dinsdag 3 april 2018

--------


Geluk lijkt nooit aan haar verwekkers te zijn besteed,
in de wieg al olie lekken en een voettocht naar het schroot,
een glimlach waarin alle Dickens naar me knikken.
Ik denk aan appels en bomen en wil in mijn hoofd snijden.
Haar ouderlijk huis verlaten zonder bloed te lozen is niet beleefd.
Er trappelt een olifant van ongeduld en de teef heeft geworpen.
De kip op mijn bord is kleiner dan mijn vuist.
Gebraden en nog even vinnig als in de ren,
het bloedt sijpelt nog uit haar anus. Smakelijk.
Morgen schaffen ze vis. Die hangt als een prijs aan de muur.
Ik krijg nog mee dat ik vader word.
Het eten wordt koud als mijn hart.

Nu moet ik wel trouwen met deze voorbestemde vrouw.
Ze draagt wat moet doorgaan voor mijn kind.
Onweersnachten – het wezen krijst, bevlekt product
van koortsmondig geluk, het ligt er gloeiend bij.
Mijn wederhelft is een gat in de nacht,
ook moeders eroderen. Het begint bij de oogleden.
Alle stronthopen hellen naar mij.
Waar ligt de schaar?

Overspel – ik hou het hoofd er niet bij.
In welke duivelspoel zink ik weg
als ik mijn hoop niet hoger trek.
Maak een gom van mij en vaag alles uit.
Hoe zwaar mijn potloodzonden wegen,
er is altijd een weg terug. Koester het voornemen
kruit verschieten voor het kan gedijen.
Wat valt er in gomstof te lezen,
welke boodschap weerklinkt in zang,
in welke hemel leven wij?


Knip op de stippellijn.

Afbeelding: E. Mazet en J.Moncada (Ejercicio)
Met dank aan Wilma Dragonetti en David Lynch

2 opmerkingen: