Nog voor de heropening van de horeca neem ik de trein naar het toeristenvrije Brugge. Zowel het mystieke begijnhof aan het Minnewater als de schilderachtige Rozenhoedkaai, met het beroemde zicht op het belfort als de authentieke steegjes in het noorden komen beter tot hun recht wanneer je een van de enige bezoekers bent. In het Groeningemuseum bewonder ik de briljante schilderijen van onder meer Jan Van Eyck en op straat interview ik Bruggelingen van alle leeftijden over de blijkbaar niet meer zo gekende priester-dichter Guido Gezelle. Een van de geïnterviewden wandelt mee tot aan het standbeeld van Jan Van Eyck. Onderweg toont hij me de oudste beurs ter wereld en vertelt hij de legende van Boudewijn de Goede bij de Beer van Brugge.
De volgende dag verjaar ik en mag ik gratis de zoo van Antwerpen binnen. De mensapen zijn altijd een hoogtepunt, maar vooral de buffelsavanne is een ervaring, aangezien je tussen de exotische vogels wandelt - inclusief een handvol best grote gieren. Eén ervan zie ik smakelijk een konijn aan stukken rijten. In het reptielenhuis kan je dan weer tot op enkele centimeters van de leguanen komen - ook deze afstand kan je best respecteren.
Zo'n versnipperde reis heeft eigenlijk nog wel iets. Drie dagen later alweer reis ik naar Andenne, geboortestad van Karel Martel. De wijk rond de collegiale kerk is best aardig. Een flinke natuurwandeling rond het dorp Coutisse brengt me bij een gele watermolen. Even onthaasten op het terras, met een 93-jarige man uit Ieper, maar we spreken wel Frans. De namiddag kabbelt voorbij terwijl gele kwikstaartjes zenuwachtig over het dak huppelen. In de binnenstad vlieg ik in de cocktails en die activiteit zet ik verder in de uitgaansbuurt Le Carré van mijn geliefde ville ardente.
Zelfs in de avondzon zomert het er niet naast in Luik. De terrasjes zitten bomvol en ook op de oevers van de Maas verzamelen zich vele bubbels jongeren. De eerste keer slapen in een hostel. De eerste keer wakker worden in een andere stad. De volkse wijk Outre-Meuse moet nog ontwaken wanneer ik de Passerelle over de Maas oversteek. Ik beklim de Sint-Maartensheuvel, koop de eerste Maigret die Georges Simenon schreef, op een boekenmarktje in de binnenstad, en ontmoet een jonge schrijfster op een zonnig terras. Op de middag keer ik terug naar Antwerpen en verdiep me in Le pendu de Saint-Pholien.
De volgende dag ga ik wandelen in de Sahara, in het Limburgse Lommel, aan de Nederlandse grens. Deze keer ben ik in gezelschap. Jeroen en ik beklimmen de moderne uitkijktoren, met zicht op de uitgestrekte dennenbossen. Ook de mijnterrils van Beringen en de wolkenkrabbers van Eindhoven zien we in de verte. De eerste keer met blote voeten in duinzand. De eerste keer pootjebaden in het meer. Wie heeft de kust nog nodig? Enkele dagen later: de eerste keer optreden. Vanuit het raam van café De Monk in Brussel breng
ik poëzie voor het publiek op het Sint-Katelijneplein. Ook Joost
Vandecasteele en Maaike Neuville treden op. De Sprekende Ezels zorgen
voor een onbezorgde poëzieavond die ons doet snakken naar meer zomer.
Die krijgen we... Overdag chillen in de botanische tuin en cocktails in
de Wetstraat. Twee dagen later picknick ik met Karlien aan het Mechels Broek. Mechelen lijkt ver weg in deze oase, waar libellen en zwaluwen lustig ronddartelen, en Galloway-runderen en ooievaars voor een exotische toets zorgen. Al is de Sint-Romboutstoren aan de horizon wel een reminder dat je niet ver moet gaan voor dat felbegeerde post-corona vakantiegevoel. De eerste keer zwemmen.
De volgende morgen alweer vroeg op pad, richting Visé, of Wezet in onze taal. In deze ganzenstad aan de Maas vielen de eerste doden van de Eerste Wereldoorlog, toen de Duitsers als beesten te keer gingen en vele inwoners afslachtten voor ze de halve stad in de as legden. Visé is dan ook bezaaid met oorlogsmonumenten. Ook Lodewijk XIV had hier z'n hoofdkwartier tijdens het beleg van Maastricht. In de gerestaureerde collegiale kerk bewonder ik een 12e-eeuwse zilveren schrijn. Nederland ligt om de hoek. De eerste keer de grens over. In de winkelstraten van Maastricht is het verrassend druk (zélfs drukker dan in Antwerpen). Ik ben zowat de enige die op de drukste plaatsen z'n mondmasker opzet. Ik bezoek een paar verbluffende romaanse kerken en kuier op en langs de stadswallen en kazematten. Aan het fort op de Sint-Pietersheuvel is het panorama, met de vele kerktorens en de Maas, bijzonder. Oh ja, en hulde voor de straatnaam Mosasaurusweg.
Verder treinen door het Limburgse land brengt mij in Roermond, stad van de bekende architect Pierre Cuypers. Zijn standbeeld vind ik bij de magistrale Munsterkerk. Laatromaans. Opmerkelijk zijn de kleurrijke beeldjes op de toren van het stadhuis. Bovenop de kathedraaltoren schittert een gouden beeld van Sint-Christoffel in het zonlicht. Het stadje charmeert me en ik besluit er te overnachten. Sympathieke
jongens, die Roermondenaren: in 1831 hielp een burgerwacht de Belgen
tegen de Nederlandse aanvallen die volgden op de Belgische revolutie. Op
de Roerkade gaan de zonsondergangsbiertjes er goed in. Verder
stroomopwaarts stuit ik op een opmerkelijke constructie: vispassages
moeten zalmen vaker helpen broeden. In een oud fabrieksgebouw is nu een
culturele hotspot gevestigd, een hippe plek in een industrieel jasje, op
de oever van de Roer.
Al vroeg in de ochtend is het drummen in McArthur Glen Designer Outlet, een soort van Disneyland voor consumenten. In een faux-pittoresk, karakterloos decor schuiven veel te veel mensen in veel te lange coronarijen aan om veel te dure kledij te kopen. Wat een vreselijk zielloos oord. Ik ruil Nederland in voor Duitsland. In Aken sliep ik in een ver verleden wel eens op een stenen bankje, na een dagje Pinkpop. De stad van Karel De Grote voelt vertrouwd aan. De machtige eindbaas van West-Europa geniet van zijn eeuwige rust in het Dom. De beenderen in zijn gouden schrijn zijn naar alle waarschijnlijkheid de zijne. De mozaïeken, de zuilen, het marmer, het glas-in-lood vormen een schitterend geheel. Op een 9e-eeuwse troon sleten maar liefst 30 koningen hun broek. Wat een onwaarschijnlijk belangrijke plek voor de Europese geschiedenis. Oh ja, de heilige Corona ligt hier ook begraven. Het standbeeld van Karel De Grote vind ik bovenop een fontein, tegenover het stadhuis. Na een gezellige stadswandeling verlaat ik zijn Roma Nova.
Begin juli keer ik terug naar Brussel om er de Marollen te herontdekken. Voor het eerst bezoek ik het graf van Pieter Bruegel, in de Kapellekerk. Op een terras verdrinkt een wesp in mijn cappuccino. Hier bruist het echte Brussel, in de authentieke cafeetjes en antiekzaken van de Hoogstraat en de Vossenstraat - met hier en daar een leuke hippe bar en straatkunst. In de Huidevettersstraat herinneren piepkleine gouden stoeptegels aan joodse bewoners van de Marollen die eerst naar Mechelen en vervolgens naar Auschwitz werden gedeporteerd. De stripmuur van Govert Suurbier is beklad met de boodschap 'Décoloniser'. Brussel in beweging. Tip: in het voormalige wijnpaleis is nu een aangename biomarkt gevestigd.
Op een industrieel terrein, nu een soort van alternatieve vrijplaats, in Molenbeek, beleef ik m'n eerste zomerfestival. Het zal ook meteen het laatste zijn. De dj van Manchester Plage bezorgt me al meteen dat geliefde festivalgevoel. Algemene sfeer: No borders. Niemand is illegaal. De postrock van ROOK en vooral Vrovl smaakt naar meer. Meer liveconcerten. Stilzitten is niets voor mij maar op sommige dagen lukt het me toch om in mijn eigen stad te blijven. Maar kijk, nog dezelfde week reis ik af naar Leuven, om er met Nabil in het heuvellandschap van Kessel-Lo te gaan wandelen, rond de abdij van Vlierbeek. Een 11 juli vlakbij de taalgrens. Mijn mini-reis naar Parijs en Normandië is hier beschreven, die is de Staycation ook ontgroeid. Maar kort daarna gaat het weer de verkeerde kant uit met de coronacijfers. We verlengen onze Staycation dan maar, al wil ik zeker nog de zoo van Rijsel tippen.
Via het souterrain van het BELvue-museum, in het koninklijk paleis te Brussel, heb je toegang tot de archeologische site van de Coudenberg. Het fiere paleis van de hertogen van Bourgondië prijkte
een drietal eeuwen lang bovenop de heuvel, tot een fatale brand daar in 1731 een abrupt einde aan maakte. Ik waad door de ruïnes en voel de geschiedenis tot in elke vezel, vooral in de overblijfselen van de Aula Magna, waar Keizer Karel troonsafstand deed. Boven mij hoor ik de trams over het Koningsplein denderen. In
het museum duik ik in de complexe en niet altijd even fraaie
geschiedenis van België. Terwijl ik oude affiches, foto's, kaarten en
voorwerpen bestudeer, vult Belpop mijn oren. Uitbollen gebeurt in de
Zavelwijk, want Brussel blijft bij voorkeur een buitenbeleving, zeker in
de zomer.
Nu ik bij de Bourgondiërs over de vloer ben geweest, krijg ik de smaak te pakken. Ik koop het boek De Bourgondiërs van oude bekende Bart Van Loo, om de tweede coronagolf mee door te komen. Door de extra strenge maatregelen die er voor Antwerpen aankomen, zal binnenkort enkel nog reizen in het hoofd mogelijk zijn. Op de valreep reis ik zuidwaarts, loodrecht tot aan de Franse grens. Couvin is een vestingstad in de Venen, die uitkijkt over de vallei van de Eau Noire. Een stadwandeling voert me terug in de tijd: een oude kasteelmuur, de calvarieberg, 19e-eeuwse arbeidershuisjes, een oude stadsoven...
Op de falaise stond vroeger een machtig kasteel. Aan een bosrand op de heuvel ertegenover wordt een chirokamp opgebroken. De Eau Noire lijkt me trouwens ideaal voor een beektocht. Een wandeling door de Venen levert me spectaculaire vergezichten op. Ik passeer het kalksteendorp Frasnes, en op het lange stuk door het bos kom ik geen levende ziel tegen. Compagnon de route: kaas uit Chimay. Beloning bij terugkeer in Couvin: trappist uit Chimay. De stad zelf zal voor een andere keer zijn.
Het regent zware beslissingen in Antwerpen. Leuk worden de vier weken die volgen niet. Het wordt weer fietsen, en dan nog met mondneusmasker op. Eigenlijk mogen we niet meer buiten zonder masker, en niet na 23u30. Wie had gedacht dat we in de 21e eeuw een avondklok zouden meemaken? Einde Staycation? Gelukkig
valt er in onze gecordoniseerde (maar niet heus) stad nog vanalles te
beleven. Samen met Anke, zelf een tekenaar, bezoek ik de zomerexpo in
het Museum Plantin-Moretus. In de voormalige drukkerij van Christoffel
Plantin kan je 25 unieke tekeningen uit de 17e eeuw bezichtigen. Vaak
gaat het om ruwe maar intrigerende schetsen van onder meer Rubens en
Jordaens, al zijn er ook afgewerkte werken bij. Verder leren we over de
geschiedenis van de boekdrukkunst, werpen we een blik in de oudste
drukkerij ter wereld en neuzen we in oude kaarten van Mercator en
verluchte meertalige bijbels.
Het boek De Bourgondiërs houdt me al een week in de ban. De avonturen van onze stamvaders Filips de Stoute en Jan Zonder Vrees zijn niet te versmaden. Met de klepper onder de arm reis ik naar Halle, het stadje aan de Zenne en de taalgrens waar hertog Filips de Stoute aan de griep bezweek. In de Sint-Martinusbasiliek, in Brabantse gotiek, bewonder ik de fresco's en sculpturen van het koor en het beroemde Mariabeeld. Ik stuit ook op de minitombe van Joachim, baby van Lodewijk XI. Aandoenlijk en morbide. Het lichaam en het hart van de hertog werden in Dijon en Parijs begraven, maar zijn ingewanden liggen hier in de crypte in een kistje onder een steen. Helaas is de crypte in coronatijden enkel virtueel te bezichtigen. Ik zal dus van een kale schattenjacht thuiskomen. Filips stierf in herberg Den Hert, tegenover de basiliek. Het pand wordt nu verbouwd en is te koop.
In het midden van de hittegolf van augustus is het druk op de terrasjes van de eeuwenoude cafépanden. Aan de ingang van het historische stadhuis zie ik gesculpteerde aapjes. Die zouden de Hallenaars hebben uitgelachen toen die hun belastingen kwamen betalen. In het stadspark werd het in juni gevandaliseerde borstbeeld van onze wrede vorst Leopold II ondertussen teruggeplaatst. Zolang het debat over kolonialistische beelden niet is afgerond, zal de stad het beeld blijven restaureren indien nodig. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van dat debat. Na een ontspannend dagje in de binnenstad verlaat ik het bedevaartsoord van het Pajottenland. Thuis surf ik naar de website van Halle en vind ik alsnog de cryptevloer waaronder de ingewanden van Filips de Stoute zouden rusten.
Terug naar de Zennevallei voor een wandeling in de Weerdse velden. Onder een moordlustige zon maak ik de kronkelwandeling tussen Zemst en Weerde, die soms door het bos, dan weer langs boerderijen flirt met de rivier. Futen en ooievaars spotten, braambessen plukken, het Atomium aan de horizon herkennen. In het midden van nergens staat de ruïne van een sluistoren wijdbeens over de Zenne, verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog. Die hitte! Op de Bruul in Mechelen spring ik in een fontein. Doorweekt maar snel drogend beland ik met Kaat op een terras aan het standbeeld van Margaretha van Oostenrijk. Bij een Gouden Carolus en een Maneblusser vernemen we dat gedurende de hittegolf de avondklok niet zal worden gehandhaafd. Mooi nieuws om het weekend mee in te gaan. Onderweg naar het station passeren we het paleis van bovengenoemde Margaretha, en ertegenover dat van hertogin Margaretha van York.
Vanaf halverwege augustus mag ik weer halftijds werken en is er dus minder tijd voor Staycation. Toch wil ik tot eind deze maand nog enkele interessante plekken bezoeken en aanraden. Virus- noch hittegolf houden me tegen. De kapellekensweg of Weg Oem is een bedevaartsroute langs authentieke kapelletjes net buiten Asse, hopstad. Bij de Kruisborrekapel lees ik de legende van de gestolen hostie en de heilige spaanders. In de verlaten heuvels van Asbeek weerklinkt de hartverscheurende schreeuw van een wouw. Op de Markt van Asse vind ik nog de guitige sculptuur van De Hopduvel.
Een bus brengt me naar de carnavalsstad. Zelfs Dirk Martens draagt een mondmasker. Zijn standbeeld staat pal voor het 13e-eeuwse schepenhuis van Aalst, het oudste van de Nederlanden. Bij het stadhuis hangt er een dankbericht aan Ilse Uyttersprot, voormalig burgemeester van Aalst, die vorige week werd vermoord. De stad rouwt. Enkele meters verderop vind ik het geboortehuis van priester Daems. Ik freewheel door het Vlaamse land en dus door onze geschiedenis, en kom uit in Dendermonde. Van op een terrasje tuur ik naar het Ros Beiaard bovenop de toren van het justitiepaleis en tracht ik de wapenschilden te ontcijferen op de vele vlaggen waarin de lakenhalle zich hult. Hier hield Jan Zonder Vrees zijn blijde intrede na de dood van zijn vader Filips de Stoute.
Verschillende lezers van Bart Van Loo zullen hun Staycation met de neus in De Bourgondiërs en de voeten in historische steden spenderen. Wie weet slepen ze hun gezin wel van stad naar Vlaamse stad. "Kijk, hier komen wij vandaan." De historicus heeft nu een reeks in Het Nieuwsblad, die extra materiaal levert voor een geslaagde Bourgondisch-Vlaamse citytrip. Voor het opstandige Gent bijvoorbeeld, de door de Franse koningen gehate maar economisch gezien onmisbare lakenstad. Deze middeleeuwse metropool kon het de hertogen knap lastig maken, maar was ook de setting van het belangrijkste huwelijk van de 14e eeuw. In de door Keizer Karel verwoeste Sint-Baafsabdij stapten Filips de Stoute en Margareta Van Male op 19 juli 1369 in het huwelijksbootje. De haagbeukzuilen in het huidige Coyendanspark tonen waar deze machtige romaanse kerk moet hebben gestaan. De plantaardige steenvervanger noemt men de Groene Kerk. In de Machariusberg, op een steenworp van de wieg van Gent, worden wel eens open mics voor poëzie en muziek gehouden.
Al ontelbare keren was ik in Gent, maar dit is mijn eerste keer in Bourgondisch Gent. Het Gravensteen, de Vrijdagmarkt en wat er overblijft van het Prinsenhof (waar Keizer Karel negen leeuwen hield) bekijk ik nu met andere ogen. Hoe je het ook draait of keert, Gent kende eeuwenlang de traditie om flink dwars te liggen en daarvoor telkens zwaar vernederd te worden, van Filips de Stoute en de Goede tot Keizer Karel. Onder laatstgenoemde werden de Gentenaren verplicht met een strop rond de hals te lopen, als straf voor hun weerbarstigheid. En het gedenkbord in de donkere poort liegt er niet om: de executies waren bijzonder wreed. Spanje schonk in de 20e eeuw dan wel een standbeeld van hun (en onze) Karel V; een geschenk voor Gent was de in het Prinsenhof geboren keizer van het Roomse Rijk niet. Ondanks de Concessio Carolina en de gitzwarte geschiedenis blijft deze wijk aan de Lieve, tussen Gravensteen en Rabot een van de mooiste plekjes van Gent.
Even een eeuw terug naar het Gent van Filips de Goede en meesterschilder Jan Van Eyck. Na mijn bezoek aan Brugge wil ik het gerestaureerde Lam Gods nog eens bewonderen. Dit verbluffende veelluik moet elke Belg gezien hebben. Je komt ogen te kort. Met dit uiterst gedetailleerde meesterwerk bewijzen de gebroeders Van Eyck zich de artistieke wonderboys van de late middeleeuwen. Ik vaar mee met een bootje op de drie rivieren van de stad. Terwijl we de vele vertrouwde monumenten van een andere kant bekijken, vertelt de gids enkele anekdotes. Die van de calvinisten die de boeken van het Dominicanenklooster in de Leie keilen is mijn favoriet. In een stuk overdekte Schelde hangen verschillende fragmenten uit het werk van Van Eyck. 'Johannes de Eyck' is overal. Wat je in deze stad ook komt uitspoken, een 'Goeie Gentse Congé' is onmisbaar tijdens je Staycation.
De plantentuin van Meise stond al lang op mijn verlanglijstje. Op Moederdag bezoek ik dit botanische walhalla met Kaat, Jeroen en Thomas. We volgen de kunstroute langs allerlei sculpturen en vergapen ons aan duizenden exotische flora in het uit de kluiten gewassen plantenpaleis. Ondertussen breekt er een onweer uit. Het is maar vijf minuten rennen maar bij aankomst in het Kasteel van Bouchout zijn we doorweekt. Daar speelt het Vulpe Trio een concert in de wapenzaal. En als je na afloop de beste spaghetti van Vlaams-Brabant wil eten, dan moet je bij Pee Klak in Strombeek-Bever zijn.
In Bar Stark in Deurne kan je heerlijk verpozen in de wilde tuin van het Sterckxhof, het allermooiste kasteel van Antwerpen. Het ligt middenin het Rivierenhof, een groot park dat je bij een bezoek aan mijn stad zeker niet links mag laten liggen. Herinneringen zwermen rond in mijn hoofd wanneer ik doorfiets naar het Peerdsbos in Brasschaat. Ter plekke moet ik maar één keer op een plannetje kijken maar als kind kende ik dit avontuurlijk bos als mijn broekzak. In het feeërieke gemeentepark beland ik in een strandbar. Met de fiets volg ik de anti-tankgracht naar het fort van Brasschaat, waar we met de Chiro oorlogje speelden - mijn eerste kennismaking met de Eerste Wereldoorlog. Met je gezin kan je hier railbiken op de oude militaire spoorweg, dwars door een uitgestrekt natuurgebied, tot in het Paepenbos in Kapellen.
Enkele dagen later ga ik in Lier sporen zoeken van het huwelijk tussen Filips de Schone en de Spaanse Johanna, dat plaatsvond op 20 oktober 1496. Deze politieke trouwerij plantte de kiem voor het latere schrikbewind van zoonlief Keizer Karel. De wandeling start aan de Spaanse bedevaartskapel op de Grote Markt en gaat via het Hof van Aragon, waar het huwelijksfeest plaatsvond, naar het oude Spaanse garnizoen. Boeiend om de Pallieterstad met 15e-eeuwse ogen te aanschouwen. Bij de magnifieke Sint-Gummaruskerk houd ik graag halt bij de Deense Poort. Uit mijn lessen Deens herinner ik me dat koning Christiaan II uit Denemarken werd verbannen en in Brabant onderdak kreeg. Volgens een gedenksteen was dat op deze plek in Lier. Oh ja... hij was de schoonbroer van - alweer - Keizer Karel. Hier op het Kardinaal Mercierplein lees ik in de epiloog van het boek dat me nu al weken obsedeert over de opeenvolging van sterfgevallen die tot het onwaarschijnlijke leiden: Karel krijgt de halve wereldbol in zijn schoot geworpen.
In het weekend bezoeken Anke en ik het AfricaMuseum in Tervuren. Het (voldoende?) gedekoloniseerde museum biedt een kijkje in de Centraal-Afrikaanse geschiedenis, cultuur en fauna, met een indrukwekkende verzameling van opgezette dieren, van maskers en muziekinstrumenten. Ook Belgisch Kongo komt aan bod, van de ivoorhandel en uitbuiting tot de vele kolonialistische en racistische beelden, die nu in een achterkamertje te bezichtigen zijn. In de tuin van het paleis herinneren we ons het Afrikadorp, waarin Congolezen in een levende zoo gevangen werden gezet ter vermaak van bezoekers. Huiveringwekkend. Vervolgens wandelen we in het Warandepark en houden halt op de plek waar volgens de legende Sint-Hubertus de geest gaf. Er staat nu een 16e-eeuwse kapel.
Een dag later ga ik op mijn eentje uitwaaien in de velden en heuvels van Lubbeek. Buizerds buitelen hoog boven de boomgaarden. Ezel en pony grazen zij aan zij. En zelden is er een ziel te zien in dit mooie stukje Hageland. Enkele dagen later, op het einde van de maand, maak ik weer een wandeling - de laatste voor deze Staycation. Al in het treinstation van Berchem vertelt een NMBS-medewerker me hoe mooi de wandeling langs de Antitankgracht van Haacht is. Deze start in het dorpje Wespelaar en doorkruist tot twee maal toe het Haachtsbroek. Hier grazen schapen, die zo de natuurvariatie bevorderen. Bordjes waarschuwen voor een agressieve buizerd, die in de lente joggers en fietsers heeft aangevallen. Even later zie ik de roofvogel net van me wegvliegen. Ook fazanten en een bange wezel kom ik in het natuurgebied tegen.
Ik volg de Antitankgracht, onderdeel van de KW-linie uit de Tweede Wereldoorlog, die voor een groot stuk droog staat en passeer enkele bunkers. Aan de horizon herken ik de kerktoren van Werchter. Zullen grote festivals ooit weer mogelijk zijn? De gracht komt uit op de overblijfselen van het Kasteel van Roost. Ik volg de Dijle tot aan de monumentale Hansburg in Keerbergen en vervolg daarna mijn wandeling dwars door het centrum van Haacht. Op de Markt drink ik het lokale Adlerbier. De urinoirs van het café zijn biervaten. Net wanneer ik het Haachtsbroek voor een tweede maal intrek, zie ik hoog in de lucht drie buizerds hangen. Even later blijft er nog één over. Ik versnel mijn pas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten