Ik ging de spoken met Dettol te lijf,
zette het raam in mijn hoofd op kiepstand
om nevenschade te beperken
- een futiel gebaar, zo bleek.
De juiste woorden bleven weg uit zelfbehoud,
de rest lag op z'n rug te creperen.
Het is staren naar een bodem van glas,
tevergeefse vulpen in de hand,
en alle letters zijn weggespoeld.
Zo is een glas gewoon een glas,
zijn functie van heel korte duur.
Het is ten strijde trekken en verliezen.
Uitvaren en vergaan,
net als de Vasa niet mee wachten,
faam vind je meestal verticaal.
En kopje onder in een badkuip
op de bodem van de zee
leg ik ideeën mee te rusten,
weet dat de hemel niet kan rotten,
dat weet de dwangarbeider ook.
De diepe wortels van de tong
tieren zoals een honingzwam
die zo sequoia's overklast
zoals de kelders van een ijsberg,
geducht door elke kapitein.
Het achterste van de tong
weet ik voorbij de horizon,
de larven van mijn woorden
morsdood naast uitgeroeide spoken.
Dus ik verzegel nu mijn hoofd
en met krijt teken ik de pijlen
die wijzen naar een vruchtbaar residu,
een kiem van inspiratie,
als een uitgestoken tong
naar al die vers verschroeide aarde.
Revoluties starten in potgrond.
"Tabula rasa is een fabel",
aldus de beiaard in mijn hoofd.
Ik laat de spuitbus in de kast
maar gooi een doek over de kooi.
Foto: Lisa Deckers