Lissabon 4-14 maart 2019
Deel 1: Pessoa en de rusteloosheid
Vrijheid is ook in tijdelijke dosissen te genieten. Een voorjaarsreis naar de zon bijvoorbeeld, weg van de kantoorbiotoop. In mijn rugzak rust een Engelse vertaling van Livro do desassossego, de fragmentarische quasi-roman van de belangrijkste en meest intrigerende dichter van Portugal. Met mijn neus nu en dan in The Book Of Disquiet zal ik, in het spoor van Fernando Pessoa, kennismaken met Lissabon, de fiere Portugese hoofdstad. De straatjes van de historische wijk Baixa dragen de stempel van zijn rusteloosheid, of die van Bernardo Soares, zijn voornaamste alter ego. Hij had er verschillende. Het was haast de sine qua non van zijn verdoken schrijverschap. Pas na zijn dood werd hij als schrijver groot... heel groot.
Op Praça Dom Pedro IV start mijn kennismaking met het centrum van Lissabon. Dit plein wordt ook het Rossio genoemd. Hier startte in 1974 de Anjerrevolutie. Het is een groot bruisend plein met golvend grondpatroon, een knipoog naar de ontdekkingsreizen. Opvallend zijn de fontein en het standbeeld ter ere van de koning hoog op een zuil.
Voor de zwaar geteisterde kerk van de Heilige Domenicus ligt een monument dat de pogroms van begin de 15e eeuw herdenkt. Als bij wijze van hommage toont het interieur van de Igreja do covento de São Domingos zich zichtbaar gehavend maar still standing.
Years ago, when I was a child, I used to go to mass here [...]. Conscious of the importance of the occasion, I would put on my best suit and simply enjoy it all, even those things there was no reason to enjoy. (Pessoa 88)
Hier begint de 'verhaalwereld' van het boek dat ik in my handen houd, de onvolledige postume roman die er geen is.
I know that I only have to raise my eyes to see before me the sordid skyline of the houses, the unwashed windows of all the offices in the Baixa and the empty windows of the top floor apartments and, above them, around the garret roof, the inevitable washing hung out to dry in the sun amongst flowerpots and plants. (Pessoa 94)
Echt pittoresk kan je Pessoa's beschrijvingen van de Baixa, waar zijn alter ego Soares op een kantoor in de Rua dos Douradores zich richting bore-out verveelde (the grubby everydayness of life (Pessoa 115)), niet noemen. Toch lees ik de beklemmende rusteloosheid waarmee zijn proza is beslagen met fascinatie. Alles is relatief, zo ook de magie die in beroemde plekken schuilt. Als de Baixa en de boekhouding van een textielbedrijf je enige werkelijkheid bedraagt, is er geen greintje magie te bespeuren. De Meir is mijn Rua dos Douradores.
Yes, for me Rua dos Douradores embraces the existence of mysteries themselves which is something beyond resolution. (Pessoa 5)
De Baixa heeft de vorm van een rechthoek en steekt zo af tegen de rest van de witte stad. Na de zware aardbeving van 1755 (vereeuwigd door Voltaire in diens Candide) moest de wijk volledig worden heropgebouwd. De Elevador de Santa Justa, een ijzeren gevaarte aan de rand van de Baixa, ontworpen door Raoul Mesnier de Pontard, een leerling van Eiffel, voert me naar de bovenstad. Ik krijg mijn eerste panorama van Lissabon te zien, en natuurlijk de mythische Taag, de Strohalmzee, die enkele kilometers verderop in de oceaan uitmondt. Maar het aanschuiven duurt verschrikkelijk lang. Op den duur ga je het onding haten. Mag ik de term toeristenval poneren?
Het Carmo, een imposant 14e-eeuws klooster, doemt voor me op in de schemering. Het dak is tijdens de grote aardbeving ingestort en ook eeuwen later dient de hemel nog als plafond. De avond is gevallen. De Chiadowijk komt tot leven op zijn vele pleintjes, terrasjes, in de steegjes en op de trappen. Een zuiderse hoofdstad bruist ook op maandagavond. Ik zoek Pessoa's geboorteplaats op, achter een beeld van de schrijver met een half opengeslagen boek als hoofd.
the scales still play, drifting up to me from below, from above, from what was my first home in Lisbon. (Pessoa 58)
Op een steenworp hier vandaan zit een ander beeld van Pessoa voor het beroemde café A Brasileira.
The poet was born only after he died, because it was only after his death that his poetry came to be appreciated. (Pessoa 56)
Ertegenover staat de dichter-monnik António Ribeira Chiado, naar wie niet alleen het plein maar de hele wijk verd vernoemd.
Mario, een oude Portugese vriend uit Antwerpen, heeft me uitgenodigd op een verjaardagsetentje in de noordelijke volkswijk Mouraria. Heerlijk Chinees eten in een appartement waar je moet aankloppen. Je moet het dus echt weten zijn. Uitgelaten gezelschap. Diepe dronken gesprekken. Het is de vooravond van Carnaval, dus iedereen loopt verkleed rond. Vooral glitters zijn in. In de buurt van de Sé, een architecturale echo van mijn reis naar Porto en de Minho vijf jaar geleden, vinden we een verborgen bar, waar de Sagres rijkelijk vloeit. Dat mag je letterlijk nemen. De barman opent de koelkast om bier te pakken en wordt als het ware bedolven onder de flesjes.
Ik ontmoet nog de theatermaakster Natasha, die me over Carnaval en de Algarve vertelt. Ik dwaal en dwaal tot ik mijn hostel vind. De wegen heuvelen alle kanten uit en één keer sla ik mijn enkel om. Een oud zeer.
To sleep, to be far off without even realizing it, to lay oneself down, to forget one's own body, to enjoy the freedom of unconsciousness, that refuge by a forgotten lake stagnating amongst the leafy trees of vast, remote forests. (Pessoa 86)
In the light morning mist of mid spring the Baixa comes sluggishly awake and even the sun seems to rise only slowly. A quiet joy fills the chilly air and, in the gentle breath of a barely existent breeze, life shivers slightly in the cold that is already past, shivers at the memory of the cold rather than at the cold itself, at the contrast with the coming summer rather than at the present weather. (Pessoa 26)
Ochtend dus. Lissabon slaapt een roes uit en zal vandaag geen vin verroeren. Geen musea dan maar. Ik start aan de Taag, de Mar da Palha, die hier erg breed komt aanzetten. De Arco da Rua Augusta werd opgericht ter ere van de vele slachtoffers van de aardbeving. Deze imposante boog staat aan het allermooiste plein van Lissabon. Het Praça do Comércio of Terreiro do Paço is omgeven door zuilengalerijen in een aangenaam gele tint. In het midden het obligate ruitersstandbeeld. In de verte waant de Ponte de 25 Abril zich de Golden Gate Bridge. Oh glorieuze morgen.
Ten noorden van dit alles stroomt de chique Avenida da Liberdade, de Portugese Champs-Elysées, zeg maar. Iets verderop rust een 18e-eeuws viaduct. Ik ga wat authentieke wijkjes bezichtigen. Nu het net heeft geregend zijn de steile steegjes van Lavra en Sant'Ana levensgevaarlijk, met de gladde kiezelstenen waruit ze bestaan. Maar ze horen bij Lissabon, net zoals de azulejos, bacalhau en pastel de nata. Even uitblazen.
As a man of ideals, perhaps my greatest aspiration really does not go beyond occupying this chair at this table in this café. [...] The whole mystery of the world appears before my eyes sculpted from this banality, this street. (Pessoa 49)
Heuvel af, Rossio oversteken, heuvel van gisteren weer op. In de hippe Bairro Alto bezoek ik de São Roquekerk, met haar rijkelijk versierde kapellen. Verder de heuvel op biedt de miradouro van Alcântara een uitzicht over de stad waar Pessoa ook al van kon genieten.
For me no flowers can match the endlessly varied colours of Lisbon in the sunlight. (Pessoa 52)
Die lieflijke kleuren zijn eveneens talrijk aanwezig in de steegjes van deze hooggelegen wijk. In het Convento de São Pedro de Alcântara bewonder ik azulejos en schilderijen. Zuidelijker biedt de miradouro de Santa Catarina aanvankelijk een puik panorama over de Taag.
The Tagus in the background is a blue lake and the hills on the far shore a squat Switzerland. (63)
Langzaam maar zeker gomt een dikke mist de Ponte de 25 Abril en de linkeroever weg, en geeft de indruk dat ik me moet haasten om zelf ook niet te verdwijnen. Een felle regenbui jaagt me echter eerder weg.
But, like the renewed cries of protest of an unconvinced listener, I hear again the sudden clamour of rain drenching the slowly brightening universe. I feel cold to my hypothetical bones, as if I were afraid. (Pessoa 86)
Water stroomt de trappen af terwijl ik de steile Rua da Bica Duarte Belo afdaal, houvast zoekend aan de natte balustrade, terwijl kabeltrams in beide richtingen voorbij snorren. Vrij komisch eigenlijk. Een vriendelijke barman haalt doorweekte ik binnen en maakt een omelet voor me.
After endless rainy days the sky restores the blue, hidden until now, to the great spaces up above. There's a contrast between the streets, where puddles doze like country pools, and the bright, cold joy above them, which makes the dirty streets seem pleasant and the dull winter sky spring-like. (Pessoa 87)
Meer volkswijken... Santos bijvoorbeeld. Prettig decor om in te verdwalen. Dat gesloten zijn van musea valt nogal mee. Ik bezoek het Museu nacional de Arte antiga, met zijn prachtige kunstcollectie. Bosch, Metsys, Memling, Fragonard, Courbet, Titiaan, Van Dyck, Dürer, Holbein... Boven de Taag lanceert de zon een nieuw offensief, alsof het gigantische Jezusbeeld aan de overkant er iets mee heeft te maken.
The sky, however, was an all-conquering blue and the clouds left behind by the defeated, weary rain withdrew over the castle walls... (Pessoa 98)
Ik volg de rivier terug naar het centrum. De graffiti en street art onderweg zijn spitsvondig.
Sometimes, lost in vain meditation, I stand for hours in Terreiro do Paço, by the river. My own impatience tries again and again to tear my away from that quiet state, but inertia holds me fast. (Pessoa 93)
Na deze Pessoameditatie klim ik naar de noordelijke volkswijken Graça en Mouraria. Ik kijk uit over de kleurenmix van de vele huizen en heb het beste zicht op het Castelo. Het panorama van op de miradouro bij de kerk van Graça is eigenlijk het eerste hoogtepunt van mijn reis. Zelfs onder een overtrokken hemel is dit wondermooi.
Lisboa com suas casas
De várias cores
Vergeet wat ik zei. Iets verderop, voorbij het eigenaardige arbeiderswijkje bairro Estrela d'Ouro, zit een kapelletje van waar het panorama nog wijdser, nog mooier, nog spectaculairder is. De marmeren stoel in de kapel is nogal beroemd. Het gaat om de legendarisch Cadeira de São Gens. Hierop plaatsnemen zou zwangere vrouwen geluk brengen.
Mouraria is een multicultureel labyrint dat zich over de kasteelheuvel uitspreidt. Hier tierden misdaad, geweld, prostitutie en armoede lange tijd welig, maar ook kunst en de fado konden hier opleven. Later werd heroïne de voornaamste oorzaak van kommer en kwel in Mouraria. Dit is voorlopig de meest karakteristieke wijk, en daar hebben de treffende portretten van oude wijkbewoners die overal in de straten hangen veel mee te maken. Al helpt een charmant pleintje als Largo dos Trigueiras ook. Het plaatje kan niet beter kloppen. De azulejos, de jacaranda's, de straatlantaarns... De wijken zijn de voornaamste bezienswaardigheden van Lissabon.
My silent walk is one long conversation, and all of us, men, houses, stones, posters and sky, are one great comradely crowd, elbowing each other with words in the great procession of Fate. (Pessoa 129)
De Bairro Alto staat strak van de hippe bars en clubs. Ik volg m'n neus en vorm m'n eigen kroegentocht. Cocaïne wordt open en bloot op straat verkocht. Schol, Fernando, Bernardo, Alberto, en alle andere heteroniemen die in het landschap van de ziel van een uitzonderlijke schrijver samenhokten. En laat ons daarna samen dromen.
Lees ook Saleem Haddad over Pessoa en de rusteloosheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten