Eind februari vertrek ik voor enkele dagen naar de Provence, een uitgelezen kans om daar de sporen van de Provençaalse schrijver Alphonse Daudet te volgen. Als voorsmaakje bezoek ik enkele adressen in Parijs, want deze zuiderse schrijver heeft erg lang in Parijs gewoond en dit in de meest uiteenlopende wijken, maar vooral op de linkeroever van de Seine. De avond begint te vallen in het winterse, regenachtige Parijs. Ik wandel langs het Centre Pompidou en blijf enkele minuten bij een Ivoriaanse vreedzame en dansbare betoging tegen onze vriend Sarko staan. Aan het Hôtel de Ville wordt geschaatst. Parijs maakt zich klaar voor de avond en ik heb er zin in. Ik wandel via het Ile de la Cité naar het Quartier Latin. Aan het Parc de Luxembourg en niet ver van de Senaat ligt de Rue de Tournon, waar Daudet in huisnummer 7 introk, klaar om het uitgaansleven van Parijs onveilig te maken. Hij leerde Marie Rieu kennen en werd verliefd, maar toch kende hij ook tal van andere vrouwen, adonis en casanova die hij was. De aantrekkelijke Daudet viel best in de smaak bij de vrouwen, en dat kan niet gemakkelijk zijn geweest voor de jaloerse Marie Rieu. Daudet had nu een stekje in Parijs, maar hij miste zijn Provence enorm. Daarom pendelde hij voortdurend over en weer, om zo van beide werelden te kunnen smullen. En of hij smulde!
Lange tijd kuier ik rond in het Quartier Latin en Saint-Germain. Ik passeer de kerk Saint-Germain-des Prés, steek de Seine aan het parlement over en bewonder de prachtig verlichte monumenten: de gebouwen op het Place de la Concorde, de obelisk, het reuzenrad, de Notre-Dame en de Eiffeltoren, die de nachtstad met een blauwe spookachtige lichtstraal onrustig te lijf gaat. Mooi om te zien. Wijk na wijk moeten ze eraan geloven, ik blijf wandelen, vervuld van de drang om Paris by night te leren kennen. In de Rue J.J. Rousseau ga ik op restaurant en vind ik een jeugdherberg - pal in het eerste arrondissement, beter kan niet. Doelloos rondwandelen in Parijs heeft zo z'n voordelen. Zo stoot je soms op onverwachte literair of historisch interessante plekjes, zoals het café waar Jean Jearès werd vermoord, het Maison Dorée, waar Alexandre Dumas een drukkerij had, of de onbekendere kerk Trinité d'Etienne d'Orves, die er best mag wezen. Ook de Opéra komt 's avonds mooi tot zijn recht. Het is gezellig flaneren op de Parijse boulevards en op de tonen van de doedelzak van een straatmuzikant. Ik ga alsmaar noordelijker, want ik wil nog één adresje van Daudet bezoeken vanavond, de rest is natuurlijk voor morgen. In de Rue d'Amsterdam gingen Daudet en Marie Rieu samenwonen. Nu is er het Hotel Brittannia en een Aziatisch restaurant.
Dit is mijn eerste bewuste ervaring van het nachtelijke Parijs en het is pas vanaf dat ik de trappen die naar de Sacré Coeur leiden, beklim, dat ik er echt van begin te genieten. Vorige keer vond ik de basiliek niet meer zo indrukwekkend, maar de spookachtig witte kolos weet me nu toch te bekoren. Ik zet me net als de dag van mijn Maupassant-wandeling op de trappen neer en bewonder de Lichtstad enkele minuten lang. Daarna woon ik kort een mis bij, om ook eens binnenin de basiliek te zijn geweest. Het 'dorpje' Montmartre komt 's nachts veel beter tot z'n recht. Niet zo extreem druk als overdag, een weemoedig pianootje dat door de straatjes klinkt, en een lege Place du Tertre - al zal dat laatste eerder te maken hebben met de tijd van het jaar. Een mooie kerstverlichting zorgt voor een mooie blauwe schijn op het wereldberoemde pleintje, dat ik aanvankelijk niet eens herken. Geen kraampjes met kunstschilders en portrettisten dus, maar tussen veel te dure pot en pint laten enkele dames toch een portret van zich maken op de terrasjes van de café's. Montmartre is erg gezellig 's nachts - ja zelfs romantisch - en doet me bijna denken aan pittoreske stadjes zoals Le (Vieux) Mans of Carcassonne by night. Bijna, want je bent er natuurlijk snel weer door.
Terwijl ik de heuvel weer afdaal, doe ik nog enkele cafeetjes en zie ik, hoe verder ik vorder, de alternatieve bars naadloos overgaan in stripclubs en sekswinkels. Oh Paris, l'opaque paradis, zoals Stef Kamil Carlens het zo mooi zingt. Hier eens twee dagen komen, was een erg goed idee. Wanneer de koude wind komt opsteken, verlaat ik mijn terrasje op de hoek van de Rue des Martyrs en de Boulevard de Rochechouart en verdwijn ik in de door neonlampjes verlichte nacht.De volgende morgen, terwijl half Parijs nog moet bekomen van een kater - ik niet, want dat krijg je niet van Hollands bier - kuier ik alweer langs de Seine. Het is vroeg. Wat is het rustig in de straten. Dit lijkt met het ideale tijdstip om langs het Ile de la Cité te slenteren. De zeldzame zondagmorgenstilte wordt slechts doorbroken door de verre ochtendklokken van het Quartier Latin. Op de Quai d'Orléans vat ik even post en staar ik naar het oh zo kalme Ile de la Cité, met de compacte maar altijd elegante tempel van de vroeggothiek als prijspaardje.
Aan de andere kant van het Ile Saint-Louis steek ik de Seine weer over. Op de rivier bevaart een meeuw een grote dode witte vis. Vreemd schouwspel. In deze buurt vestigde Daudet zich nadat hij Julia Allard leerde kennen. Ze trouwden in Saint-Denis-du-Sacrament. Je kan hun woonst in de Marais nog steeds vinden in wat nu de Bibliothèque historique de la Ville de Paris is. Het is opmerkelijk dat hij zijn verhouding met Marie Rieux afbrak om in het huwelijksbootje te treden met Julia Allard, die hij minder graag zag. Hij ruilde hiermee bewust zijn wilde bohémienleven om voor het burgerlijke leven. Toch is het altijd met nostalgie dat hij zal terugdenken aan zijn vroegere jaren. in zijn boek Parijs Retour - ondertussen mijn bijbel - noemt Bart Van Loo hem een 'homo duplex', een man verscheurd tussen twee levensstijlen, die niet kan kiezen, want dat zou hem verpletteren.
Steeds vaker sukkelde Daudet met zijn gezondheid en hierdoor leed hij helse pijnen. Net zoals Maupassant had hij syfilis, en de ziekte verteerde hem beetje bij beetje. Hij had zijn lichaam amper nog onder controle, wat een vreselijke conditie moet zijn geweest, en er bleef na enige tijd slechts een zielig hoopje mens van hem over.
Na enkele jaren verhuisde hij naar de sjieke buurt Saint-Germain, en samen met zijn vrouw trok hij een huis in de Rue de Bellechasse in, niet ver van het huidige Musée d'Orsay. Een gedenkplaat herinnert ons hieraan. Vlak voor zijn dood verhuisde hij nogmaals, deze keer naar de Rue de l'Université, wat even terugwandelen is als je van de kant van de Seine kwam. In dit huis, nummer 41, stierf hij in 1897 aan de gevolgen van zijn ver gevorderde ziekte. Hij was 57. De inwoners van het huis komen net buiten en vragen me of ik de gevel aan het bewonderen ben, waarop ik de oudere dame vertel over Alphonse Daudet - zij klinkt glimlachend - en over die Belgische schrijver die een boek heeft geschreven over verborgen plekjes in Frankrijk waar beroemde schrijvers hebben gewoond. Ze antwoordt dat ik daarvoor in Parijs echt wel goed zit.
Op naar het kerkhof van Père Lachaise nu, waar ik deze grote der Franse Letteren eindelijk zal kunnen groeten. Ik wandel voorbij de graven van Géricault en Chopin, helden van niet-literaire kunsten, en blijf even staan aan die van Jean de la Fontaine en Molière, twee pronkstukken uit de 17e-eeuwse Franse literatuur - terecht veel bezochte graven. In ergens in de buurt moet Alphonse Daudet liggen. Ik vind hem niet. Na een uur zoeken, geef ik er de brui aan. Teleurgesteld en gefrustreerd verlaat ik Division 26, waar ik al veel te lang op rondloop, elke steen ondersteboven halend. Gelukkig is er nog Jim Morrison, held van het nonconformisme. Tegenover zijn graf staat een boom waarvan de onderste helft volledig is volgeklad met boodschappen van fans, waaronder "Show me the way to the next whiskey bar", "This isn't the end" en "Mr Mojo Rising".
Toch blijft het erg spijtig dat ik de laatste rustplaats van de man die ik de hele dag door Parijs ben gevolgd en die ik tot in de Provence zal volgen, gewoon niet vind, terwijl ik er meerdere malen moet zijn voorbij gewandeld. Ik neem de metro terug naar het centrum, bezoek de Notre-Dame, waar net een mis bezig is, en kuier nog wat rond in de buurt van Les Halles en het Centre Pompidou. Wat een ontzettend geslaagd weekend was me dat! Niet alleen heb ik weer heel Parijs doorkruist, maar ook heb ik dankzij Parijs Retour weer enkele verborgen plekjes en charmante wijken kunnen ontdekken. Meer van dat! Maar eerst Daudet in zijn oh zo geliefde Provence, de streek waar niet zijn lichaam, maar wel zijn hart ligt begraven...
To be continued... in Nîmes!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten