Ook in het najaar zullen we vooral in eigen land moeten blijven. Hiervoor heb ik enkele interessante tips voor jullie klaar staan. Bij elke fietstocht of wandeling waarbij ik knooppunten heb gevolgd, staan die er onderaan bij. Veel lees- en blijfplezier. We beginnen in de Oost-Vlaamse natuur. Begin september maak ik op een dooie donderdag twee stevige fietstochten rond Gent. In de voormiddag volg ik de Schelde dwars door de natuur van Gentbrugge. Via Heusden bereik ik het kasteel van Laarne, een smakelijk voorgerecht. Via Desselbergen en Sint-Amandsberg beland ik weer in de Arteveldestad.
knooppunten (+/-): 5-7-12-22-21-24-25-20-15-F4
Na de middag volg ik de kronkelende Leie. Net buiten Gent gaat het mis en maak ik een pijnlijke val. Het duurt even voor ik mezelf en mijn fiets, die er erger aan toe is, kan oplappen. De pittoreske omgeving van de Leiestreek is een aangename balsem. In Afsnee neem ik een veerbootje naar Drongen, dorp met een bezienswaardige abdij. In Baarle brengt een tweede veer me de Leie over, naar het ooit zo schilderachtige Sint-Martens-Latem. Deze landelijke muze voor gans een schilderschool is nu volgepropt met villa's, al maken de bossen veel goed. Naast Sint-Martens-Leerne ligt het schattige gehucht Bachte-Maria-Leerne. Hier bezoek ik de tuin van het verbluffende renaissancekasteel dat ik al zo lang eens wou aanschouwen. Het kasteel van Ooidonk is een van de mooiste kastelen van België, en de weelde aan torentjes en trapgevels is een welverdiend hoofdgerecht op een uitputtende maar deugddoende fietsdag. Maar we zijn nog niet terug in Gent. Het is niet ver fietsen naar Deurle, een van de mooiste dorpjes van Oost-Vlaanderen, met karakteristieke witte huisjes. Tussen De Pinte en Sint-Denijs-Westrem ligt nog een fraai stukje natuur, waarna ik uitkom op Kasteel Borluut, een 19e-eeuwse sorbet. Uitgeput bol ik Gent binnen, waar een lekkere tajine op me wacht.
knooppunten: 4-52-56-63-62-57-58-61-65-69-72-71-74-76-86-90-12-90-86-20-23-22-88-67-63-56-52-4
In de zomer maakte ik enkele wandelingen in de provincie Vlaams-Brabant. Die zet ik in het najaar verder. Vandaag Diest, diep in het Hageland. De wandeling volgt de verdedigingswallen en de rivier Demer, met haar gecontroleerd overstromingsgebied, naar het dorpje Webbekom. Het Webbekoms Broek staat garant voor mooie natuur; ik spot er een ijsvogel, een zeldzaam genoegen. Twee eksters jagen een torenvalk weg. In het dorp kan je je dorst lessen in de Staminee. De eigenares raadt mij een Diests biertje aan en geeft me een hele uitleg over de plaatselijke folklore. Een bruine kroeg met een hart voor muziek en literatuur, en op het eerste gezicht zowat het enige wat er in Webbekom valt te beleven. De wandeling eindigt bij een oude windmolen en het Diestse begijnhof. Een houten pad volgt de Verversgracht, een zijarm van de Demer, en voert me naar het centrum. In de rijkelijk gevulde schatkamer van de Sint-Sulpitiuskerk vind ik het graf van Filips Willem, prins van Oranje, en zoon van Willem van Oranje, de 'vader van Nederland'. Diest maakte namelijk lang deel uit van de Unie van Oranjesteden.
Ook Breda was zo'n Oranjestad. De Nederlandse trekpleister heeft ook nu nog een onmiskenbare Brabantse, haast Belgische flair. Rond de gotische Grote Kerk liggen pleintjes en straatjes die de Belg met niet de minste vorm van cultuurshock zouden opzadelen (die krijgt die enkel van de wel héél soepele coronamaatregelen). 'Je maintiendrai' staat er op het wapenschild boven de poort van het kasteel van Oranje-Nassau te lezen. Het is het devies van René van Chalon en later ook van Willem van Oranje. In een zomerbar in het Valkenbergpark loopt allerlei pluimvee tussen de gezellige ligstoelen door. Met één oog lees ik Reve en met het andere volg ik de markante luchtslag tussen een buizerd en twee kraaien. Ook in de Waalse Kerk kan je een koffie drinken, met orgelmuziek op de achtergrond. In dit vrome decor is mijn goddeloze lectuur een tang op een varken. In het begijnhof zelf dankt een hedendaags standbeeld van Johanna van Polanen, Vrouw van Breda, echtgenote van Graaf Engelbrecht van Nassau, hen voor hun steun en bescherming. In het Hof van Ghestel, tegenover de Waalse Kerk, zoek ik de rust op in een verlaten beeldentuin. Wie enkel naar Breda afzakt om te shoppen heeft het niet begrepen. Knooppunten achterna fietsen, dat levert altijd mooie groene routes op. Ik schiet uit de startblokken aan de Antwerpse fortengordel, met als blikvangers op de heenweg de Edenwijk in Wilrijk, het verborgen kasteel van Cleydael in Aartselaar, en de vogelrijke oevers van de Rupel (ooievaar!). Het hoogtepunt is het natuurdomein De Schorre in Boom, wereldberoemd als 'home of Tomorrowland'. Zelfs in tijden waarin gigantische festivals ondenkbaar zijn wordt de herinnering levend gehouden, door de kunstinstallatie One World bijvoorbeeld, en de duizenden en duizenden boodschappen die in de houten bruggen zijn gekerfd. Maar bovenal is dit een oase van rust en ontspanning, en dat komt goed van pas tijdens een fietstocht op de warmste dag van september. Van hier buigt de route weer af richting 't Stad. Ik pauzeer bij het graf van mijn grootvader, laat hem een briefje achter. De fietstocht eindigt in het Nachtegalenpark, waar de recreatiemogelijkheden zowat eindeloos zijn. Vanavond fietste ik dus van Antwerpen naar Boom en terug, en die vreselijke Boomsesteenweg heb ik amper aangeraakt. Dank u, fietsnet.be.
knooppunten: 98-9-14-51-33-32-17-91-18-25-29-28-26-24-23-07-06-08-15-25-14-09-40
En dank u, Toerisme Vlaams-Brabant - twee dagen later maak ik alweer een wandeling door deze groene provincie. Vandaag zegent Dionysos mijn tocht over de Wijngaardberg van Wezemaal, de Côte-d'Or van onze contreien, als ik even mag overdrijven. Over druiven en wijnranken, voor deze godendranken wil ik de goden danken. De wijngaarden worden beschermd door een monumentale wijnmuur, gebouwd met ijzerzandsteen uit de plaatselijke steengroeves. Bovenop de berg, waar vroeger een windmolen preek, staat Jezus Christus, de armen gespreid. En na al dat fruit te zien hangen lust ik wel een streekwijntje. Wespen op de appeltaart. In juni heb ik per toeval de molen van Kevret ontdekt, net buiten Maasstadje Andenne. Het is me eindelijk geluk enkele dagen vrij te maken om me hier terug te trekken, om zo toch nog iéts van een meerdaagse vakantie te hebben. "Les vacances [...] c'est un armistice conclu avec les puissances malfaisantes de vie, un répit dans la contention et la lutte universelles", aldus Baudelaire. Bij deze. Nog voor ik de trein neem ga ik wat cruisen door la ville ardente, langs Maas én Ourthe, over de vele bruggen, die deze hoofdplaats van de gelijknamige provincie met een beetje goede wil de allure van een Parijs op zakformaat geeft. De letters G, R en E die tijdens voorjaarsstorm Dennis van hun plek zijn gedonderd staan alweer op het dak van het Palais des Congrès te glimmen. In februari moest ik toch twee keer kijken toen ik 'Palais des Cons' meende te lezen. Na dit voorsmaakje trein ik dus, fiets en al, van Luik naar Andenne. Daar begin ik mijn vakantie met een fietstocht, eerst naar Couthuin. Ik zit nog maar een kwartier te zweten op mijn fiets of een patattenboer begroet me al met, "Bon courage." Het is inderdaad een pittige klim door de velden, naar het historische gehucht Marsinne, waar een kasteel en oude waterpomp heel wat eeuwen terug gaan. In dit Waalse achterland volg ik wat knooppunten, door de bossen van Wanze, flirtend met de provinciegrens tussen Namen en Luik. In het natuurpark Burdinale Méhaigne tref ik de ruïnes van het feodale kasteel van Moha aan, bovenop een rotsmassief die ideaal is voor outdoor klimmen en roofvogels spotten. Ik volg de kronkelende Méhaigne van een weinig aantrekkelijke steengroeve naar pittoresk natuurschoon, langs dorpjes met klinkende namen zoals Huccorgne en Fumal. Die laatste mag fier zijn op zijn kerk en kasteel die van op hun rots tot in de wijde omgeving zijn te zien. Al is dat klein bier vergeleken bij het machtige kasteel van Fallais. Dit traject volgt een uitgedoofde spoorweg, ook de stations zijn van functie veranderd, zo huist in het stationsgebouw van Braives nu een bibliotheek. Na akkers, akkers en nog eens akkers kom ik mijn eerste café tegen, eindelijk. De kroeg van een sportclub in Burdinne is haast leeg en Jason Derulo knalt er asociaal luid uit de boxen... maar voor wie? En dan is het nog een uur tussen de hoeves en landhuizen crossen voor ik Héron bereik. De top van de Bolette halen doet pijn, maar kijk, de industrie aan de Maas doemt al op in de verte. Nog enkele velden en gehuchten verder bereik ik Couthuin weer, en ik kan de euforie nauwelijks bedwingen bij de vele kilometers bergaf op het einde van deze beproeving, terwijl ik de provincie Luik voor Namen inwissel en tien parachutes aan de hemel verschijnen. In Andenne fiets ik meteen door naar 'mon moulin'. Daar word ik royaal door een grote familie ontvangen. We blijven zitten tot de nazomerzon kopje onder is gegaan, de bosuilen aan hun concerto zijn begonnen en de vleermuizen uit bed stappen. Met de twee jongste familieleden gaat het al gauw over diepe maatschappelijke en politieke kwesties. Ik zit hier goed.
knooppunten: 38-37-36-35-34-33-32-67-66-73-72-77-81-88-80-82-83-89
Het is nog koud in de bossen wanneer ik 's morgens de gele molen verlaat, richting centrum, waar ik de Maas volg, die hier tussen hoge beboste rotsen stroomt, de bomen demonstratief in herfstschutkleuren op deze 21 september. Weerkundig gezien is het echter de voorlaatste zomerdag. In Sclayn moet ik de rivier al verlaten en klim ik de heuvels van de Condroz in. De grot Scladina kan ik niet bezoeken, het is de enige archeologische site in België waar beenderen van Neanderthalers zijn gevonden, aldus de vriendelijke gids. Onderweg naar een van de mooiste dorpjes van Wallonie kom ik nog een duizend jaar oud romaans kerkje tegen, in het boerengat met de welwillende naam Bonneville.
En Thon-Samson is inderdaad een aardig dorpje om te bezoeken, maar het is vooral de Samsonvallei die indruk maakt. Het riviertje stroomt in het noorden de Maas in en dus volg ik het stroomafwaarts, langs met klimop overwoekerde stenen huizen en kastelen, waaronder het stoere Château de Faulx-les-Tombes. De klim naar Gesves is loodzwaar in deze hitte en leg ik grotendeels te voet af, maar wat een mooie vergezichten in de Vallée des Saveurs. In Coutisse gaat het steil naar beneden en aan zo'n rotvaart dat ik mijn hart zou vasthouden mochten m'n handen het stuur niet angstvallig omklemmen. Ik scheur de gele molen voorbij en bereik weer de Maas, die ik deze keer in de andere richting volg, naar het Luikse stadje Hoei, waar de eerste kruistocht werd gepredikt en de rolschaats uitgevonden. Zeven jaar geleden bezocht ik de stad voor het eerst en het is een genoegen om de collegiale kerk en het massieve fort terug te zien. En het portail de Bethléem, uit de 14e eeuw, blijft een juweeltje. Voeg daar nog het schitterende stadhuis en de fontein Bassinia aan toe, allebei te vinden op de gezellige Grand-Place, en Hoei mag gerust een van de meest onderschatte steden van België worden genoemd. Overal in de stad, ook in de middeleeuwse steegjes van Vieux Huy, vind ik beelden van katten, die het op zich al heel aantrekkelijke Hoei nog kleurrijker maken. Terwijl ik geniet van een lekkere Chimay Doré of twee speelt de beiaard Beethoven, de melodie wordt meegeneuriet op het terras. Hopla, en dan de fiets weer op! Ik steek de Boudewijnbrug over naar het 16e-eeuwse maison Batta en fiets terug langs de Maas terwijl de zon ondergaat. Morgen nog één zomerse dag en dan is-ie echt voorbij. Ik moet terugdenken aan die middag van 13 maart, toen ik bij 30°C naar de citadel van Prizren klom. Zo lang duurt voor mij de zomer al, en zo lang zitten we al met de gebakken covidperen. Maar het valt niet te ontkennen dat dit, ondanks alles, een zomer was om in te kaderen. De wereld is heel even niet van ons, de streek daarentegen... 'The world is ours', aldus het opschrift op de kade niet ver van de Berenstad - een bewuste woordspeling? Op de place des Tilleuls vindt een treurig evenement plaats met paarse en zwarte ballonnen, Arno door de boxen, en rouwenden die veel te dicht bij elkaar staan (is heel Andenne aanwezig?). Samen delen ze hun grote verdriet. De ochtend van dag drie begint op dezelfde manier als gisteren, alleen blijf ik deze keer de Maas, met haar industrie, haar kalkrotsen, haar vissers, haar aalscholvers, volgen. Zo bereik ik de monding van de Samson en wat verderop de steile rotsen van Marche-les-Dames, waar Albert I in 1934 ongelukkig aan zijn einde kwam. Ook vandaag wagen enkele durfals zich aan een royale klimpartij. Uiteindelijk herken ik in de verte de koepel van de kathedraal van Namen, de Waalse hoofdstad, aan de samenvloeiing van Samber en Maas. Een wandeling in het centrum van Namen loont altijd. Bij het belfort degusteer ik hemelse kroketten. Niet ver van de monding en de citadel vind ik het Maison de la Poésie en een museum gewijd aan de kunstenaar Félicien Rops, een vriend van Baudelaire, wiens prozagedichten als reisliteratuur in mijn rugzak rusten. Van op een terrasje zie ik de boten op de Samber passeren. Ik bezoek nog de sierlijke barok van de Eglise Saint-Loup en de bombastische kathedraal, die één Van Dyck rijk is. De cenotaaf achter het altaar herbergt de ingewanden van Don Juan, bastaardzoon van Keizer Karel. De jongeman stierf onverwacht en zijn lichaam moest in stukken worden gehakt om het doorheen Frankrijk, vijandelijk gebied, te smokkelen en uiteindelijk in Granada te begraven. Terug via de Ravel langs de Maars en dwars door het natuurreservaat van Sclaigneaux, achter de steengroeve, zwaaare klim naar de top van Fernelmont, op en neer over de bulten van de pastorale wijk Chant d'Oiseaux, naar Landenne, geboortedorp van schrijver Jean Tousseul. Nog voor ik Seilles binnenrijd, zie ik in de diepte Le Phare en de collegiale kerk van Andenne liggen, piepklein, aan de overkant van de Maas. In Seilles - Le Village Gris volgens Tousseul - passeer ik eerst nog een imposant kasteel en in de Cité des Ours, waarna ik door Vieil Andenne dwaal, dat helemaal in het teken van de mystiek rond Sint-Begge staat. De avond valt zoals Baudelaire het beschrijft in zijn gedicht 'Le crépuscule du soir': "Il vient comme un complice, à pas de loup." Exit zomer. Na alweer een avond vol kwalitatieve gesprekken, met af en toe een uithaal naar Bouchez, en m'n laatste nacht in de molen ga ik alweer op pad. De collegiale kerk van Andenne werd uit de stenen van zeven voormalige kerken opgericht. Een bijzonder oorlogsmonument brengt eveneens hulde aan 100 jaar België, met de geboetseerde hoofden van de drie eerste koningen die uitkijken over de place du Chapitre. Waarom de Berenstad? Een gelijkaardige legende als in Brugge, met Boudewijn en de beer. Waar je nu een berenfontein vindt, zou Karel Martel, kleinzoon van Sint-Begge, met blote handen een gevaarlijke beer hebben afgemaakt. Op de place des Tilleuls kan je dan weer niet naast de Porte du Millénaire kijken, goed voorzien van borsten en konten, uit het geile brein van Félix Roulin ontsproten. Waar vroeger het zwembad van de school was (en dat zie je er nog aan), zit nu Le Phare, waar het keramiekmuseum en het prehistorische museum zijn ondergebracht. Ik vind er de vondsten uit de grot Scladina, waaronder het skelet van een holenbeer en de restanten van een achtjarig Neanderthalermeisje. En dan moet ik zonodig nog de Calvarieberg te voet beklimmen. Van op de top kijk ik uit over stad en rivier, met helemaal in de verte Sclayn, Seilles, Landenne en zelfs Namêche. Welgeteld één iemand ken ik in Luik, de schrijfster die ik tijdens mijn vorige passage heb ontmoet. Halverwege mijn treinrit Andenne-Luik stapt ze op. Aan het prinsbisschoppelijk paleis gaan we van de trein. Ze kent hier wel wat cafeetjes. Ik ook. In Le Carré, waar ik mijn avond slijt. "De vin, de poésie ou de vertu, à votre guise. Mais enivrez-vous." Ik heb ondertussen zo mijn avond- en ochtendrituelen in deze stad. Een cocktail in deze bar, een cappucino in dat koffiehuis. Alleen vergeet ik deze keer een Maigret te kopen. Enkele dagen later doe ik een dagje Brussel met enkele vrienden. We lunchen in de middeleeuwse Rollebeekstraat en bezoeken het gloednieuwe interactieve KBR-museum op de Kunstberg. Eindelijk kan het grote publiek een deel van de enorme schat aan verluchte miniaturen bewonderen die 600 jaar lang ontoegankelijk was en verschillende oorlogen en verhuizingen heeft overleefd. Zo zijn er werken van Jacob van Maerlant en Christine de Pizan uitgestald, net als boeken uit de persoonlijke collecties van onder meer Filips de Goede en Lodewijk van Maele. De details van de verluchte werken zijn wonderlijk! Pronkstuk is de door Rogier van der Weyden getekende miniatuur in de Chroniques de Hainaut van Jacques de Guise, waarop hertog Filips de Goede een boek overhandigd krijgt nadat hij Henegouwen van Jacoba van Beieren heeft afgesnoept.
In de Nassaukapel wordt de geschiedenis van de Bourgondische hertogen ons op een zeer knappe manier uit de doeken gedaan. Dit museum weet precies hoe het iedereen warm kan krijgen voor wat vaak wordt beschouwd als droge historische kost. Hier leer je spelenderwijs heel wat bij over onze contreien in de late middeleeuwen. Nog een drankje in Plein Publiek, een complex dat helemaal in het teken staat van de Vlaamse meesters. Tussen de regenbuien door zit er af en toe nog een buitenactiviteit in. Op de laatste dag van september maak ik een wandeling rond het 13e-eeuwse kasteel van Gaasbeek, dat even indrukwekkend voor de dag komt als ik het mij herinner. Hoeveel kastelen heb ik in 2020 al op de teller staan? Met het kasteel van Groenenberg komt er in elk geval nog eentje bij. En dan kom ik eigenlijk vooral voor het groene decor waartegen beide stenen kolossen de eeuwen trotseren: de heuvels van het Pajottenland, de kasteelvijvers, de bosdreven, de weien met Brabantse trekpaarden. Brussel ligt bijna binnen handbereik, getuige de basiliek van Koekelberg op de horizon. En als je vindt dat het Lennikse landschap wat bruegeliaans aandoet, is dat heel normaal. De weken verstrijken, de cijfers stijgen, de maatregelen verscherpen, vernauwen onze wereld, verstikken de samenleving. De horecasector gaat op slot, de avondklok maakt een comeback. Het hangt van het weer af of we nog eens wat leuks kunnen doen. Een lange fietstocht na het werk naar het oude Zevenbergenbos van Ranst, een groene specht spotten. Ook het Silsombos van Erps-Kwerps is een natuurwandeling waard. En wanneer de cafés heropenen is het beslist de moeite om je in het uitstekende Bar Bruis neer te vlijen, halverwege Kwerps en Nederokkerzeel. Half vermolmde knuppelpaden, laagvliegende boeings, en diep in het bos het Mariabeeld met de bijnaam de Zwarte Madam. Volgens de legende lokten stemmen bezoekers naar het beeld, waarna ze in de Molenbeek verdronken.
Ik eindig de week met een fietstocht door de polders van Kruibeke, waar ik bergeenden, aalscholvers en een zilverreiger spot, naar het Kasteel van Wissekerke in Bazel. Via de Scheldedijk fiets ik naar de veer, waar de Waterbus me naar het Steenplein in hartje Antwerpen vaart. Boven de Linkeroever hangt een troostende regenboog. In de stad ontvangen de horeca me voor een laatste keer met open armen, met een verpletterende gastvrijheid. In de Mercator beweert een stamgast dat De Croo en co door Bill Gates zijn betaald om 'het coronaspelletje mee te spelen'. Een tijdelijke afleiding van de Harry Mulisch die voor me open op tafel ligt. Die samenzweringstheorieën waren er al in maart, maar worden alleen maar aangemoedigd door maatregelen die kant noch wal raken. Voortaan bivakkeer ik in mijn kot, vrijgezel sinds een dag, en nooit zo weinig klaar geweest om de pijlen die het leven op ons afvuurt te ontwijken of op z'n minst gracieus op te vangen.
knooppunten: 40-41-44-20-47-48-49-71-72-71-54-53-Waterbus
Alleen zijn is één ding. Zolang we nog weg mogen,zullen we maar zeggen dat het allemaal nog meevalt. De combo trein + fiets kan me tot in de verste uithoeken van het land brengen. Tegen het einde van oktober bezoek ik samen met Jeroen de stad Aat, in Belgisch Picardië, waar de twee Denders samenvloeien. Opvallende donjontoren. Hier begint en eindigt onze fietstocht door het Pays d'Ath. Via het kanaal bereiken we Beloeil en haar elegante kasteel, dat omwille van z'n uitgestrekte Franse tuin met vele waterpartijen het Belgische Versailles wordt genoemd. De familie de Ligne, afstammelingen van maarschalk Charles Joseph, woont hier nog steeds. Verderop ligt Aubechies, een van de mooiste dorpjes van Wallonië, met her en der overblijfselen uit de Gallo-Romeinse tijd. Via Ligne, het dorp dat de naam van de familie kreeg, keren we terug naar Aat.
knooppunten: 84-74-86-61-60-58-62-67-76-79-81-82-89-29-28-27-44-40-41-42-37-
35-34-32-56-57-52-53-54-60-61-86-84
In de herfst is het bos de helft van een kleurdoos. Ik slenter langs de Demer, in het wat onderschatte provinciestadje Aarschot, met aantrekkelijke kerk, heel wat sculpturen (mijn favoriet is Demerdromen), en natuurlijk 's Hertogenmolens op de Demer. Een avontuurlijke herfstwandeling (modder! hellingen!) in de Demervallei en de Merode is de perfecte afsluiter van vijf maanden Staycation en blijftips. Blijf dus vooral niet in uw kot, er valt zoveel te zien binnen en net buiten onze landsgrenzen.
knooppunten: 247-749-745-746-735-734-744-748-247