maandag 12 maart 2018

A slice of Spain, deel 1

A SLICE OF SPAIN - 1-11 maart 2018

Deel 1: Cervantes, El Greco, Picasso



Bij ijskoude laatste loodjes van de winter is een reis naar Spanje meer dan welkom. Ik start aan de oostkust, in de hoofdstad van een fiere autonome regio, de stad van paella, horchata en El Cid Campeador: Valencia. In de Mercado Central, de grootste overdekte markt van Europa, versierd met lelijke azulejos en met een kolossale kaketoe op een van de koepels, bestel ik zo'n horchata - niet te drinken! Tegenover deze markhallen, die een minder geslaagde vorm van art nouveau omhelzen, de strenge façade van La Lonja de la Seda, een 15e-eeuwse zijdebeurs. Ik vergaap me aan de slanke gedraaide zuilen in een smaakvol interieur.
De gotische kathedraal valt meteen op als een allegaartje van torens, daken en portalen in uiteenlopende stijlen. Vooral van op de Plaza de la Virgen is het zicht op de achthoekige toren, het gotische portaal en de gotische klokkentoren Micalet knap. Naast de kathedraal heb je een basiliek met imposante 18e-eeuwse koepel, waar net een haast volzette mis aan de gang is. Bij de uitbreidingswerken stuitte men op de overblijfselen van het Romeinse stadscentrum van Valencia. Ik betreed de kathedraal via een barok portaal en stap de schitterende kapittelzaal binnen die de Heilige Graal tentoonstelt. Volgens de overlevering de drinkbeker waarmee Jezus zich op zijn allerlaatste vrijgezellenfeestje benevelde. Een voorwerp dat nog eens de moeite loont om de handen voor te vouwen, lijkt me. In het museum bekijk ik enkele verluchte bijbels en kunstwerken.
Voor het gotische portaal, op de Plaza de la Virgen, heeft zich heel wat volk verzameld. De Waterrechtbank houdt er haar wekelijkse zitting over de verdeling van water onder de vertegenwoordigers van de acht kanalen, en hun mogelijke geschillen. Dit is een traditie die teruggaat tot de middeleeuwen.
Buiten de massieve westelijke stadspoort, verminkt door de kanonnen van Napoleon, kom ik tot rust in een tropische plantentuin met torenhoge palmen en het metalen gevaarte Umbraculo, al is schaduw bij dit grijze weer niet van doen. In de loofbomen schetteren groene parkieten dat het geen naam heeft. Na een tapaslunch in een traditioneel eethuis voor arbeiders neem ik een van de vele bruggen over de bedding van de Turia, de rivier die er niet meer is en in het groene kronkelende lint van het park is veranderd. De ongezellige boulevards zijn volgebouwd met potsierlijke paleizen uit het begin van de vorige eeuw. Veel meer geslaagd dan bijvoorbeeld het wat adventachtige noordstation is de Mercado Colon.
Ik ga voor de regen schuilen in een oud klooster, waar verschillende exposities door elkaar lopen. De sprekende foto's en de video-ervaring van Shadi Ghadirian laten een diepe indruk achter. Verder zijn er de vele bars in de graffitistraatjes van El Carmen, een vooral authentieke wijk met pit. Zeker geen mooie wijk, los van de knappe graffiti (vooral het graffiti-mannetje-met-hart en de roze konijnen komen vaak terug), maar net als Jozefvaros in Boedapest in trek bij zowel hippe vogels als meer volkse cafégangers. Binnenkort begint de Fallas, een groot meerdaags feest in de straten van Valencia. Sommige jongeren laten nu al de voetzoekers knallen, de eerste keren schrik ik me rot.
Hoewel ik al bijna een etmaal wakker ben, neem ik na heel wat bars een nachtbus naar de Spaanse hoofdstad. Tien jaar geleden ontdekte ik Madrid (en Spanje) voor het eerst, in de snikhete zomer van 2008. Slaapdronken verken ik de Barrio de las Lettres en de Plaza Puerta del Sol, met het geografische middelpunt en het beeld van de beer en de aardbeienboom. Ik beland er tussen de laatste feestgangers en de eerste pendelaars. Op de Plaza Mayor, met het standbeeld van Filips III, ben ik alleen op de vele slapende daklozen na. Op de Gran Via, de door Hemingway geliefde verkeersaorta met haar pompeuze paleizen, komt vrijdagochtend stilaan op gang.
In een ontbijtbar kap ik koffie. De televisie geeft het nieuws met Puigdemont. Aan de Plaza de la Cibeles ruil ik de ochtendspits om voor onthaasting op de Paseo del Prado. Hier is het wereldberoemde museum gehuisvest. Helaas. De rij is veel te lang en de regen veel te lastig. Plan B is het Museo Centro de Arte Reina Sofia, een museum dat de ismes van de vorige eeuw in de - nu ja - verf zet. In dit voormalige hospitaal geniet ik van werken van Mallo, Gris, Da, Miró... Alles is kubisme. En surrealisme. The Indestructible Objectvan dadaïst Man Ray stelt een nogal aparte metronoom voor. Ook de cultfims Un chien andalou (1929) en Los Olvidados (1950) van Buñuel worden vertoond. Salvador Dalí's surrealistische nachtmerrietaferelen lijken uit een bodemloos vat van inspiratie te zijn geschud: hoogst intrigerend. Het hoogtepunt is het kubistische meesterwerk Guernica, Picasso's fenomenale protestdoek tegen het bombardement van de Baskische stad Guernica in 1937, met 2000 burgerdoden als gevolg. Mens en dier schreeuwen het uit. De pijn en terreur zijn echt. Een van de sterkste aanklachten van fascisme uit de kunstgeschiedenis als je het mij vraagt.
Zoals het een goede hoofdstad betaamt, zijn de pleinen van Madrid een eerbetoon aan 's lands meest geliefde kunstenaars (ja ja, en staatsmannen, die ook... geeuw). Ik ontmoet beelden van Goya (twee zelfs), Lorca, Cervantes (vergezeld van de onafscheidelijke Don Quichot en Sancho Panza). Er kruipt een gigantische spin over de gevel van het Teatro Calderon. Erachter wappert op een toren de trotse regenboogvlag. Een beetje geschiedenis nu. Nadat het alcazar in 1734 volledig was afgebrand liet Filips V het huidige koninklijke paleis bouwen, in neoclassicistische stijl. Het geheel van het paleis, de 19e-eeuwse Almudenakathedraal en de op maat gesneden tuinen eromheen is een van de hoogtepunten op een citytrip naar Madrid... vooral wanneer de zon schijnt dan... Een andere topper die me altijd is bijgebleven is het Egyptische monument Templo de Debod in het Parque de la Montaña.
Ik daal de heuvel af en ga op bedevaart naar de tombe van Goya, in de Ermita de San Antonio de la Florida. In de fresco's van zijn grafkapel herken je duidelijk de stijl van de meester. Na uren door de regen wandelen regel ik een hotel, neem een douche en hou een siësta. Wanneer ik als herboren in de vooravond wakker word, schijnt de zon, voor het eerst vandaag. Lang zal het niet duren. De wijk Chueca is nogal alternatief, met heel wat literaire café's, enkele bio- en veganrestaurants, een vleugje prostitutie, en vooral een walhalla voor de LGBT-gemeenschap. In een smaakvolle homobar met oude familiefoto's aan de donkere muren, zet ik me neer aan tafeltje versierd met vier olifantenkoppen, recht tegenover een naakte engel. De Mercado de San Antón is een tempel voor de fijnproever en gourmethobbyist. Denk de Mercado op de Groenplaats maar veel uitgebreider en specialer. En dan is er nog La Mordida, een Mexicaans restaurant met extreem kleurrijk interieur, alsof je een Mexicaans prentenboek binnenwandelt. Alle cliché's zijn aanwezig en er is meer dan één Azteken aan de wand. Heerlijke nacho's en tortilla's. Ondertussen gaan de hemelsluizen open...
Na een lange nachtrust bezoek ik het Convento de la Descalzas Reales en zijn vele fresco's en kunstschatten, waaronder enkele werken van Rubens. Een gids die zelf wat wegheeft van een monnik leidt ons doorheen de vele vertrekken. Niet ver van het koninklijk paleis zit nog een ander streng klooster, het Convento de la Encarnación, met een standbeeld van theatermaker Lope de Vega ervoor.
Net buiten de hoofdstad ligt Alcalá de Henares, studentenstad en geboorteplaats van Cervantes. Ook ooievaars zijn hier thuis, ze bouwen hun nesten op de vele historische torens. Centraal op het naar hem vernoemde plein staat de meesterschrijver Cervantes met op het voetstuk verscheidene taferelen uit Don Quichot. Ik heb er een goed zicht op de vele kerken en kloosters van Alcalá.
Don Quichot en Sancho Panza, helden van La Mancha, zitten op een bankje voor het geboortehuis van Miguel de Cervantes Saavedra. In de gereconstrueerde kamers zie je hoe het huis van een rijk Spaans gezin er in de 16e eeuw moet hebben uitgezien. Er is ook een verzameling marionetten te bewonderen, allemaal personages geplukt uit een van de best verkochte literaire werken ooit. Het historische huis is gesitueerd in een aangename en half overdekte wandelstraat met oude huisjes, destijds de hoofdstraat van het joodse getto.
In de Universidad zelf, uit 1499, werd de eerste meertalige bijbel geschreven. Samen met een Spaans koppel en een gids trek ik door deze unieke universiteit met haar vele atriums. Er was een gevangenis waar studenten die de strenge regels van de Franciscusorde niet volgden enkele dagen moesten verblijven en een ezelspoort waarlangs studenten die voor een uiterst moeilijk examen buisden, moesten verdwijnen, waarna ze door de inwoners van Alcalá werden vernederd. De gids vertelt dat heel wat illustere schrijvers de Cervantesprijs hebben ontvangen en dat de Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez die heeft geweigerd. Na de Nobelprijs hoefde Gabo geen prijzen meer. De zaal waar deze prijs wordt uitgereikt heeft een schitterend mudejarplafond dat de sterrenhemel voorstelt. In de mooie kapel vinden we de beschadigde tombe van Cisneros, in carraramarmer. Door een brand tijdens de burgeroorlog stortte een deel van het plafond van de kathedraal in, waardoor de kardinaal de neus en enkele vingers mist en ook de gezichten van de engelen van hun kenmerken zijn beroofd. De tombe mag dan wel terug in de kapel staan, het lichaam van Cisneros ligt nog in de kathedraal begraven, onder een doodeenvoudige steen.
Wanneer mijn reisbus zich de volgende morgen een weg door de zuidelijke randstad van Madrid baant, heb ik een goed zicht op de wolkenkrabbers van het zakelijk district, de dikke gordel van woonblokken rondom de stad en de besneeuwde siërra's rondom de regio, een totaalpakket van meer dan 6 miljoen inwoners. Waar naartoe? Naar Toledo, hoofdstad van Castilië-La Mancha en ooit nog die van Spanje. Net als Lissabon ligt Toledo aan de Taag. Ik bezoek de oude moskee Mezquita Cristo de la Luz, met katholieke fresco's, een typische mengvorm die we kennen van Córdoba en Granada. Op de Plaza Zocodovor kan je niet om de vier massieve torens van het strenge alcazar heen, een bolwerk van het Francoregime, en meest opvallende landmark van de stad.
Het Museo de Santa Cruz bevindt zich in een voormalig hospitaal, niet ver van Cervantes' zoveelste standbeeld. De schilderijen komen voornamelijk uit de 17e eeuw, een gouden eeuw voor Spanje. Opvallend is dat sommige schilders in het huidige België zijn geboren. Heel wat van deze religieuze werken zijn van El Greco en zijn volgelingen. En dan zijn er nog een patio met elegante arcaden en de unieke surrealistische werken van Alfredo en Hortensia Castañeda. Op de gezellige Plaza Major speelt de Spaanse Johnny Cash voor een terrasje vol toeristen (eindelijk zon!).
De majestueuze spits van de kathedraal torent hoog boven de middeleeuwse straatjes uit. Het geheel is een architecturaal meesterwerk dat kracht en grenzeloze macht uitstraalt, en is een van de meest indrukwekkende gotische kathedralen van Spanje. Oh de verbluffende weelde van de kathedraal: het flamboyante gouden retabel, de uiterst gedetailleerde koorstoelen, de vele fresco's en beelden, de schitterende monstrans, de vele schilderijen van beroemde schilders (Goya, David, El Greco, Van Dyck, Velsquez...). Wauw wauw wauw! Hoog op de rots staat een jezuïetenkerk met twee forse façadetorens en een koepel. Ik klim tot op het dak en kijk uit over Toledo en de woeste Castiliaanse heuvels.
In de Iglesia Santo Tomé, pal in de oude joodse buurt, hangt het prachtige schilderij De Begrafenis van de Graaf van Orgaz, door El Greco. Ooit telde Toledo maar liefst twaalf synagogen. De weinige die zijn overgebleven zijn een bezoek meer dan waard, zoals de bogen en het stucwerk van Sinagoga Santa María la Blanca, uit de 12e eeuw. Het is echter de gotische kloostergang van San Juan de los Reyes die me het meest kan bekoren: de vele beelden, waterspuwers, het tuintje met waterput. Iets verderop is er de puerta del Cambrón, een oude stadspoort, met zicht op het nieuwere stadsdeel. Aan de monumentale San Martinbrug deadridet een jonge vrouw over de Taag. Ik hou het rustig en volg een natuurpad tussen de stadsmuur en de rivier. Tussen de vele kerken en kronkelige steegjes klinkt wilde jazz. Op een terrasje besluit ik dat de lente is begonnen.
Tot slot... de 13e-eeuwse Iglesia San Vicente, met Arabisch-islamitisch interieur, is omgebouwd tot een hip cultureel centrum, met een podium waar het altaar was, anti-kapitalistische kunst en een bar. De discobar is ook een mini-bib. Tijd voor een slaapmutsje.
Verder oostwaarts aan de Taag ligt Aranjuez, en zijn koninklijk paleis. Het is aangenaam wandelen in de Jardines del Principe, alleen tussen de zangvogels en de eekhoorns. Het paleis doet wat aan Versailles denken, en dan is La Casa del Labrador het Trianon. De laatste stop in het dorre land van La Mancha, waar ik in mijn verbeelding twee wereldberoemde personages doorheen zie reizen, is de versterkte stad Cuenca, net als Toledo op een steile rots gebouwd. Hier hangen de huizen. En de ravijnen zijn diep. Wanneer de avond valt, komen de vele verlichte monumenten prachtig tot hun recht. Ik kan mijn geluk niet op wanneer ik zie in wat voor hotel ik verblijf. Het gaat om een vrij luxueus 17e-eeuws paleis met een grote kamer en een balkon dat uitgeeft op de vallei van de Huécar en het spookachtige San Pabloklooster. Ik dwaal nog wat rond in deze middeleeuwse stad, met robuuste kathedraal, een handvol torentjes en natuurlijk de casas colgadas. Letterlijk een hoogtepunt in Spanje, zonder platte commerce, en vanavond blijkbaar zonder toeristen. Ik ben haast alleen op het pad langs het ravijn, en dineer in een leeg restaurant.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten