zaterdag 9 februari 2013

In het spoor van Boon: De Kapellekensbaan

IN HET SPOOR VAN BOON:
DE KAPELLEKENSBAAN


DE TENBOONSTELLING
In november 2012 bezocht ik samen met andere ua-alumni, boonkenner en docent literatuur van de moderniteit kris humbeeck, en jo boon de spectaculaire tentoonstelling 'villa isengrimus' in het letterenhuis in antwerpen. Het was de laatste dag van de tentoonstelling, die een jaar had gelopen. Van de grijze arbeiderswereld van fabrieksstad chipka wandelden we langs lithos en manuscripten, oude fotos en videofragmenten, en dus door het leven van louis paul boon, zijn villa binnen. Die villa die hij in erembodegem had, is er nu niet meer, maar onder meer de verandadeuren konden nog worden gerecupereerd. De tentoonstelling eindigde aan boons massieve schrijftafel, waar je nog sporen van gemorste inkt op kon terugvinden. Aan het einde van de rit, en dus met veel meer kennis over deze grote schrijver in het achterhoofd opgeslagen, moesten de bezoekers uitmaken of boon een reinaert dan wel een isengrimus is naar het einde van zijn leven toe, een sluwe vos die overal mee weg komt en de wereld te slim af is, of een bange, bedrogen wolf die steeds het deksel op zijn neus krijgt. Zelf worstelde boon met deze gedachte, net zoals de geëngageerde dagbladschrijver johan janssens in de kapellekensbaan. Heeft hij de wereld kunnen behoeden voor het vlijmscherpe materialisme en afstompende decadentisme, voor het suïcidale geloof in de Vooruitgang, die ons in een eenmalige, langdurige rit in een helse machine regelrecht naar de afgrond brengt?

DE KAPELLEKENSBAAN
Na deze boeiende tentoonstelling, een lang en inspirerend gesprek met de sympathieke jo boon - enig kind van de emminente schrijver - en het lezen van diens meesterwerk de kapellekensbaan, heb ik honger naar meer. In het carnavalsweekend van 2013 trek ik naar erembodegem, waar boon is opgegroeid en vanaf 1953 weer heeft gewoond. Ik wil er even in de romanwereld van ondineke bosmans ronddwalen, gelijkaardig aan wat ik wel eens in parijs doe, in het spoor van franse schrijvers. De stoptrein uit brussel dommelt verder, langs ternat, voorbij denderleeuw, tot in aalst. Ik stap af in erembodegem. Het is mooi weer in het rustige, met confetti besneeuwde dorpje.Van het station is het niet ver naar het centrum, waar je aan het begin van de ter-murenlaan, de kerk van erembodegem en een oorlogsmonument vindt. Achter de kerk kabbelt de slaperige dender. Als je de brug oversteekt en de naar boven hellende hogeweg volgt, vind je op nr 74 een bakkerij die als speciale literaire lekkernij het ondineke verkoopt, een praline op maat van de kapellekensbaan gemaakt. Jammer genoeg voor mij is de bakkerij gesloten wanneer ik de top van de heuvel bereik. Ik had anders wel eens van ondineke willen proeven. Zouden de eigenaars op skiverlof zijn of willen ze aan carnaval ontsnappen? Terug naar de ter-murenlaan dan maar. Al na enkele seconden stappen voorbij de kerk ontwaar ik in de verte de fabrieksschoorstenen van 'de labor' en, veel belangrijker, het beroemde kapelleke van de kapellekensbaan!
Je bereikt het door eerst onder de spoorweg tussen erembodegem en aalst te duiken en dan rechtdoor de kapellekensbaan te volgen. Ik zet me neer in de kapel en lees er het fragment DE MISDAAD. Ondine, zelfverklaarde koningin van ter-muren, het middelpunt van de wereld, breekt er het offerblok open en neemt het geld weg. Dan gaat ze "langs de lange muur van de dekenfabriek de labor" (Boon 34) naar de grote stad. Het is haar eerste kennismaking met aalst. Voor mij is het al de derde keer. De vervallen fabriek iets verderop zou trouwens een goede urbex-locatie zijn! Het ligt er verlaten bij en borden waarschuwen dat betreden op eigen risico is. Ondine zou er eens mee lachen.
De muur gaat verder, van rood naar grijs, langs het vrolijke stadspark, de stad van daens binnen. Op de hoek van de houtmarkt en de pontstraat loop ik een ambachtelijke winkel binnen die bijna enig in haar soort moet zijn. Ik koop er ambachtelijke negerinnenzoenen met speculoos, en de verkoopster raadt me een ondineke aan, gEEn praline deze keer, maar wel een bier van de brouwerij de glazen toren. Ik beloof dat ik het savonds zou komen ophalen. De winkel wordt trouwens al vier generaties door dezelfde familie uitgebaat. Wandel er zEker eens binnen als je aalst bezoekt, rond sinterklaas/sint-maarten of iets voor pasen bijvoorbeeld. Het aanbod aan chocolade lekkernijen is onweerstaanbaar! Iets verderop ligt het begijnhof, met daarachter de rokende fabriek, als een stinkend, verdorven monster dat in schril contrast staat met het lieflijke witte wijkje.

BOONTJE LEEFT VOORT
Boon leeft voort in deze slapende stad - als stilte voor de carnavalstorm - maar je moet even zoeken. In een antiek boekwinkeltje in de voldersstraat kan je nog heel wat eerste uitgaven van boons werken kopen. De vriendelijke uitbater laat me er enkele zien. De schrijver heeft trouwens erg veel geschreven, en moet ontzettend veel tijd achter zijn schrijftafel hebben besteed. De zeer productieve auteur van mieke maaikes obscene jeugd heeft een twintigtal romans geschreven, en daarnaast nog erg veel kortverhalen kronieken essays, noem maar op! De carnavalskoorts heeft de stad trouwens danig in haar ban. De geïllustreerde caféruiten laten de voil jeanetten op hun best zien, maar het voornaamste mikpunt van de typische cartoons is de n-va, en meer bepaald christoph dhaese, al moesten ook onder meer de gentenaren en joke schauvliege eraan geloven. Ik kuier door de stad, over het marktplein, waar het zicht op het belfort grotendeels wordt gehinderd door de kermis. Aalst bereidt zich rustig voor op hEt evenement van het jaar: carnaval. En dat is eraan te merken. Overal.

HET STAARTJE
De grote stad maakt ondine angstig. Ze is totaal het noorden kwijt. Met het gestolen geld koopt ze een pop, maar wat moet ze met de overschot van het geld aanvangen? Ze gooit het weg in de gracht langs de kapellekensbaan. Wanneer ze zich terug naar ter-muren begeeft, lijkt alles haar, in vergelijking met de stad, veel kleiner, veel trager, tot in het absurde. Wanneer haar broer valeer haar pop per ongeluk een oog uitsteekt, smijt de teleurgestelde ondine de pop stuk tegen de muur. Ze gaat terug naar de kapel, vol van schuldgevoel voor wat ze heeft gedaan. Net wanneer ze een verhaal wil verzinnen over het offerblok, komt een oude vrouw de kapel binnen en merkt ze wat er is gebeurd. Meteen gaat die rondbazuinen dat het offerblok is opengebroken, het geld is gestolen en dat iemand ondineke iets heeft aangedaan. Plots heeft iedereen medelijden met het arme kind en moet onze heldin een lukrake beschrijving geven, maar wanneer een aan lager wal geraakte meesterknecht blijkt te voldoen aan ondines verzonnen beschrijving, begint het verhaal een eigen leven te leiden, met alle gevolgen van dien. De koningin van ter-muren geraakt steeds meer uitgekeken op haar nog jonge leven in ter-muren, dat ze wil ontsnappen, terwijl ze steeds het deksel op de neus krijgt en van een kale reis terugkomt. De lat van haar ambities wordt steeds lager gelegd en uiteindelijk trouwt ze met de kunstenaar oscarke, maar ze wordt er niet gelukkiger van. Integendeel... Humbeeck & vanegeren spreken over een allegorie van de mislukking (396-397). De daarmee gepaarde frustratie is iets wat elke mens herkent, en dat is een van de redenen dat de roman misschien wel een van de meest belangrijke werken over onze tijd is. In dat opzicht is er nog steeds niets veranderd.

DE ANTIROMAN
Ik ga mijn dorst lessen in het estaminet de babbelaer en bestel een geuze boon, what else? Ik lees nog enkele passages in de kapellekensbaan. Deze antiroman wil, met een omweg naar het verleden, meer bepaald het einde van de 19e eeuw, iets in het heden aanklagen, maar dus op een onrechtstreekse, niet voor de hand liggende manier. Dat maakt de roman ook vrij moeilijk om te lezen. Maar moeilijk gaat ook. Boontjes 1ste illegale roman gaat over de opkomst en de neergang van het socialisme en het belang van de vakbonden, die historisch gezien natuurlijk sterk met aalst zijn verbonden. De roman is zeer fragmentarisch en bevat sterke meta-tekstuele elementen. Eigenlijk is ook het falen van de literatuur om de eigen tijd te bevatten, een direct thema in het boek, dat ons grote modernistische epos zou moeten zijn, maar enerzijds nog met de voeten in de naturalistische traditie van zola staat en anderzijds al veel verder reikt, als voorbode van het post-modernisme. Ik drink mijn boontje op, maar moet toch toegeven dat ik mort subite verkies. Voor ik mijn ondineke ga ophalen, slenter ik nog langs het pad tussen de dender en de spoorweg, voorbij de syral-fabriek, waar voorheen het eiland chipka was. Tijd om te gaan eten. Brussel misschien. Van al dat literaire gedoe heb ik honger gekregen. Maar ook honger naar meer louis paul boon. Naar meer ondineke en oscarke, naar zomer te ter-muren, het vervolg op de kapellekensbaan. Al is een iets luchtiger werk van een compleet andere schrijver als tussendoortje misschien niet zo'n slecht idee. De avond valt. Aalst is er helemaal klaar voor. Ik neem de bus naar brussel en verlaat de stad voor de feestbom losbarst.

Bronnen
Boon, Louis Paul. De Kapellekensbaan, 1953, Utrecht, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2012.
Humbeeck, Kris & Vanegeren, Bart. "Nawoord: Een Onfatsoenlijk Boek", 1994, in Boon, Louis Paul. De Kapellekensbaan, 1953, Utrecht, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2012.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten