zondag 19 juli 2020

Op trot in Frankrijk

OP TROT IN FRANKRIJK 14-18 juli 2020 


Il n'y a que Kate Moss qui est éternelle. - Stromae

Ik heb tijd en nu met vakantie gaan is reizen door het oog van de naald. Ofwel een spelletje vogelpik volgens de kranten. We wagen het erop. Nog nooit was ik met 14 juli in Frankrijk. En het was al zes jaar geleden dat ik voet zette in de Lichtstad. Vandaag wordt in het hele land het begin van de Franse Revolutie gevierd, die op een bloederige manier een einde maakte aan het absolutisme. Op deze symbolische dag werd in 1789 de gevangenisburcht Bastille met de grond gelijk gemaakt. Het was het beginpunt van jaren van terreur, chaos, bloedvergieten en onzekerheid. Ook vandaag heerst er chaos op Place de la Bastille. Wanneer ik er via de bouche de métro boven water duik, zie ik duizenden betogers samentroepen. Het hele plein is door honderden politieagenten omsingeld, klaar voor de strijd. Ook de metrohalte is afgesloten dus ik moet een nieuw kaartje kopen om de blokkade te ontvluchten. Een betoger gooit een rotje in een vuilbak, waarop een voorbijganger moppert, "C'est pas la Révolution, hein..."
Bij de Pont d'Austerlitz over de Seine kom ik weer boven. Even bekomen van deze interessante verrassing. Meer 14 juillet wordt het vandaag niet meer. Terwijl ik naar de Eiffeltoren (1) en de Notre-Dame (2) (in restauratie sinds de rampzalige brand van vorig jaar) tuur, steken tientallen arrestatiewagens achter mijn rug de brug over. Uitblazen doe ik op een terrasje in de populaire Rue Crémieux, een charmant pastelkleurrijk straatje, als een dorp in het midden van het drukke centrum van Parijs.
Vroeger was de Coulée verte René-Dumont een spoorlijn, nu kan je er kilometers ver wandelen tussen bloemen, bamboe, berceuses en aangename street art van Caroline Laguerre. Ideaal ook om de architectuur te bewonderen van de vele Parijse wijken die deze Coulée verte doorkruist. Halverwege eindigt de lange spoorwegbrug en gaat het groene pad verder in een tunnel, met watervallen en straatkunst, waarna het pad meer dan vijf meter onder het straatniveau duikt, tussen klimopmuren en door het bladerbaldakijn afgeschermd van de grootstad. De Coulée verte snijdt ook dwars door verschillende tuinen en parken.
Het overwoekerde spoor brengt met tot het Bois de Vincennes, waar de Parisiens komen uitrusten, joggen, roeien en rollerskaten. Achter de dierentuin ligt de gemeente Saint-Mandé, en nog verderop het stadje Vincennes, een van de dichtstbevolkte steden van Frankrijk - vergelijk het met wat Schaarbeek voor Brussel is. Je kan er niet naast het imposante kasteel kijken, in de 14e eeuw gebouwd door Karel De Wijze. De donjon, de forse kasteelmuren, de vele ophaalbruggen en de gotische Sainte-Chapelle vormen samen een belangrijke bezienswaardigheid op de rand van Parijs. Genoeg gewandeld. Tijd voor pastis op een terras tegenover het kasteel.
Terug naar het centrum, de boheemse wijk Le Marais bijvoorbeeld, die ik jaren geleden al in het spoor van Victor Hugo bezocht. Aangename groene pleintjes, hippe cafés, alternatieve kunstgalerijen, in hartje Parijs. Hier en daar hangt de tricolore uit, maar nooit overdreven. Ik steek de Pont Louis-Philippe over naar het Ile Saint-Louis. Het is pijnlijk, maar ook boeiend, om de kathedraal zo gehavend te zien, dakloos en zonder die machtige flèche van Eugène Viollet-le-Duc. Ik spot de koepel van het Panthéon en helemaal in de verte het Louvre (3). En bestaat er een charmantere plek in Parijs dan de Place des Vosges? De omringende gebouwen in bleu blanc rouge hebben iets tijdloos. Jongeren liggen knus in het gras, bij de fonteintjes, al dan niet met akoestische gitaar. De avond mag nu vallen.
Op Place de la Bastille wordt er niet meer betoogd maar gedanst. Ik volg de boulevard naar de knappe Eglise Saint-Ambroise. Iets verderop bots ik op de betreurde concertzaal Bataclan, een van de vele doelwitten op die verschrikkelijke 13 november 2015. Met een krop in de keel kijk ik naar de feestlijk geschilderde gevel, en dan naar de herdenkingstegels op de grond. Ik herinner me waar ik was. Zaal Athena, Antwerpen. Backstage konden de artiesten hun smartphoneschermen niet geloven. "'t Is naar de kloten", riep een muzikant.
Parijs is nog voorzichtig, de coronacijfers zijn niet al te best. Toch hangt er feest in de lucht, op de pleinen, op de partyboten op de Seine, in de harten van de Fransen. Kijk eens aan, ze mogen zelfs al dansen. Ook op Place de la République bestudeer ik de in maanden niet gebezigde activiteit 'dansen'. Danser. Bleu blanc rouge. Danser = Liberté. Tout le monde danse = Egalité. Danser ensemble = Fraternité. Boulevardkuieren. Cider. Voltaire. Magenta. Bruidsboetieken. Rochechouart. Clichy. Bonsoir Sacré-Coeur (4). Mojito. Laaa Bohèmeee. La Bohèmeee. Ça ne veut plus rien dire du tooouuut... Apotheose. Montmartre Pigalle. Cuba Libre. Eeeee Macarena. Moulin Rouge (5). Vuurwerk. Ergens. Neon. SEX Venez, Monsieur. Striptease. C'est le 14 juillet quand même. HOT PUSSY'S Viens boire un verre avec nous, chéri. Minuit. On ferme. Zut. Verdwalen. Notre-Dame-de-Lorette vinden op het stadsplannetje. Een muis rent weg over het voetpad. Dronken Parisiens. Een stoet van 20 arrestatiewagens. De eindeloze Rue La Fayette. Gare du Nord. Finalement. Hostel. Bonne nuit.
Ik steek het Canal Saint-Martin over voor een ochtendwandeling in het Parc des Buttes-Chaumont. Bovenop de wel heel steile hellingen kijk ik tot ver in en ver buiten de banlieue. Montmartre, met de witte basiliek, lijkt dan nog relatief dichtbij. Ik herken zelfs het tipje van de Eiffeltoren, vele kilometers ver, aan de andere kant van de stad. Groene parkieten dartelen boven een 'Romeinse' tempel, bovenop een hoge heuvel, omringd door een vijver haast als slotgracht fungeert.
Een stadswandeling in een vertrouwd decor. Les Halles. De buik van de stad. Een flard Pompidou. De vele middeleeuwse kerken. Pont des Arts en heel wat landmarks op de horizon: Elysée, Notre-Dame, Montparnasse, Panthéon, Orsay, Eiffeltoren. De as die de Tuileries met de Arc de Triomphe (6) en La Défense verbindt. The Big Six van Parijs: check. Het Louvre met alles erop en eraan stelt nooit teleur. Operabombast. Vendôme. De vergulde koepels van Printemps. Haussmann. Klaar. Aan het Gare Saint-Lazare.
Net als acht jaar geleden neem ik een trein naar het westen. Gewoon de Seine volgen en je komt zo in Normandië. De jonge vrouw tegenover mij leest La peste van Albert Camus maar kan er haar aandacht niet bij houden. De Seine kronkelt door het departement Seine-Maritime, via Rouen, tot aan haar monding in het Kanaal. In 1944 werd havenstad Le Havre zo grondig gebombardeerd dat ze volledig moest worden heropgebouwd. Die eer kreeg de architect Auguste Perret, die in recordtempo een Le Havre 2.0 liet verrijzen, met behulp van gewapend beton. In het Bassin du Commerce zeilen kinderen in kleine bootjes. Het witte winkelcentrum, bijgenaamd Le Volcan, valt meteen op, evenals de 109 meter hoge kerktoren van de betonnen Eglise Saint-Joseph en de futuristische brug. Grote witte letters spellen 'Le liquide pour seul réel', drijvend op het Bassin.
Ook het Place de l'Hôtel de Ville is een en al beton, met de 72 meter hoge stadhuistoren als dominante factor. Beton = beton = beton? Toch is dit een heerlijk plein, met veel bloemen en fonteinen. Ik loop Perrets kerk binnen en geniet van het lichtspel waarop de duizenden moderne glas-in-loodraampjes me trakteren. Een eenvoudig altaar krijgt een dambordafdak, waarboven een cilinder van honderden witte bloemen hangt.
Van kuieren in de haven kom ik altijd tot rust. Voorbij de jachthaven en de pieren met vuurtorens ligt de open zee naar Engeland en Amerika. Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag de hoop voorbij de vloeibare horizon. Op de kaai aan het Bassin de la Manche springt een kleurrijk containerkunstwerk meteen in het oog, alsof twee strengen containers haasje over spelen. In een bar op het gelijkvloers van een van Perrets gebouwen ontmoet ik een Mexicaanse dichter wiens Spaanse gedichten onlangs naar het Frans zijn vertaald. Een vrachtschip kiest het ruime sop terwijl ik pootjebaad in zee. Niet gemakkelijk op zo'n kiezelstrand. Meeuwen drijven als boeien op de golven. Terug naar de dijk. Aan cocktailbars geen gebrek.
Meeuwen. Goedemorgen. Na een wandeling in het centrum en langs de dokken reis ik per bus naar Etretat. We passeren een rotonde met een enorm standbeeld van een ramasseur de galets, een kiezelsteenraper, met paard. Wat een gezellig stadje, met heel wat vakwerkhuizen en een drukke markt rond een houten markthal; alles ademt een oude Normandische sfeer uit.
Het strand van Etretat ligt tussen de twee beroemde krijtrotsen. Vooral hun hoogte en hun naalden en poorten maken ze zo fotogeniek. Zo is de Aiguille van de Falaise d'Aval maar liefst 70 meter hoog. Bovenop de Falaise d'Amont prijken de Chapelle Notre-Dame de la Garde (met dolfijnen als waterspuwers) en een monument ter ere van de twee vliegeniers die in 1927 in de Atlantische Oceaan zijn neergestort.


Het panorama van bovenop beide steile falaises loont de moeite. Er gaat een rilling door me heen wanneer ik naar de vloedlijn helemaal beneden kijk en me bedenk dat zoveel mensen hier zelfmoord komen plegen. Ik denk aan 'Le saut du berger', een verhaal van Guy de Maupassant, die hier als kind kwam spelen. Parachutes hangen boven de Falaise d'Aval. Zilvermeeuwen halen uit naar de nieuwsgierige drone waarmee ze het luchtruim delen.
En dan is er nog de neo-futuristische beeldentuin. Ik stap binnen in een magische wereld waar bomen zingen, gesculpteerde gezichten verrassende emoties verraden op de bodem van een keurig gesnoeide oceaan, en Alice haar weg moet zoeken in een impressionistisch wonderland vol orchideeën en struiken die zich golven wanen.
Dit indrukwekkend stukje kust maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog deel uit van de Atlantikwall. Veldmaarschalk Rommel liet het vol bunkers, mijnen en zware artillerie stouwen, om een eventuele aanval van over het water af te slaan. Op D-day zelf, enkele jaren later, zat hij echter in Duitsland voor de verjaardag van zijn vrouw. Ik bestel een pastis op een zonovergoten terras en wie zit er twee tafels verder in zijn vier woorden Frans sympathiek te socializen met een oude Normandiër? Niemand minder dan Pete Doherty! Ik geloof eerst mijn ogen niet, maar de tattoe's kloppen. De Britse rockster zou hier tegenwoordig ergens in een godvergeten gehucht wonen.
Op naar de streek Calvados. Daar ligt aan de Côte Fleurie het stadje Honfleur. Via de imposante Pont de Normandie steken we de Seine over, vlakbij haar monding. Het is aangenaam verpozen rond het Vieux Bassin, de oude haven uit de 17e eeuw, omringd door schattige huisjes die elkaar lijken te verdringen. De Eglise Sainte-Catherine is de grootste houten kerk van Frankrijk, door scheepsbouwers gemaakt, met losstaande klokkentoren.
De authentieke steegjes en oude vakwerkhuizen vormen een pittoresk geheel. Een historisch stadje om met open mond in rond te slenteren. Honfleur was ook erg in trek bij schilders. Boudin en Monet woonden hier op een boerderij, dus je kan gerust stellen dat het havenstadje in zekere zin de wieg van het Franse impressionisme is. In de betoverende straatjes drink ik calvados, het lokale sterke drankje. Al heel de dag overleef ik op stokbrood en camembert. Vanavond kan ik me wat meer laten gaan. In het geboortehuis van schrijver Alphone Allais drink ik cider als een koning en verorber moules au camembert als een kaasverslaafde.
Ik volg de Morelle tot waar ze zich in de Seine stort, vlak voor deze hetzelfde doet in het Kanaal. In de verte de hangbrug en helemaal op de horizon Le Havre. De ondergaande zon zet de Baie de la Seine in lichterlaaie. Al eens in de monding van een rivier de zon zien zakken in de zee?
Via een moerassig natuurgebied, waar ratten in bad gaan en vleermuizen vlak boven mijn hoofd buitelen, wandel ik Honfleur weer binnen, bij de Phare en Chapelle de l'Hôpital. Na een nachtje slapen zie ik Honfleur weer bij een andere lichtinval. De natte droom voor menig impressionist, ik begrijp het volledig. Op de trappen van de Lieutenance eet ik m'n pont-l'évêque en baguette en kijk hoe zeilboten het Vieux Bassin binnenvaren.
Ik beklim de Côte de Grace en kijk uit over de monding van de Seine. De 17e-eeuwse kapel Notre-Dame-de-Grâce is een favoriet bij zeelieden. Binnen vallen de vele dankbetuigingen, bootmaquettes en kleurrijke glas-in-loodramen op. Na een lange boswandeling, langs de oude landhuizen, boerderijen en kastelen van Equemauville bezoek ik de Maisons Satie. Het wordt een surrealistische visite tussen geanimeerde fragmenten van het leven van de Franse componist, die in dit prachtige vakwerkhuis werd geboren. Op het einde van deze originele beleving tref ik op een witte zolder een onzichtbare Erik Satie aan, die vol passie een witte piano bespeelt. Au revoir, Monsieur Satie.
En au revoir Pays d'Auge en kaas- en ciderstreek Calvados. Au revoir majestueuze Seine. Hoewel het te zonnig weer is om te reizen, zit ik de rest van de namiddag in treinen, met korte tussenstops in vertrouwde steden. Een laatste tocht in hartje Le Havre. De eeuwige gele velden van Normandië. De majestueuze Notre-Dame van Rouen. De waterspuwers van het gotische Palais de Justice. De schitterende renaissancepoort Gros-Horloge en de hoge vakwerkhuizen. Een bezoek vluchtig als een herinnering. Belfortsteden Albert, Arras en Dowaai, tot slot Rijsel.
De hoofdstad van Frans Vlaanderen ken ik als mijn broekzak. Dineren doe ik op het Place de Théâtre, met mijn rug naar het belfort en met zicht op het gekke klokkenluiderspoppetje. Opvallend in hoeveel etalages de Belgische driekleur uithangt. Het is binnenkort weer 21 juli. Ik vind een heerlijk bizarre bar versierd met dierenkoppen, creepy baby's en oosterse tapijten. Handen kruipen uit de bakstenen muur en geven me de vinger. In de Rue Royale puilen de terrasjes uit. Vendredi soir, ook in tijden van corona. Mijn laatste dag in Frankrijk spendeer ik niet alleen. Net voor de middag haal ik Anke op in Gare de Lille Flandres. Het voltallige personeel van een Italiaans restaurant zingt 'Bella Ciao' op straat en het hele plein doet mee. Ik toon Anke de stad. Het boekenmarktje in het beursgebouw. Ik koop Zola en Yourcenar. Au génie inventif. Aux Lillois. Porte de Paris.
We bezoeken het enorme fort van Vauban, waarin een kleine zoo is gevestigd. Vooral de tapirs en manenwolven (de meest elegante dieren ooit) trekken onze aandacht. Ook interessant is de bewogen ruzie tussen een waterhoen- en een Magelhaengansfamilie. Uitbollen doen we in het Parc Henri Matisse, bij de bloemen van Yayoi Kusama. En zo komt er een einde aan mijn vijf dagen Frankrijk. Waar gaan we binnenkort naartoe?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten