woensdag 14 november 2018

Een Trio van Azuur

Nice - Monaco - Ventimiglia 10-12 november 2018

De herfst komt hier maar traag op gang. Waarom de koude niet nog wat uitstellen met een lang weekend naar de Azuurkust, de populaire strook strand tussen de Alpen en de Middellandse Zee. Daar ligt de beroemde stad Nice, de vijfde grootste van Frankrijk. Artistiek, charmant, werelds. Zoveel te zien, zo weinig tijd. Eerst Vieux Nice, de historische kern met haar nauwe steegjes, steile trapjes, karakteristieke huisjes in felle kleuren en met groene luiken, en de sublieme lichtinval. Ik bereik het centrum via de door de Niçois zo geliefde Promenade des Anglais, die de kustlijn volgt, volgebouwd met moderne hotels en oude paleizen, en -geplant met palmbomen.
Erg aangenaam zijn de Place Masséna, bovenop de rivier Paillon gebouwd, en het park, bezaaid met moderne kunst (Bernar Venet bijvoorbeeld, of Jaume Plensa). Een drukke oase van rust in feite, en volledig autovrij. Karakteristiek zijn de zeven beelden van hars, op 12 meter hoge zuilen geplaatst, de zogenaamde 'denkers'. Conversation à Nice. Dé blikvanger is echter de monumentale Fontaine du Soleil. Aan het Palais de la Préfecture, met zijn vele zuilen, strekt de Cours Saleya zich uit, een pittoreske promenade met bloemenmarkt, die de sfeer van het oude Nice uitademt. Charmante barokkerkjes, monumentale paleizen en de alomtegenwoordige meeuwen maken het plaatje compleet.
De Eglise Notre-Dame-de-L'Annonciation is erg belangrijk voor de stad. Ze vereert de heilige Rita, patroonheilige van de hopeloze zaken. Enkele vrouwen branden een kaarsje en bidden tot een beeld van de heilige. Het interieur is magnifiek. Nog mooier is de barokke pracht van de Eglise Saint-Jacques: verguld stucwerk, kleurrijke fresco's en een hele zwerm putti. Place Rossetti is zo'n plein om alweer een schijfje van je hart te verliezen. Blijkbaar strekt de voorraad lang. Ideaal om er op een terrasje uit te blazen en de soepele klokkentoren, lichtgroene façade en groengeelgeschubde koepel van de kathedraal te bewonderen. Het interieur bevat het beste wat barok heeft te bieden.
Een ander schattig pleintje is Place Saint-François, met de vismarkt. Hier begint de authentieke Rue Pairolière en een van de mooiste wijken van Nice. Een bas-reliëf van de heldin Catherine Ségurane herinnert aan het verzet tegen de Turkse invallen in de 16e eeuw, onder het goedkeurend oog van de Franse koning trouwens! In het noorden ligt het grote plein Place Garibaldi. Het standbeeld toont de liefde van deze man voor het separatistische verzet tegen Frankrijk. Op de eerste verdieping van een van de gebouwen op het plein zit een kerk. Apart. Ook bijzonder is de officieuze toegangspoort tot Vieux Nice, de door Sarkis ontworpen Porte Fausse; met haar marmeren muren en vergulde gewelven. Op de Place du Palais staan nog het strenge justitiepaleis, het Palais Rusca en de roze Tour de l'Horloge.
Van hier is het niet ver meer tot de kasteelheuvel, die boven de azuurblauwe Mare Nostrum hangt. Enkel de Tour Bellanda prijkt er nog bovenop, de rest van het kasteel is al lang verdwenen. Op de Promenade lichten de eerste hotels op, terwijl de zon haar tijd neemt om kopje onder te gaan. Aan de voet van de heuvel, op de Quai Rauba Capeu, hashtagt een hip kunstwerk: #ILoveNICE. Subliem zicht op de Baie des Anges en de gele, oranje en roze kleurschakeringen, die stilaan door de vallende avond worden verstikt, net als het azuurblauwe water vergrauwt. Alles is zo vredig hier, een stad in het zuiden die vaart op het geruststellende ritme van de golven. De horror van een vrachtwagen die op de feestvierende massa in rijdt, lijkt ver weg, lang geleden, in een ander leven. Hier en daar op de Prom' lees ik hartverscheurende odes aan de liefde, die het uiteindelijk haalt van de haat.
Het is de vooravond van Wapenstilstand. Het kolossale oorlogsmonument dat in de rotshelling is ingebed wordt in een aandoenlijk bleu blanc rouge verlicht. De duizenden doden van de Grote Oorlog, la Der des Der, wordt herdacht met een militaire dienst. De namen van gesneuvelde jonge Niçois klinken ingetogen door de boxen. Dit weekend is Macron trouwens op oorlogskerkhoftournee, kort na zijn laatste wapendeal. Op vlak van hypocrisie moet de president van de Republiek alvast niet voor zijn voorgangers onderdoen. Je zou je gaan afvragen of een May of een Macron nooit eens stilstaat bij het toch wel erg cynische karakter van dit alles. De namen blijven weerklinken, alsof hun eigenaars het leven laten zodra ze worden uitgesproken. Oorlog is een acht op z'n kant.
In de havenbuurt, Port Lympia, is het relatief rustig ronddwalen. Ik vind er het geboortehuis van Garibaldi, alvorens via zijn plein terug te keren naar Vieux Nice, om er een pastis te drinken aan de voet van de Tour Saint-François. Heerlijk om gewoon in je hemd buiten te kunnen dineren in november. Ik proef lokaal bier in een Britse rockbar waar duidelijk al veel beroemde muzikanten over de vloer zijn geweest. De sfeer is uitgelaten. Wales speelt tegen Australië. Rugby. Een Welshman schreeuwt om de tien seconden naar het scherm. Daarna spelen The Sons Of Guns live. In een hippe tapasbar is er techno. De 'denkers' op de Place Masséna zijn nu fel verlicht en wisselen voortdurend van kleur. Op het keienstrand speelt een jongeman gitaar, net buiten het bereik van de golven. Voor een cosplayfeestje ontmoet ik een collega-slammer. Iedereen denkt dat ik Italiaan ben. Bonne nuit, Nizza!
Vandaag bezoek ik het prinsdom Monaco, het op één na kleinste land, nog geen 2 vierkante kilometer groot, met de grootste bevolkingsdichtheid ter wereld. Een paradijs voor miljardairs, geklemd tussen Frankrijk en de zee, en vlakbij de Italiaanse grens. Monaco-Ville ligt bovenop een steile rots en wordt dus ook Le Rocher genoemd. Ik bereik het via een treinreis door de Franse Riviera. In de wijk La Condamine, waar de hotels en luxeflats haast bovenop elkaar lijken te zijn gebouwd, lopen enkele mannen verkleed rond als soldaat van de Eerste Wereldoorlog en enkele vrouwen als verpleegster. Het is 11 november 2018. Exact 100 jaar geleden eindigde deze vreselijke industriële slachtpartij. Ik vind ook het huis waar de beroemde schrijver Anthony Burgess woonde en schreef.
Aan de Place d'Armes heb ik toegang tot de rots, via de Rampe Major. Het panorama wordt steeds knapper: de zee van luxeflats, de haven met de vele jachten en cruiseschepen, Monte Carlo met haar casino, de vele ruwe rotsen die het landje omgeven, en de Middellandse Zee, alomtegenwoordig dit weekend. Frankrijk en Italië liggen om de hoek. Het prinselijke paleis zit op de Place du Palais. De vele kanonnen en kogels waren een geschenk van de Zonnekoning aan de prins van Monaco.
De Jardins Saint-Martin vormen een verrukkelijke tuin die op zee uitkomt. Het imposante Musée Océanographique torent hoog boven het water uit. Helemaal beneden ligt de nieuwe wijk Fontvieille, volledig gewonnen op de zee. Zo werd het land in de 20e eeuw weer wat groter. Ik stuit op het college waar de Franse dichter Guillaume Apollinaire studeerde, nu is het een gemeentehuis. Ik bezoek de graven van de prinsen en prinsessen in de neoromaanse kathedraal, die wat Italiaans aandoet met haar witte natuursteen en vele sculpturen. Albert I, Rainier III, en natuurlijk Grace Kelly trekken mijn aandacht. Ze rusten onder erg sobere grafstenen. Zware barok weerklinkt overal in de kathedraal.
Voor de afwisseling van de wacht hebben zich meer dan honderd toeristen voor het prinselijke paleis verzameld. Dat zullen er in de zomer wel een pak meer zijn. Ik verlaat Monaco maar kom terug. Per trein reis ik naar Vintimille ofwel Ventimiglia, een Italiaans stadje aan de Franse grens.
Eerst het ritueel: een échte cappucino. Dit moet mijn negende keer in Italië zijn, zij het deze keer wel heel vluchtig. Het stadje ligt in Liguria, bovenop een rots, aan de monding van de Roia. In de verte ligt Monaco - of is het Menton? De steegjes en trapjes doen met hun gekleurde gevels en groene luiken wat aan Oud Nice denken. Ik ben helemaal alleen binnen de eeuwenoude muren van de romaanse kathedraal, indrukwekkend in haar serene eenvoud. Veel toeristen komen er niet in Ventimiglia. In de crypte bevinden zich voorwerpen uit de 7e en 8e eeuw, en wat recentere fresco's. Ook het Oratorio Dei Neri en de Chiesa San Michele zijn een bezoek waard. Het is rustig in de wirwar van straatjes. Puur genieten van een voor mij onbekend lapje Italië, op een zondagnamiddag. Verboden niet te verdwalen.
Op mijn terugweg naar Nizza stop ik nog in Monte Carlo. De wolkenkrabbers van het Gouden vierkant zijn in nevel gehuld. Ik begeef me naar het beroemde casino, waar aan de lopende band miljoenen worden verspeeld. Echter niet door de Monegasken zelf - die mogen namelijk niet gokken. Het casino baadt in weelde. Bij binnenkomst vallen monden wijd open. Op de Place du Casino wordt het schitterende gebouw gereflecteerd in een bolle spiegel.
Terug in Nice vergaap ik me aan Sacha Sosno's gigantische Tête carrée, een bouwwerk dat tussen het excentrieke museum MAMAC en de Acropolis onwaarschijnlijk staat te wezen. Nice kan soms verrassend uit de hoek komen. De buurt ten noorden van Port Lympia kent nog enkele interessante café's, dus waar wacht ik nog op?
Op mijn laatste dag bezichtig ik de gevels van luxehotels en villa's, waaronder Hôtel Negresco en Gloria Mansions. Er zijn nog wat opvallende kerken in het noorden van het nieuwe centrum. Wanneer ik de Russisch-orthodoxe kathedraal zie, waan ik me op het Rode Plein. Heel wat van mijn vrienden op Facebook lijken trouwens te geloven dat ik in Moskou zit. Zowel de buitenkant, met de vijf koepels, als de binnenkant, met de vergulde iconen en fresco's, zijn werkelijk subliem. In het charmante tuintje rennen konijnen in alle kleuren.
Van een heel andere slag is de Eglise Sainte-Jeanne-d'Arc, een spierwitte art-decokerk met slanke toren en lelijke grijze koepels die aan eieren doen denken. Het moderne stadsdeel moet het trouwens echt van zulke monumenten hebben. Verder bevat het amper charme en dat is jammer. Op de heuvel van Cimiez bezoek ik het Musée national Marc-Chagall. Zijn religieuze werken geven de bijbelse verhalen letterlijk kleur. Er is geen enkel -isme op te plakken. Ze zijn uniek en spreken tot de kleurrijke verbeelding. Chagall figureert vaak zelf op het doek, al dan niet vergezeld van zijn vrouw of met schilderspalet. Favorieten? Misschien Frappement du Rocher, of La Cantique des Cantiques IV, of toch liever La Dance, of Le Cirque blue... Moeilijk kiezen.
Om 12 uur weerklinkt het dagelijkse kanonschot. Een korte plof. Ik ben onderweg naar de kasteelheuvel. Daar lijkt het wel lente. De vele honderden grafmonumenten op de begraafplaats zijn aangrijpend. Dan zijn er nog de kasteelruïnes en een waterval. Ik laaf me aan het uitzicht over Nice. In de verte daagt de stad Antibes op en aan de horizon komen de Voor-Alpen op gang. Ik neem afscheid van deze gastvrije stad terwijl ik haar recht in de ogen kijk. Adieu.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten