de rug neem, waan ik me inderdaad in een fabriek. Dit onvergetelijke kunstwerk is maar een van de vele op de Andreas Schotel-wandelroute van Esbeek.
Het schattige Hilvarenbeek, met de fraaie Sint-Petruskerk, ken ik natuurlijk van de Beekse Bergen en van Best Kept Secret. Ik passeer het vakantiedomein wanneer ik het kanaal volg naar Tilburg. Bij de Trappistenbrug verlaat ik even de route voor de uitkijktoren de Nieuwe Herdgang. Met deze wind is het best spannend om de diagonale driehoek te beklimmen, maar helemaal bovenaan, bij Gandalf op het kleine platform in de punt, heb ik een wijds zicht over de omgeving, van abdij tot televisietoren, met de wolkenkrabbers van Tilburg ertussenin. Late lunch aan de Heuvel, terwijl de parasols op het terras dansen in de wind. Op de Hasseltrotonde tref ik een leegstaand huis aan, dat de term immobiliën geen eer aandoet, want het draait langzaam rond op de drukke rotonde. Daar doet het kunstwerk 20 uur over, en om dat echt te merken zou ik hier binnen enkele uren terug moeten komen.
Daar heb ik geen tijd voor want het is al laat op de namiddag en ik moet nog helemaal terug naar Turnhout. Ik volg het Bels Lijntje en doorkruis een natuurgebied waar Schotse hooglanders baas zijn. De uitgedoofde internationale spoorlijn passeert nog een schijnvliegveld en de legpuzzel Baarle-Nassau en Baarle-Hertog, die innige verstrengeling van grenzen en enclaves. In de Albert Heyn vraag ik in welk land we zijn, dan weet ik of mijn bonuskaart hier geldig is. Ik passeer nog enkele lapjes België, waaronder enclave H17, waar een maf verhaal over een listige veekoopman bij hoort, en bereik uiteindelijk het eigenlijke België. Net voor de grens drink ik een La Trappe in het Spoorhuis, waar het oude spoor werd behouden voor een authentieke sfeer. Beide driekleuren wapperen broederlijk in de wind. Het Bels Lijntje brengt me helemaal naar Turnhout, alwaar ik, na nog een laatste zomerbar, ineens kan overstappen op de echte trein. Eén voordeel aan kwakkelweer. Onderweg naar huis kan ik genieten van een dubbele regenboog.
Fietsknooppunten: 45 - 1 - 4 - 9 - 60 - 1 - 57 - 43 - 54 - 53 - 40 - 45 - 47 - 48 - 1 - 42 - 5 - 6 - 82 - 76 - 78 - 66 - 65 - 64 - 21 - 64 - 61 - 10 - 9 - 34 - 74 - 70 - 12 - 30 - 93 - 92 - 91 - 82 - 87 - 5 - 3 - 2 - 1 - 45
 
De vorige keren dat ik vanuit Poperinge ging fietsen, was het altijd richting Watou en Kassel. Begin augustus verken ik een ander stuk van het West-Vlaamse Heuvelland, waar de Eerste Wereldoorlog nooit helemaal is geëindigd. Dit is de streek van de Zwarteberg, Rodeberg en Kemmelberg, en de fietstocht is kort maar naar het einde toe best stevig. En route. Ik fiets van Grote Markt naar rommelmarkt, mét accordeonist, en de deuntjes dansen nog tussen mijn twee oren wanneer ik de Vleterbeek volg en de hopstad verlaat.
Het elegant glooiende landschap dat hierop volgt is een voorbode van het echte kuitwerk hoog in de heuvels. Het is een plezier om in een van de mooiste decors van Vlaanderen te fietsen, terwijl het Frans-Vlaamse stadje Kessel en de torens van Poperinge en Ieper alsmaar kleiner worden. Ik bereik Westouter, waar één keer per jaar theatermakers en acteurs van over de hele wereld hun tenten opslaan voor het theaterfestival Spots Op West. Acht jaar geleden had ik zelf de eer om hier met het gezelschap Studio Bernadette ons stuk Gifkind op te voeren, in een grote schuur in de velden. Vandaag kabbelt de zondag lui door het kalme dorpje, terwijl de terrasjes zich mondjesmaat vullen. We zin ip us gemak.
Ik bol tot aan de kabelbaan Cordoba, aan de Rodeberg, laat mijn fiets achter en duik het Hellegatbos in. Op het programma staat een bergwandeling naar Frankrijk en weer terug. Ruime panorama's, met folkfestival Dranouter beneden in het dal, bloemenweiden, holle bomen en holle wegen, Engelse cottages, boom- en wijngaarden, ezelsstalletjes, getrapte vlonderpaden, bronbeekjes. Net de grens over passeer ik een bunker op de flank van de Zwarteberg. Wat een uitzichten, eerst over de Westhoek, met Poperinge en de antenne van Kassel, dan over de eerste Franse dorpjes en velden, met Sint-Janskappel op de voorgrond.
De beroemde Franse schrijfster Marguerite Yourcenar groeide op in een kasteel op de Zwarteberg, en heeft altijd geijverd voor het behoud van dit fraaie natuurlandschap. Merci Marguerite! In een schrijfresidentie logeren Franse auteurs om in alle rust te kunnen schrijven, zo'n beetje als in Watou, niet eens zo ver hier vandaan. In deze villa middenin een rustgevend park met idyllische boomgaarden mocht Stefan Hertmans als eerste Belg resideren. Bij het afdalen van de Mont Noir zie ik het belfort van Belle in de verte. Ik passeer een Brits oorlogskerkhof, daal af naar België, en net voor ik de Douvevallei betreed, herken ik de kabelbaan van de Rodeberg.
Wanneer ik de Lijstermolen en, iets verderop, mijn fiets bereik, heb ik een heel avontuurlijke wandeling van een dikke 11 km achter de rug. Ik kijk naar het oosten - de weilanden, het festivalterrein, de kerktoren van Loker, de Kemmelberg - en fiets noordwestwaarts de heuvels door. Op het kerkplein van Reningelst klink ik met een blonde Ploegsteert op een onvergetelijke dag in de Westhoek, terwijl een stoet van tractors passeert. In een industriegebied herdenkt een site de Chinese arbeiders die omkwamen bij een bombardement tijdens de Eerste Wereldoorlog. Voor het Britse en Franse leger mochten zij het vuile werk opknappen. In hoofdkwartier Poperinge bezoek ik de site met de dodencellen, achter het belfort. Deserteurs werden genadeloos vermoord door hun eigen officiers. Laat ons ook deze helden, die op z'n minst probéérden om aan de industriële slachtpartij te ontsnappen, gedenken.
 
Fietsknooppunten: 40 - 28 - 24 - 88 - 11 - 18 - 98 - 93 - 84 - 4 - 55 - 97 - 96 - 95 - 56 - 38 - 28 - 40
 
Voor de wandeling liet ik me inspireren door: 
Cassaert, M., 2021, Avontuurlijk Wandelen In Vlaanderen, Tielt: Uitgeverij Lannoo

Fietsen en bier drinken. Vlaamser wordt het niet. Uit het Bierfietsboek België haal ik een fietstocht door het Belgische Noord-Limburg en het Nederlandse Midden-Limburg (ja, het is verwarrend), langs Napoleons kanaal en de moerassen van de Kempen-Broek, naar Brouwerij Cornelissen. Dat alles is goed voor 66 km op een snikhete zomerdag. In Hamont volg ik eerst de grens en dan het kanaal zuidwaarts tot in Opitter. Klokslag twaalf bereik ik de brouwerij en een speelse fontein ter ere van Kim Clijsters. Zo eert het dorp zijn wereldberoemde tennisspeelster. Een waterstraal wordt heen en weer gespoten, een natte knipoog naar de tennissport. In de biertuin proef ik de Herkenrode Cinter, een goudblond abdijbier dat ooit zelf goud won.
In natuurgebied Kempen-Broek steek ik de grens met Nederland over. Dit is de streek van de Bokkenrijders, de dwaallichten en de smokkelaars. In de moerassen kon men zich gemakkelijker verstoppen. In Weert blaas ik uit op de oever van het meer de IJzeren Man. Daar mag zelfs een Witte Trappist bij. In de Weerterheide, die prachtig purper bloeit, toont een grensmonument waar Limburg in Noord-Brabant overgaat. En voorbij Budel bereik ik België weer. Een reconstructie van de dodendraad herinnert ons aan een bijzonder donkere bladzijde uit de geschiedenis van de Lage Landen. Achtung. Hochspannung - Lebensgefahr. Mooie en gemakkelijke fietstocht door drie provincies en heel veel natuur.
Fietsknooppunten: 542 - 223 - 210 - 8 - 211 - 263 - 7 - 196 - 11 - 36 - 11 - 12 - 10 - 15 - 16 - 89 - 87 - 85 - 86 - 45 - 44 - 77 - 78 - 76 - 10 - 82 - 80 - 12 - 39 - 216 - 215 - 542

Op de laatste dag van augustus reis ik naar Henegouwen, want zo'n bierfietstocht gaat er altijd wel in. Deze heuvelachtige tocht door Waals Picardië begint in Leuze-en-Hainaut. Drie brouwerijen kruisen mijn pad. De brouwerij van Pipaix is de enige ter wereld die bier door middel van een stoommachine brouwt. Iets verderop is er Dubuisson, de oudste brouwerij van Wallonië. Hier worden Bush-bier en Cuvée des Trolls gebrouwen. Bij de slotgracht zit de mascotte van die laatste. Een blij trolletje. Het is nog wat vroeg voor bier maar toevallig dronk ik vorige week in de Ardennen nog een Rasta Trolls, een stevig biertje met rum- en appelsmaak.
In Tourpes proef ik dan wel een blonde Moinette, vlakbij brouwerij Dupont. Ik koop ook twee flesjes Moinette Bio voor bij de filmdate vanavond. In Aubechies passeer ik de archeologische site, voornamelijk reconstructies van Romeinse woningen. Het authentieke dorpje, met romaanse kerk, momenteel helaas achter stellingen, is een van de mooiste van Wallonië. De volgende stop is het Kasteel van Beloeil, ook wel het Belgische Versailles genoemd. In de Franse tuinen van architect Chevrotet, met de waterpartijen, kaarsrechte lanen en een Neptunussculptuur, waan ik me in de tijd van de Zonnekoning. Knappe symmetrische vergezichten. Het 16e-17e-eeuwse paleis werd gebouwd door de adelijke familie de Ligne, die er overigens nog steeds woont. Ik kan dus maar enkele van de vele rijkelijk versierde vertrekken bezoeken: enkele slaapkamers, het salon, de bibliotheek en de galerij met de familiale portretten.
In het centrum wordt de Ducasse de Beloeil gevierd, met reuzen en een kermis. Ik doorkruis de prachtige heuvelstreek van Waals Picardië, fiets voorbij het Kasteel van Catoire, en na een spectaculaire afdaling vanuit Chapelle-à-Wattines rijd ik Leuze weer binnen.
Fietsknooppunten: 5 - 91 - 14 - 10 - 38 - 50 - 42 - 45 - 48 - 44 - 15 - 19 - 16 - 20 - 42 - 36 - 51 - 54 - 35 - 37 - 44 - 27 - 29 - 89 - 82 - 81 - 86 - 75 - 64 - 34 - 55 - 32 - 30 - 29 - 47 - 6 - 5

Halverwege september maak ik een nieuwe fietstocht, en deze keer gaat Yanni nog eens mee. We spreken af in de tuin van Bar Stark, een koffiebar gevestigd in het Sterckxhof te Deurne, vlakbij het Rivierenhof. We fietsen het grootste park van Antwerpen door en volgen in Wijnegem het Albertkanaal. Het rustige dorp Oelegem, met pittoreske molen en kerktoren, is altijd een aangename stop. Yanni op zijn elektrische fiets en ik op mijn mountainbike dringen dieper de Kempen in. We passeren het militaire fort van Oelegem en komen uit bij de trappistenabdij van Westmalle.
We zetten ons in de zon, elk met een 'half en half', dus zowel de bruine dubbel als de blonde tripel in één glas. De alcohol baart diepe filosofische en maatschappelijke discussies. Even vergeten we dat we ook nog terug moeten. Eerst fietsen we nog wat meer naar het noorden, en bij het kanaal van Sint-Job-in't-Goor buigen we weer af richting 't Stad. We passeren het stadspark van Schoten en het Kasteel van Bouckenborgh, en genieten van een nazomerijsje bij Gritje Kokx in Merksem. We fietsen Antwerpen binnen via Park Spoor Noord, volgen de Schelde, en klinken op het zonovergoten terras van Tram 3 op een geslaagde dag op de fiets. Want van hier heb je het mooiste zicht op de toren van de O.L.V.-kathedraal. In h donker fiets ik terug naar het beginpunt van de tocht, waar ook mijn bed staat.

Fietsknooppunten (start en einde in Berchem): 4 - 3 - 11 - 63 - 19 - 58 - 24 - 29 - 78 - 78 - 99 - 57 - 26 - 90 - 8 - 63 - 12 - 62 - 12 - 47 - 47 - 1 - 44 - 40 - 41 - 20 - 16 - 30 - 31 - 79 - 26 - 56 - 19 - 57 - 58 - 13 - 4
 
Allez, nog eentje dan. Op een zonnige oktoberdag nemen mijn mountainbike en ik de trein naar de hoofdstad. Bij het KVS bewonder ik Wim Delvoyes kunstwerk 'Concrete Truck', in de stijl van zijn 'gotische graafmachines' op de zeedijk. Van de noordelijke wijken van Brussel snijdt deze fietstocht dwars door het centrum. Dansaertwijk. Beurs. Kunstberg. Wetstraat. Jubelpark. Na een koffiestop in de Europese wijk wissel ik de drukke gemeente Brussel in voor de groenere gemeenten in het oosten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In Etterbeek passeer ik het prachtige Huis Cauchie, dat ik vorige week nog heb bezocht. Een aanrader. In Sint-Pieters-Woluwe stop ik even bij het Stocletpaleis, in Weense secessionstijl. Opmerkelijke toren. In Oudergem fiets ik voorbij het Kasteel van Hertoginnendal, waar de regering wel eens komt vergaderen. Hier begin ik de Woluwe te volgen richting Zoniënwoud. Gezellige markt in het centrum van Bosvoorde. Middenin het voornaamste restant van dat ooit zo machtige oerbos fiets ik onopgemerkt het Vlaamse gewest binnen. Het Zoniënwoud is het enige bos dat zich in alle drie de gewesten van het land uitstrekt.
In de heuvels ten zuiden van de hoofstad geniet ik van de aangename Brabantse dorpen. Even proef ik van het landelijke Pajottenland, met de typische holle wegen en draslanden. In Beersel mag je dat proeven letterlijk nemen. De Brusselse rand is natuurlijk ook bekend voor haar kriek, geuze en lambiek. Ik plof me neer in een strandstoel bij Brouwerijk Oud Beersel en bestel een rozenlambiek. Heerlijk in het najaarszonnetje. In Lot loopt de route nog voorbij Brouwerij 3 Fonteinen.
Ik volg het kanaal naar Anderlecht en zie de oevers verstedelijken en de hoofdstad en haar monumenten op me afkomen. Ik fiets dwars door het drukke Molenbeek, spot de Nationale Basiliek van het Heilig Hart van Koekelberg wanneer ik de drukke baan oversteek naar Jette. Op de terreinen van Thurn en Taxis is er altijd vanalles te beleven, maar het is de Zennebar die mijn volle aandacht krijgt. Anderhalf jaar geleden bracht ik hier op het terras nog spoken word voor De Sprekende Ezels. Vanavond geniet ik er van een welverdiende Jambe-de-Bois, een ibtter biertje van Zennebrouwerij. Ik ontdekte een ander Brussel tijdens deze afwisselende fietstocht door maar liefst 15 (!) gemeenten.
Fietsknooppunten: 1 - 12 - 7 - 10 - 17 - 5 - 27 - 26 - 66 - 60 - 25 - 78 - 82 - 81 - 32 - 43 - 47 - 34 - 33 - 83 - 82 - 63 - 62 - 67 - 84 - 86 - 48 - 47 - 45 - 36 - 37 - 38 - 14 - 13 - 2 - 71 - 1

En toen was het verhaaltje uit. EINDE.

zondag 12 mei 2024

Welkom in Europa, 1-11 mei 2024, deel 2

Welkom in Europa
 
Deel 2: Alpengeluk
 
Op een miezerige zondagochtend neem ik een trein dwars door het Berner Oberland. Vanuit het raam heb ik zicht op de in wolken gehulde Stockhorn, Niesen, Eiger en andere Alpenreuzen. Ik spoor langs de Thunersee, via Thun met de opvallende burcht, en bereik Brig, aan de Rhône, helemaal in het zuiden van Zwitserland. Het is de perfecte tussenstop, met pastelkleurige huisjes tegen een achtergrond van besneeuwde bergtoppen. Het 16e-eeuwse Stockalperhaus en het 17e-eeuwse Stockalperschloss verbazen met hun torens en binnenplaats met arcadegalerijen, die me al in Italiaanse sferen brengt.
Basel en Bern, Rhône en Rijn, dat alles laat ik voor enkele dagen achter me. Een tweede trein duikt de Simplonpas in en komt er langs Italiaanse kant weer uit. Ik bereik het stadje Stresa, aan het Lago Maggiore, het op een na grootste meer van Italië, dat hier de grens vormt tussen de regio's Piëmont en Lombardije, maar uitloopt tot in Zwitserland. Stresa is een stad van vergane glorie, met haar hotelpaleizen en sjieke promenade met palmbomen. Eerst mijn jarenlange ritueel. Mijn cappuccino op Italiaanse bodem drink ik op de oever van het meer, met zicht op de Alpen en op het Isola Bella met zijn opvallende Palazzo Borromeo. Ik wandel in een heerlijk mediterraan landschap, langs fabuleuze villa's, naar Belgirate. Hier volg ik de weg van de votiefkapellen, van de meer dan 300 in deze streek kom ik er een aantal tegen.
De fresco's van de 12e-eeuwse kerk bovenop de heuvel zijn erg mooi en ook het uitzicht over het Lago Maggiore mag er zijn. Ik begin aan een stevige klim, naast riviertjes die als watervallen richting het meer snellen. Uitgeput (nu al) en bezweet (tmi?) bereik ik de kerk van Calogna... en bijhorende bar. Het stuk over de beboste flank van de Monte del Falò gaat veel vlotter. Voor een van de votiefkapellen tref ik sporen aan van voorchristelijke rituelen. Ik passeer de dorpjes Magognino en Brisino en daal af naar de straatjes van Stresa. Daar wacht de Italiaanse gastronomie op me. Op café ontmoet ik een koppel uit Leeds. Bij ons bier of wijn krijgen we elk een schotel met hapjes gratis. Het deed ons denken aan de gratis tapas in Granada. Aperitieven in stijl. Tegenover de Boromeïsche eilanden zit de Funivia del Mottarone, al drie jaar gesloten sinds het vreselijke ongeval van 23 mei 2021, toen de kabelbaan van 54 meter hoogte op de flank van de Monte del Mottarone neerstortte, en zo veertien levens eiste. Slechts één passagier overleefde de crash, een kind dat door zijn vader werd gered door het op het laatste moment dicht tegen zich aan te drukken en zijn eigen lichaam als schild te gebruiken. De oorzaak bleek het tijdelijk uitschakelen van de noodrem, door middel van een speciale vork, allemaal voor financieel gewin.
Hevige regenval bezoekt het Lago Maggiore op maandag en dus verander ik mijn plannen. Geen bergwandeling, wel een uitstap naar Domodossola, een stadje in de Valle d'Ossola. Ik bezoek er een van de negen Sacri Monti, ofwel Heilige Bergen, van Noord-Italië, een calvarieberg uit de 17e eeuw. In de gietende regen volg ik de lijdensweg van Jezus Christus, van statie tot statie, van de kapel met zijn veroordeling voor Pontius Pilatus helemaal de berg op naar de marteldood aan het kruis en zijn verrijzenis. De beelden van de passiepersonages zijn levensgroot. Ook Orta San Giulio heeft zo'n Sacro Monte. Het stadje ligt aan alweer een ander meer, het Lago d'Orta, dat door de Monte del Falò en de Monte del Mottarone van het Lago Maggiore wordt gescheiden. De prachtige beschilderde 16e-eeuwse kapellen zijn gewijd aan het leven van Franciscus van Assisi.
Ik daal af naar het gezellige centrum van Orta, op de oever van het meer, bewonder het elegante Palazzo della Communità en stap recht het bootje op naar het schilderachtige Isola San Giulio. Lang niet slecht voor een plan B omwille van slecht weer! Magnifiek zijn de fresco's en de crypte in de vroegchristelijke basiliek, gesticht in 309. Terug aan de overkant volg ik de oever naar het treinstation en passeer enkele imposante villa's, zoals Villa Crespi. Op de trein naar Cuzzago, aan de rivier Toce, vertelt de dronken Rosario me in moeilijk te begrijpen Italiaans dat hij vroeger zanger was. Hij doet geen vlieg kwaad maar dringt zich op aan de reizigers, die verschillende gradaties van geduld tonen. Ik verken dit alpendorp in de regen, klauter in de steile steegjes, en rust uit onder het afdak van een kapel. Komt een oud Zwitsers koppel voorbij gereden. Ze stoppen vlakbij het afdak en vragen of ik Duits spreek, maar al gauw blijkt dat we ook vooral het Frans delen. Ze nodigen me uit in hun vakantiestulpje, geven me een drankje, het eten sla ik beleefd af. Alsnog krijg ik een reep Zwitserse chocolade in mijn handen gestopt. De man wijst naar de bergen, toont waar het marmer van de Dom van Milaan vandaan komt, vertelt hoe ze dat eeuwen geleden van de Val Grande naar Milaan hebben vervoerd. Wandelkaarten krijg ik toegestopt, fotoalbums om door te bladeren. Wat een onnavolgbare gastvrijheid. Aan het verlaten station, met een Toren van Pisa in de tuin, is het alsnog lang wachten op een vertraagde trein. Ik ben niet meer in Zwitserland. Terug in Stresa krijg ik in elke bar gratis tapas. En Italiaanse tapas zijn niet louter voedsel, maar pure kunst. Met een amaro spoel ik mijn laatste dag in Italië door. Arrivederci Piemonte!
Vroeg in de ochtend keer ik terug naar de Zwitserse Alpen, langs de in sluiers gehulde toppen van de Val Grande, een opmaak van mist, ijs en sneeuw, dan via de Simplonpas naar Brig en vervolgens dieper in het Berner Oberland, langs diepe ravijnen en watervallen. Heel charmant is het zicht op het Kasteel van Spiez aan de Thunersee. De bergstadjes met boerenhuizen, de naaldbossen en de bloemenweiden brengen me terug naar mijn kindertijd. Mijn ouders namen me enkele keren mee naar Disentis en Leysin, waar ik niets dan mooie herinneringen aan over houd. Interlaken ligt tussen de bergmeren Thunersee en Brienzersee in, aan de voet van het Jungfraumassief. Alpenreuzen zoals de Eiger, de Mönch en de Jungfrau kijken op nietige ons neer. Ik logeer in het Mattenhof te Matten bei Interlaken, een ruime villa met houten meubilair en een enorme sint-bernardshond voor de open haard. Ik moet aan Twin Peaks denken. Ik drop mijn spullen in de slaapzaal waar ik zal overnachten en neem in Interlaken de bergtrein naar Lauterbrunnen, idyllisch gelegen in het gelijknamige dal. Zelfs bij hondenweer is deze treinrit langs de snel stromende Lütschine en tussen de steile bergwanden niets minder dan spectaculair.
Na een kopje koffie in het populaire Airtime Café maak ik een ingekorte bergwandeling in de gietende regen. Al gauw bereik ik de Staubbachwaterval, die Lord Byron vergeleek met de staart van het paard van de Dood. Wat deze ontzagwekkende waterval zo bijzonder maakt, naast haar hoogte en omvang, is dat het meeste water al in de lucht verdampt. Overal waar ik kijk pronken de bergen met hun watervallen, en de Trümmelbachfälle, volgens Charles Baudelaire gordijnen van kristal, zijn de meest spectaculaire. Een tunnellift brengt me tot halverwege naar boven. Wat volgt, is een avontuurlijke tocht door de buik van de berg, waarin nauwe paden en trappen me tot vlak naast de Trümmelbachfälle brengen ,die vers water uit de gletsjer van Eiger, Mönch en Jungfrau stuwen. Een fenomenale ervaring gedeeld met tientallen andere enthousiaste toeristen.
De aanhoudende regen is geen meevaller maar het panorama brengt me alsnog in vervoering. Ik ontmoet koeien, geiten en schapen met grote bellen om hun nek gebonden, maar ook gemzen en herten. Wanneer ik in de portiek van een berghut een müeslireep eet, springt een brutale koolmees op mijn hand om er uit te eten. Een groot stuk brokkelt af, waar een vink mee gaat vliegen, maar omdat het te groot is weer laat vallen. En in Stechelberg spot ik zelfs een eenzame alpensteenbok op de steile wand van de Schilthorn.
Bij de Mürrenbachfall neem ik de Schilthornbahn naar Mürren, een stadje dat op 1638 meter hoogte tegen de bergwand kleeft. Heel even schiet het drama op de Mottarone door mijn hoofd, het is haast onvermijdelijk. Een spectaculair panorama ontvouwt zich over het Jungfraumassief, gedeeltelijk beperkt door de mist, terwijl de cabine langs de bergwand scheert, naast watervallen en groepjes gemzen op wandel. Mürren is een verzameling alpenhutten en hotels in de sneeuw. Ik blijf er maar kort, want moet nog helemaal terug naar Interlaken. Op de bus van Stechelberg naar Lauterbrunnen leun ik tevreden achterover na zo'n indrukwekkende dag. Natte voeten. Hart in extase. 's Avonds drink ik in de lobbybar van het Mattenhof steenbokbier en lees Ian McEwan. De sint-bernardshond is ieders favoriet.
Vroeg op de dag landen twee parachutes in de Höhematte van het mistige Interlaken. Ik volg de Aare naar de Briensersee, maar de mist ontneemt me veel van het uitzicht. Per trein klim ik de Alpen weer in, naar Grindelwald, waar ik met de Eiger Express, een indrukwekkende kabelbaan, naar de Eigergletsjer, op 2320 meter hoogte, reis. De frisgroene heuvels van Grindelwald maken plaats voor een naaldwoud in een dichte mist, dan alsmaar minder bomen en meer sneeuw. Het verblindende wit doet pijn aan de ogen. Hier is enkel het Grote Niets. Verbijsterend. Grote groepen Aziatische toeristen houden een sneeuwballengevecht of poseren bij een sneeuwman. Opnieuw wordt de mistmachine gehanteerd op het dak van Europa. Wanneer ik terugkeer per Eiger Express is er al bijna niets meer te zien. Tijd om vervroegd de Alpen de rug toe te keren en zonnigere oorden op te zoeken. Dat is jammer. Deze streek is verslavend mooi en dankzij het uitstekende treinnetwerk is het belachelijk gemakkelijk om je hier te verplaatsen.
Mijn eerste trein, die naar Interlaken, passeert een lamaboerderij. Een tweede brengt me van het Berner Oberland naar de hoofdstad. Door het raam spot ik een vos. Trein 3 gaat naar het meer van Genève, in Franstalig Zwitserland. Nadat ik een weergaloos uitzicht over het meer, de bergen, de Franse oever en de wijngaardterrassen van Lavaux krijg voorgeschoteld, stap ik uit in het middeleeuwse en mondaine Lausanne, olympische hoofdstad, studentenstad, wijnstad. Ik klim naar de place de la Palud en de wijk Le Rôtillon, en stort me hongerig op de hartige pannenkoeken van Crêperie La Chandeleur, door te spoelen met Bretoense cider. Een lange houten trap leidt naar de gotische kathedraal met zeer mooie glas-in-loodramen. Ook het zicht over de vierde stad van Zwitserland en het grootste meer van Europa is de klim waard. Op een van de terrassen naast de trap drink ik een wijntje uit het kanton Waadtland. Café Le Barbare doet wat bohémien aan. De Italiaans-Zwitserse schrijfster Anne Cuneo liet haar personage Maria Machiavelli hier vaak over de vloer komen.
In Vevey maak ik een avondwandeling langs het meer en passeer het hoofdkantoor van Nestlé. Iets verderop, in Corseaux zit Villa Le Lac van Le Corbusier. De wijngaardterrassen, de zeilbootjes, de besneeuwde bergtoppen van de Savooise Alpen, de lichtinval op het meer, gefilterd door de wolken. Wat een plaatje. Een treintje naar Puidoux snijdt dwars door de wijngaarden en biedt nog knappere panorama's van het meer van Genève. Al die indrukken ga ik doorspoelen in de hippe bars van Lausanne. De place de l'Europe bestaat uit een netwerk van voetgangersbruggen, vanwaar je op de daken kan, en zo de metro of een rooftopbar in. Die bar is van mijn hotel, het trendy Mad House Hotel, een 9 op de schaal van Instagram zeg maar. Mooi zicht op de omliggende kerktorens, paleizen en de zonsondergang. En dan is er nog de dj in de Mad House Bar op het gelijkvloers. In die feestelijke setting verneem ik de dood van Steve Albini. Uit de cafés van de Esplanade du Pons klinken vreugdekreten. Ergens werd ook iets gewonnen.
Na een laatste nacht in Zwitserland maak ik een ochtendwandeling tussen de wijnstokken van Grandvaux. Zeker 20 kilometer aan chasselas-druiven, een walhalla voor wijnliefhebbers in een bijzonder idyllische omgeving. Een standbeeld van Corto Maltese kijkt uit over het landschap waar zijn geestelijke vader, striptekenaar Hugo Pratt, zo van hield. Ik verken de dorpjes Villette en Aran-sur-Villette en keer terug naar Lausanne. Piratenstadje Ouchy werd opnieuw uitgeroepen tot vrijstad. In de oude haven bekijk ik de middeleeuwse donjon uit de 12e eeuw, waarrond een 19e-eeuws hotel werd gebouwd, een fraai geheel. Ik reis naar het noorden, met nog één keer het zicht op de wijnriviera, het meer van Genève, Bern en de pieken van zijn Oberland, het Juramassief en tot slot de torens van Basel. Ik neem afscheid van de boerenhuizen, de Zwitserse koeien in alpenweiden, de wouwen die over het luchtruim regeren, en daar spot ik weer een vos aan de bosrand. Natuur is hier veel minder beteugeld dan in het volgebouwde België. Ook het treinreizen was zo eenvoudig, zo elegant, zo punctueel hier, en ook de voornaamste reden waarom ik zoveel heb kunnen doen op amper een week tijd. Wanneer ik de conductrice een laatste keer mijn Swiss Travel Pass Flex toon, voelt het als een afscheid.
De trein blijft de Rijn volgen tot in het Zwarte Woud, en zijn hoofdstad, het Duitse Freiburg im Breisgau. Ik was al lang benieuwd naar deze groene stad, deze metropool van de zonne-energie, en zonnigste stad van Duitsland. Zowel puntgevels en geplaveide trottoirs als zonnepanelen vormen de make-up van deze stad. Ik hou van de gezellige drukte op de Rathausplatz en de Münsterplatz, levendige terrasjes tussen oude herenhuizen en paleizen. Zo is er het Haus zum Walfisch, waar Erasmus moest onderduiken. Heel sierlijk is het gotische Kaufhaus, in rode pleisterkalk, en met 16e-eeuwse Habsburgse beelden op de eerste verdieping. Verbluffend zijn de Schwabentor en de Martinstor, je kan er echt niet naast kijken. Ik bezoek ook de Münster, in roze zandsteen opgetrokken, met een opmerkelijk torenportaal met 418 beschilderde beelden, schitterende glas-in-loodramen, en een retabel van Hans Baldung Grien, en een maaswerktoren van maar liefst 116 meter hoog. Behalve de rijnstenen wapenschilden geplaveid in de trottoirs vind ik ook enkele struikelstenen, die je overal in Europa vindt waar de nazi's joodse burgers hebben weggevoerd naar de kampen. Je zou zo aan de vergulde tegels voorbijstappen.
Slapen doe ik in de buurt van de Titisee, een gletsjermeer in het Zwarte Woud. Nu ja, naar mijn B und B in Neubierhäusle is het wel nog even stappen. Net voor de schemering maak ik nog een avondwandeling in het bos. Na een goede nachtrust in koekoeksklokkenland keer ik terug naar het meer. Terwijl ik er ga pootjebaden komt de regionale zender SWR Aktuell me interviewen. In Horben bei Freiburg neem ik een van de oudste kabelbanen ter wereld naar de top van de Schauinsland, 1284 meter hoog. Het mooiste uitzicht van het Zwarte Woud ontvouwt zich, inclusief Freiburg, de Rijn en daarachter Frankrijk en de Vogezen. Daar hoort een vegetarische Flammkuchen bij. Enkele parachutes hangen hoog boven het woud. Ooievaars in een wei. En de lente lijkt het deze keer te menen.
In het drukke Freiburg laten kinderen hun Bächlebootjes in de oude goten drijven. Ik zet koers naar het noorden en verlaat Duitsland wanneer mijn trein de Rijn oversteekt en in de metropool van de Elzas aankomt. 11 jaar geleden was ik enkele dagen in Straatsburg. Nu geef ik mezelf anderhalf uur om nostalgisch weg te dromen op het sprookjesachtige Grande Île. De onwaarschijnlijk schattige vakwerkhuizen bij de Barrages Vauban, waar de zwanen net hun eieren hebben gelegd, blijven onweerstaanbaar. Ik zet me met een pastis op een terras tegenover de kathedraal, die als een roestbruine monoliet voor me verrijst. Al die beelden van vorsten, engelen, heiligen, Moeder Maria, Jezus Christus, wat een monument. Met 142 meter was de spits ooit de hoogste toren ter wereld. Ik baan me een weg door een menigte, steek de Ill weer over en neem een trein naar Lotharingen en hoofdstad Metz. Met een avondwandeling langs de Moezel sluit ik de voorlaatste dag van mijn Europareis af. Op de Esplanade kijk ik uit over de vele kerktorens die de stad rijk is. Ik loop langs de vroegchristelijke Basilique Saint-Pierre-aux-Nonnoins en een militair paleis en eet pizza bij een sympathieke Algerijn. Fischerpils in rockbar The Black Cat. En... is dat het noorderlicht?
Zaterdagochtend slenter ik door de binnenstad. Altijd fijn om in Metz te belanden, zeker als het niet was gepland. De kathedraal is een lust voor het oog. Het stationsgebouw is een van de mooiste van Frankrijk. En nu ik toch in de buurt ben... Ik reis door het zuiden van Luxemburg, wandel langs het Kasteel van Bettembourg, passeer het Drielandenpunt in Rodange, bij de rivier La Chiers, waar ook het Belgische Aubange en het Franse Mont-Saint-Martin samenkomen. Een symbolisch eindpunt van een reis door maar liefst zes landen, die bij een ander Drielandenpunt was begonnen. Ik neem de bus naar Longwy, een stadje dat ik altijd al wou bezoeken, maar dat voor een daguitstap vanuit Berchem moeilijk is te bereiken. Op de plaats van een kasteel, dat hiervoor werd gesloopt, bouwde militair architect Vauban vestingwerken om Frankrijk tegen buitenlandse invallen te beschermen. De stadsmuren en kazematten zijn nu een natuurgebied. Het stratenplan van de vesting zelf werd volgens het dambordpatroon aangelegd, net als in Neuf-Brisac en alle andere versterkingswerken van Vauban.
En hier eindigt de reis. Wanneer ik de Frans-Belgische grens bereik en mijn land binnenstap, voelt het inderdaad als thuiskomen. Ook al begint de lange terugreis hier pas echt. Door werkzaamheden zal ik er nog zeker zes uur over doen om Berchem te bereiken. Deze reis begon in de Europese hoofdstad maar zette zich voornamelijk buiten de Europese Unie voort. Zeer vaak wipte ik een grens over en merkte hoe de Zwitserse kantons nauw samenwerken met hun buurlanden, in heuse Euregio's, met handige trein- en busverbindingen bijvoorbeeld. Basel is hier het beste voorbeeld van. Landen als Israël staan compleet haaks op dit concept van vrede en samenwerking. Binnen enkele uren begint de finale van het achterhaalde songfestival. Het is in de loop van de jaren van alles en nog wat geworden, maar niet Europees. De Nederlands kandidaat werd zonet op basis van vage beschuldigingen gediskwalificeerd. De Israëlische kandidate maakt veel kans om vanavond te winnen. Op het terras van een Portugese bar aan de Frans-Belgische grens zet ik me met een Luxemburgs biertje in de zon. Welkom in Europa.