De Turken zijn verslagen,
en Griekenland lacht groen.
Een ruiter steigert op zijn paard,
zijn vader een geheven vuist,
ook leeuwen brullen victorie
daar op dat fiere plein.
De bootslui blazen schepen op,
hun boodschap oorverdovend
in de taal die we begrijpen.
Wanneer kanonnen zwijgen,
is dan de strijd voorbij?
Nu de halve maan verschrompeld,
de rode ster gekrompen
tot een souvenir, zo'n magneet
voor aan de koelkast.
Nu poorten op een kier.
Geen leger deze keer,
geen dictatuur van wil is wet.
De nieuwe vorst komt niet
te paard over de stenen brug,
neemt niet het fort maar
slaat z'n barakken op
in leeg geschoten longen.
Zijn naam echoot door de bazaar,
waait langs de oevers van de Vardar,
waar bronzen beelden boekdelen blozen.
Misschien nestelt hij zich nu al
in elk woord dat aan je lippen plakt.
Het meest gezocht in zoekrobots,
de rat vanachter in je kop.
De zon schijnt en je ijsje smelt,
Ilinden schieten kort
(maar wie zonder zonden...).
Komt het virus op bezoek
dan gaat de stad op slot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten