zondag 17 maart 2019

Lissabon 4-14 maart 2019, deel 3

Lissabon 4-14 maart 2019

Deel 3: Eindstation Lissabon


Zondagochtend vertrek ik naar Coimbra, in de Beirastreek. Tussen de smalle steegjes baden kloosters en kerken in het zonlicht. Ik bezoek de 12e-eeuwse kathedraal, met Moorse en later renaissancetoetsen. Alweer een bezienswaardige kloostergang, de oudste van het land. In de arcaden zijn geen twee roosvensters dezelfde. Verderop staat de modernere kathedraal, met knappe kapellen en veel goud.
Van op het terras bij het bisschoppelijk paleis is het uitzicht subliem: de oude kathedraal met de mooie tegelkoepel, de universiteit met de Geitentoren, de Rio Mondego, de kloosters op de linkeroever. Net als bij de kathedralen is er een oud en een nieuw Santa Claraklooster. Die bereik ik via de gelijknamige brug. De 'skyline' van de stad wordt door het fiere universiteitsgebouw gedomineerd. Hier heerst kennis.
Al zijn hier verder dus vooral religieuze gebouwen te bezoeken. Het oude clarissenklooster had te kampen met overstromingen. De verzameling voorwerpen die bij de opgraving in 1995 uit de grond werden gehaald, is zeker een bezoekje waard, net als het 13e-eeuwse klooster zelf natuurlijk, dat vooral uit ruïnes bestaat - heel knap. Ik ben helemaal alleen in de kerkruïne. Ik voel de eeuwen wegen.
Zowel dichter de Camões als dictator Salazar studeerde hier aan de universiteit, een van de oudste ter wereld (1290!). Ik bezoek deze grootse tempel van de wijsheid. De kapel is een en al pracht en praal, met haar 17e-eeuwse azulejos. De gigantische barokke bibliotheek uit 1717 bevat 60000 werken. Een verbluffende wandeling tussen boeken, boeken, boeken. Van de drie grote plafondschilderingen tot de kleine chinoiserieën: alles bekoort hier. Ook de Sala dos Capelos is magnifiek, met schilderijen van alle koningen van Portugal en een mooi versierd plafond.
Enkele knappe zalen en salons later beklim ik de 33 meter hoge Geitentoren. Het zicht over Coimbra, de Rio Mondego met haar bruggen, en de verre heuvels maakt de klim helemaal de moeite waard! In het interactieve Wetenschapsmuseum dwaal ik tussen honderden dieren, opgezette en skeletten, bewonder ik de vele instrumenten, speel ik met lichtstralen, en laat ik een heteluchtballon opstijgen. Soms is wetenschap plezant.
's Avonds brengt een monumentale trap me naar de uitgaansbuurt, bij een heiligdom in de Jardim da Sereia. Jongeren stoeien er met hun honden. Een van de rakkers wast zich in de fontein van de grot en springt vervolgens half in mijn rugzak. Lekker fris, natte hond.
De Alentejo is mijn volgende bestemming, een streek in het zuidoosten van het land die haar naam kreeg omwille van haar ligging 'achter de Taag'. Dit zijn de Portugese ommelanden, uitgestrekt, verlaten. De vele eikenbossen zijn een goudmijn: de Alentejo is de grootste kurkproducent ter wereld. In de velden spot ik ooievaars in hun nesten, gepensioneerde aquaducten.
We houden halt in de ommuurde hoofdstad Evora. Tijd voor een stadwandeling doorheen de eeuwen. Eerste stop is de bruisende Praça do Giraldo, die net als de smalle steegjes en huisjes erg licht overkomt, omwille van het veelvuldig gebruik van wit (met gele streep) in Evora. Door de arcaden lijken de huizen te zweven boven de rand van het plein.
Ook de kerken doen hier veel zuidelijker aan dan de strenge donkere burchten in het noorden. Hier begint Zuid-Portugal. Alles kruipt hier trager. In een van de vele kerken bezoek ik de Capella dos Ossos, een kapel die is ingelegd met schedels en beenderen van zo'n 5000 mensen uit de 16e eeuw. Even geniaal als luguber.
De Sé is veel forser en weer erg burchtachtig in zijn strenge gotiek. Ik klim naar het dak, tussen de verschillende massieve torens, en geniet van de zonovergoten omgeving. Vlinders dartelen en buitelen dat het geen naam heeft.
Van een katholieke naar een Romeinse tempel. De zuilen van de 2e-eeuwse tempel van Diana staan nog overeind. Tempel en kathedraal zijn met het hertogelijk en bisschoppelijk paleis en het Lóiosklooster aan hetzelfde plein te vinden. Ik stap zo van het ene in het andere monument. Evora is niet zo groot. Tussen en binnen de monumenten zelf liggen dan weer ettelijke eeuwen. Het meubilair, keukengerei, wapenarsenaal en kunst in het paleis van Caval komen uit verschillende tijdperken, en daarbij wordt de 21e eeuw niet overgeslagen.
Ook de voormalige universiteit van de jezuïeten ligt hier op een steenworp vandaan. De kloostergang in renaissance, met sierlijke arcaden en fontein, geeft al meteen een welkom gevoel aan de studenten. De eindeloze kasseiwegjes blijven elegante paleizen en kerken opwerpen. Wanneer de azuurblauwe lucht andere tinten krijgt, breekt de tijd aan om wat bars te bezoeken. Al lijkt er aan de dag in dit zomerse stadje geen einde te komen.
Vroeg in de ochtend ontbijt ik op het zonnige plein bij de Dianatempel. Ook de politie komt hier koffie kappen. Hun bureau zit eveneens op dit plein. Ze konden het slechter treffen. Ik spring het Lóiosklooster binnen. In de kloostergang (ik ben de tel kwijt...) hebben de monnikencellen het tot hotelkamer geschopt.
Tot ziens Alentejo, vaarwel ooievaars. Terug naar de Taag. Eindstation Lissabon. De bus passeert het 28 meter hoge Jezusbeeld Cristo Rei en rijdt via de rode hangbrug de witte stad binnen. De Strohalmzee strekt zich wijdt onder ons uit. Het zicht op Bélem en de monding links en hoofdstad en haven rechts is subliem. Het 18e-eeuwse aquaduct is een enorme poort die me weer in Lisboa verwelkomt.
In de Baixa neem ik een authentiek geel trammetje. Kreunend klautert het de heuvel op en Alfama in. Een goed zicht op deze fadowijk heb ik op het romantische Largo de Santa Luzia. Mooi kerkje met tuintje en muzikant. Alfama in de zon. Het is een levensstijl op zich. "Giiinja!", roept het oude vrouwtje aan de São Miguelkerk. Gin en chocolade gaan er altijd in. De becos en travessas op mijn weg zijn kleurrijk versierd met graffiti en overal klinkt er muziek.
Het Castelo de São Jorge is al een week lang een vertrouwd gezicht voor me. Ik laat het echter links liggen en begeef me 'buiten de muren', naar het São Vicente da Foraklooster. Mét kloostergang, dat spreekt voor zich. Hier vind ik de tegels die 38 fabels van La Fontaine uitbeelden. Ik lees enkele fabels. Vooral 'De hond en de ezel', 'De kip met de gouden eieren' en 'De ooievaar en de wolf' blijven bij. Verder heel wat fresco's, kunstvoorwerpen en vooral het mausoleum van de dynastie van Bragança, met de laatste koningin van Portugal, koningin Amalia. Aangrijpende tombe.
Van op het dak, tussen de twee torens, heb ik een 360° panorama: Cristo Rei en de bruggen, Alfama, de kasteelheuvel, het pantheon met de markt van de Dievegge, de wijk Alto Pina, de noordelijke buitenwijken, het schiereiland Setúbal en nog veel verder.
De namiddag loopt ten einde in de fadowijk, waar achter elke hoek een kunstzinnige verrassing wacht, waar overal de muziek der weemoed weerklinkt, waar de kersenginja het lekkerst smaakt, waar licht- en kleurspel het laatste woord krijgt (dat wordt wennen in het grauwe Vlaanderen).
Tijdens valavond volg ik nog steeds aangeschoten en vol verwondering trapjes en steegjes. Wanneer ik de Baixa bereik, waar Ericka me voor een expatavond heeft uitgenodigd, ebben de roze wolken weg uit mijn hoofd. Plots ben ik 'weer in een hoofdstad'. Alles komt terug. De meeting gaat door in de bar waarin ik een week geleden ging schuilen tijdens de stortbui bij de Bica. De eigenaar herkent me nog en verwelkomt me hartelijk. We ontmoeten expats van over heel Europa en Zuid-Amerika. Van Bica naar Alfama is het lang strompelen. Uit diverse bars nabij mijn hostel bezingen vrouwenstemmen de weemoed. Flarden fado die zonder omwegen een gevoelige snaar raken.
Laatste volledige dag en nog zoveel te zien. Het populaire vissersstadje Cascais bijvoorbeeld, aan de kust. Veel bootjes, palmbomen en charme enerzijds, evenveel massatoerisme en beton anderzijds. Maar daarom reis ik in maart. Er is een prestigieus park en een fort. De blauw-witte vuurtoren met wuivende palmbomen kan zo op een ansichtkaart.
Er wordt gevist van op de kliffen, met zicht op de 'weg' naar de rest van de wereld, via de welke Portugal zijn rijkdom vergaarde. Dit was het laatste stukje land van waar de boten konden worden uitgewuifd. Aan de Boca do Inferno, een kloof waarlangs schuimbekkende golven met veel lawaai hun intrede maken, kijk ik uit over de Cabo Raso en de blauwe oceaan, de onmetelijke snelweg naar Amerika. We zijn hier niet zo ver van het meest westelijke punt van continentaal Europa.

The train slows, we're at Cais de Sodre. I've arrived in Lisbon but not at any conclusion. (Pessoa 57)

Hip Lissabon, met zijn kunstenaars, designers en barista's, heeft zich verschanst in LX Factory, een industrieel terrein onder de brug, met de nodige street art en onderkoelde beats. Omdat het niet altijd kloosters moeten zijn en omdat dit gewoon een van de coolste plekjes in Lissabon is.
Aan de andere kant van de stad ligt de futuristische wijk Parque das Nações langs de Taag. Sommige attracties dateren van Expo '98, het ene paviljoen is al opmerkelijker dan het andere... de toekomst is er al.
Verderop zie ik de hoogste toren van het land (145 m) en een 13 km lange brug, allebei vernoemd naar ontdekkingsreiziger Vasco da Gama, de trots der natie. Een kabelbaan boven de grens tussen land en water maakt het plaatje compleet. Op een terrasje geniet ik van een vinho quente (warme wijn) en mijn laatste pastel de nata.
In Alfama verdwaal ik van ginja naar ginja. Op een terras wordt een film of serie gedraaid. De actrice springt op het tafeltje en begint voor de acteur te dansen, waarna ze onder luid applaus van de figuranten beginnen te kussen.
In mijn hostel in Chiado zit de sfeer er al goed in wanneer ik arriveer. Free sangria is de oorzaak. Ik leer de Duitse Sonia kennen en vooral veel Brazilianen. Sonia en ik zakken af naar Pink Street en ik toon haar de boekenbar en de surrealistische club. "Je leeft om verhalen te vertellen", zegt ze. "Je bent je eigen personage." Ik antwoord dat dat precies is wat Pessoa zou zeggen. Ze bladert in het boek in het midden van de club. "En hij is altijd maagd gebleven?"

Wanneer we een van onze tijdelijke vrienden aangedaan door de straten zien dwalen, vragen we wat er scheelt. Hij vertelt na wat aandringen dat hij slechts een minuut geleden door een andere gast van het hostel werd aangevallen. Hij had hem, net als aan ons eerder, toevertrouwd dat zijn grootvader in een concentratiekamp heeft gezeten. Dit heeft iets in de andere jongen getriggerd, plots brak hij zijn fles tegen de muur en zwaaide ermee in het rond. Dat hij hem zou vermoorden. Hierop is onze vriend gechoqueerd weggelopen, meer van slag omwille van zijn grootvader dan de aanval. Na nog een kalmeringspilsje en een ontladende grap of twee, drie zijn we allemaal dan maar gaan slapen.

My head and the whole universe ache. (Pessoa 223)

Donderdagmorgen. Witte golven op een wiegende Mar da Palha. Gezellig met z'n allen ontbijten. Ik heb nog een paar uur om het nog eens allemaal in me op te nemen. Het vroege licht op gele gevels. De azulejos en grondtegels. Een koppeltje in het gras. Pessoa op zijn terras. Het trage ontwaken van een stad in permanente onthaasting.
De weemoed overvalt me wanneer ik het Rossio oversteek. Ik wil niet weg. De stad is onder mijn huid gekropen. Bij het borstbeeld van een dichter moet ik even gaan zitten. Ook mijn ziel is een landschap, Fernando. Het holt en bolt, er rijden trammetjes en elevadors, soms is het er glad en uitkijken geblazen. Meestal schijnt de zon. Maar net dan komt de melancholie onverwacht.

Bron: Pessoa, F., 1991, The Book Of Disquiet, London: Serpent's Tail

Geen opmerkingen:

Een reactie posten