Sicilië, 5-12 maart 2017
Deel 2: Hellemond
De Etna had ik al eens gezien, vele jaren geleden, vanuit een vliegtuigraampje, onderweg van Malta naar huis. Een etterende puist op een groen eiland. De grote bevroren ijsmuil zweeg op dat moment, maar de laatste maanden is dit onberekenbare gevaarte van 3350 meter hoog weer zeer actief.
In de barokke kathedraal van Catania is net een mis begonnen. Respectvol kousenvoet ik langs de kunstwerken van deze Duomo. De jong gestorven musicus Bellini ligt hier te rusten. De Piazza del Duomo is een aangenaam plein dat heel wat heeft te bieden. Naast de met witte beelden en grote koepel versierde Duomo zijn er het stadhuis, een 18e-eeuws seminarie en, centraal op het plein, U Liotru, een fontein met olifant en obelisk, die sterk aan die van Bernini in Rome doet denken, maar die van de hand is van Vaccarini. Hier begint de winkelstraat Via Etnea, die helemaal tot aan de vulkaan loopt en waarvan de stenen uit de lava werden gehaald. Op het charmante Piazza Bellini staat het Teatro Massimo Bellini, een waar pronkstuk van de architectuur dat niets dan muzikale waardigheid uitstraalt, met zijn vele beelden, maskers en andere versieringen: een eerbetoon van Sada aan de componist van Norma. De Via Croceferi baadt met haar barokke kerken in een sereen licht. Het heeft ook iets lugubers. Vlakbij geraak ik verzeild in een gezellige communistische bar die wel érg hard dweept met Che en Castro. Het Manifest hangt er aan de muur en ik aan de toog, waar een Milanese man en zijn Siciliaanse nicht Litouwse wodka hijsen. De barman schenkt me rum uit Paraguay. In het Frans praten we honderduit over de beroerde Europese politiek en de opmars van het populisme.
Ook de volgende morgen kuier ik door de stad, die nog heel wat heeft te bieden. Zo is er de vismarkt, met haar grote hoeveelheid aan vissoorten en haar penetrante geuren. Pronkstuk is de afgehouwen kop van een zwaardvis. Het Castello Ursino, iets verderop, is een massief middeleeuws fort uit de 13e eeuw. Verder het aardige Piazza Mazzini, met arcaden, Bellini's geboortehuis en de overblijfselen van een enorm Romeins theater, vervallen en overwoekerd. De regen maakt het zicht op de ruïne extra troosteloos. Een leerrijke wandeling langs de brokstukken en de cavea van een op een lavastroom gebouwd theater en een uit lavasteen opgetrokken odeon, dat diende voor muziek- en poëzieconcerten.
Een trein voert me zuidwaarts langs de kustlijn van de Ionische Zee, terwijl de in rook gehulde vulkaan steeds kleiner wordt aan de horizon. Ik bereik de stad Syracuse, met haar toeristische eiland Ortigia. De beroemde uitvinder Archimedes werd hier door Romeinse troepen gedood. Meteen wanneer ik de brug naar het eiland oversteek, vind ik op een aangename piazza de schaarse overblijfselen van de Dorische Apollotempel, uit de 6e eeuw v. Chr. Ernaast is het prettig kuieren in de straatjes van de Mercato. Een feest van smaken, geuren en kleuren. Ortigia biedt schattige straatjes met mooie huizen en decoratieve balkons, piazza's en palazzo's, een lange wandeling - wat zeg ik? een omweg - meer dan waard. Erg knap zijn de vele gebeeldhouwde hoofden en dieren op de gevel van het Palazzo Impellizzeri. Centraal op Ortigia ligt Piazza Archimede, omringd met fiere palazzo's, met in het midden een sierlijke fontein met mythologische figuren. Blote borsten en steigerende paarden, u kent het ondertussen wel.
De Via Roma leidt naar de kathedraal, die net als die van Palermo uit heel wat stijlen bestaat, met een wat pompeuze gevel en een interieur dat waardigheid uitstraalt, evenwichtig in de diversiteit van zijn invloeden, al komen de dikke stenen zuilen wat ongewoon over. De preekstoel met marmeren pilaren en de beschilderde cassetten zijn meer dan bezienswaardig. Wat verder op het plein zit de Chiesa Santa Lucia, met achter het altaar Caravaggio's beroemde schilderij De Begrafenis van Sint-Lucia. De afwezigheid van figuren op het grootste deel van dit sombere doek is opmerkelijk. De grote bruine leegte vult ons met het immense verdriet dat de aanwezigen moeten voelen. Op een pittoreske piazza geniet ik van een zwaardvispasta, waarna ik mijn tocht verder zet. Op zo'n klein eiland is het een kwestie van tijd voor je de zee weer bereikt. Heel speciaal is de zoetwatervijver Fonte Aretusa, op twee meter van de zee, inclusief papyrus, eenden en zoetwatervissen, een biotoop op zich! Helemaal in de zuidelijke punt van Ortigia ligt het Castello di Maniace, uit de 13e eeuw, met vier elegante hoektorens, dapper in menige strijd tegen elk leger dat de Ionische Zee wist uit te braken. Wat een prettig, haast hypnotiserend zicht op de golven die de rotsen aantikken. Wanneer ik Ortigia verlaat, bewonder ik het knappe beeld van Archimedes. 'Eureka', staat er aan zijn voeten te lezen, evenals symbolen van zijn vele uitvindingen en berekeningen, waaronder pi.
Echt charmant kan ik Neapolis niet noemen maar contrast moet er zijn. De gigantische betonnen wigwam Madonna delle Lacrime kijkt uit over de hele stad en helaas betekent dit dat je dit spuuglelijke heiligdom in zowat heel Syracuse kunt zien. Toch ga ik even binnen kijken. Een niet oninteressante kerkstructuur in deze vrome veelhoek, maar toch nog weinig gedurfd. Ik bezoek de San Giovanni catacomben, uitgestrekt achter de ruïne van een lugubere spierwitte Byzantijns-Normandische basiliek. Een gids leidt ons rond tussen de 4e- en 5e-eeuwse grafkamers, met als hoogtepunt de Rotonda di Adefia. Er zijn zo'n 10.000 graven in totaal! De Byzantijnse fresco's in de crypte van San Marziano onder de basiliekruïne zijn magnifiek! Sommige van deze vroegchristelijke fresco's werden pas vorig jaar ontdekt, ongelooflijk maar waar. Op de Piazza Santa Lucia vangt de gelijknamige basiliek het laatste zonlicht op. De maagd van Syracuse werd op deze plek gemarteld. Onder een gulden gloed, een explosie van oranje, dan roze, steek ik de brug over en verdwijn in het doolhof van Ortigia's prettig verlichte straatjes en doodlopende steegjes, een betoverende avondwandeling die zelfs de regen niet kan vergallen.
De voornaamste archeologische monumenten van Syracuse liggen in een prachtige omgeving: een antieke steengroeve die de natuur weer tot zich heeft genomen. Ik bezoek het park vroeg in de ochtend en kijk hoe ijverig er wordt gewerkt voor het behoud van een van de grootste theaters van de Griekse wereld, met een diameter van 138 m. Beroemde theaterschrijvers kwamen hier hun stukken bekijken. Indrukwekkende ruïne van een belangrijk cultureel monument uit de oudheid! Een van de steengroeven wordt het oor van Dionysius genoemd. Ik wandel de gigantische oorschelp binnen, en speel met de verbazingwekkende akoestiek. Ook het gefladder en geroezemoes van de duiven galmen na. Een niet zo alledaagse ervaring. Het Romeinse amfitheater is een van de grootste van Italië en is bijna even impressionant als zijn oudere Griekse collega. Ik verlaat deze zonnige stad van Archimedes en reis verder naar het zuiden. De Etna hangt als een smeltende bol vanille-ijs boven de heuvels van Syracuse.
Het laatbarokke Noto heeft tientallen kerken, kloosters en paleizen te bieden, allemaal in dezelfde lichte kleuren, allemaal van de architecten Sinatra, Gagliardi en Labisi, die de taak kregen de stad herop te bouwen na de aardbeving van 1693. Een monumentale trap leidt naar de Cattedrale San Nicolo. Zwaluwen vliegen af en aan hun nestjes in de versierde voorgevel. Een pronkstuk is het Palazzo Nicolaci di Villadorato, van Gagliardi, met zijn zes met leeuwen, sirenen en gevleugelde paarden versierde balkons. Het gezellige Piazza XVI Maggio biedt een mooi tuintje en dito theater. Ik gooi me er neer op een bankje in de zon, om te bekomen van een val waarbij ik mijn voet heb omgeslagen. De fontein is nog van het verwoeste Noto Antica. Ik blijf enkele uren langer dan gepland, omdat ik pas in de late namiddag een bus heb. Noto lijkt verlaten tijdens il pisolino, wanneer grote groepen schoolkinderen zijn verdwenen.
In de Notovallei zijn heel wat barokke steden te bezichten, maar je moet kiezen. Toen de Byzantijnse kolonisten arriveerden, vernoemden ze hun eindbestemming naar de naam die het huidige Dubrovnik toen had: Ragusa. En aangezien 'Raguza Blues' een nummer is dat we met Hersencellen hebben gemaakt, is het niet slecht om hier ook eens te komen. De bus rijdt eerst door Modica, nog zo'n stadje uit de late barok, en ik zie heel wat van de voormalige rivierbedding Corso Umberto, in Modica Bassa. Wanneer de bus de stad verlaat, heb ik een erg mooi zicht op Modica Alta, bovenop een van de vele beboste heuvels. Maar dat is niets vergeleken bij het adembenemende uitzicht over de met huizen en kerken beladen heuvens die samen Ragusa vormen. Gagliardi's kerk steekt er met koepel en schouders bovenuit. Werkelijk een sublieme verwelkoming. Aan de Via Roma staat een van Gagliardi's meesterwerken: de Cattedrale di San Giovanni Battista, met groen geschubde koepel, massieve façade en klokkentoren en mooi versierd interieur. De hele wijk rond de Duomo is prettig bij valavond. Aan de Chiesa di Santa Maria delle Scale heb ik een indrukwekkend zicht op het sprookjesachtige verlichte Ragusa Ibla.
Het is een hele afdaling, via vele trappen, maar zo de moeite waard. Ik begeef me in dit nachtelijk doolhof, waarover de omnipresente koepel van de Chiesa di San Giorgio welwillend waakt. De sierlijke façade wordt voorafgegaan door een smeedijzeren hek en een monumentale trap. Onder de paleizen is het Palazzo La Rocca het meest interessant, met zijn typische balkonnen. Ragusa Ibla bekoort, en nog geen klein beetje. Ik vind een vrij luxueus zalmroze hotel in het hartje van de benedenstad en vraag me nog steeds af hoe het komt dat de prijs zo laag is, zelfs voor het laagseizoen. Heerlijk. Nachtelijk Ibla is een decor waarin ik kan verdwalen tot ik erbij neerval. Mijn bed is altijd in de buurt.
Na een vorstelijk ontbijt wandel ik helemaal terug naar het busstation. Ik doe er een uur over met snelle pas en haal net de reisbus naar Catania. Ragusa Ibla is ook overdag een echte aanrader. Niet overslaan wanneer je Sicilië bezoekt dus! Wat een heerlijke streek, de lente gehurkt in groene heuvels bezaaid met oude villa's en ruïnes, de sneeuwmuts van de vulkaan als ons kompas. Als de Etna al slaapt, dan is het met één oog open. Geen rookpluimen deze ochtend. Catania leeft, veel meer dan enkele dagen geleden. Van op mijn terrasje aan het Piazza dell' Universita klinken zowel een accordeon als het scanderen van een vakbondsbetoging me als muziek in de oren.
Tijd voor de Etna Tour. Een toeristenbus brengt ons naar de werkplaats van Vulcanus, met enkele interessante haltes onderweg, zoals het centrale plein van Nicolosi, een stadje aan de Monti Rossi, kraters die tijdens de grote uitbarsting van 1669 zijn gevormd. Er is veel landbouw op de flanken van de vulkaan, want de grond is hier heel vruchtbaar, maar grote stukken bos zijn ook in een woestenij van lavasteen veranderd, met steeds meer sneeuw hoe hoger we klimmen. Het huis dat in 1983 tot aan het dak in de lavastroom verdween, is aandoenlijk. Het surrealistische landschap van ondergesneeuwde lavastromen doet me wat aan IJsland denken. Het is ronddolen in een gigantische pot stracciatelli-ijs, op 2 km hoogte. Wat een panorama's, wat een kleuren. Af en toe zijn er oprispingen. Dan boert de vulkaan dikke witte rook.
Ik wandel de kleinere van de Crateri Silvestri rond en kijk uit over de Ionische Zee, de vele jonge bergjes op de zuidwand, en enkele schaarse stukken bos die aan de lava zijn ontsnapt. Daarna beklim ik de veel hogere krater ernaast en word voortdurend net niet van mijn sokken geblazen, terwijl de helling onder mijn voeten blijft afbrokkelen. Wanneer ik me via een lavastroom uit 2001 naar de volgende kraters begeef, zak ik verschillende keren weg in de verraderlijke sneeuw. Tot twee maal toe eet de sneeuw mijn been op tot aan de knie. Op de terugweg blaast de wind me steeds verder de helling af, stoppen lukt gewoon niet. Uitgeput en blij dat ik mijn zere enkel niet nog eens heb omgeslagen, gooi ik me neer aan een tafeltje op een terras van Rifugio Sapienza. Klaxons en Radiohead op de radio brengen de toeristen goede muziek bij. Terug in Catania beland ik in een bar die midden in een lavastroom is gebouwd. Ernaast de compleet verwoeste restanten van een gebouw. Ontwaken in Ibla lijkt een eeuwigheid geleden. Slaap ze, Etna. Nu ja... Dat doe je toch niet. Enkele dagen later zal je tien bezoekers verwonden, die maar op het nippertje kunnen ontsnappen.
Op mijn voorlaatste dag voert een trein me weer naar Palermo, voorbij Enna, de navel van Sicilië, hoog op een heuvel in het binnenland. In Palermo bezoek ik het Noormannenpaleis, een architecturaal meesterwerk van groot historisch belang. Zowel de Arabieren als de Noormannen hebben hun stempel op het paleis gedrukt. De mengeling van oosterse en westerse decoraties in de Capella Palatina is werkelijk verbluffend: magnifieke Byzantijnse mozaïeken van bijbelse taferelen, islamitische muqarnas met haast psychedelische patronen, en overal die onweerstaanbare gouden gloed. In de zaal van Hercules (zijn twaalf werken zijn afgebeeld op de muren) zetelt het Siciliaanse parlement. Een zaal die weet te bekoren. Dan zijn er de neoklassieke koninklijke salons, die pronken met hun lusters, Chinese vazen, schilderijen, maar ook schitterende seculiere mozaïeken in de Torre Joaria/Sala dei Venti. Erg levendig en weelderig is de blauwe Sala Pompeiana, geschilderd door Giuseppe Patania. Er ontbrak nog iets aan mijn reis door Sicilië, en nu weet ik dus wat.
Na een cappuccino op het Piazza Bologni, naast het standbeeld van de arrogant ogende Keizer Karel, loop ik via bruisende boulevards (druk want een zonnige zaterdag) naar een park in het noorden van de stad. Daarna lever ik me over aan de barokke pracht van de Chiesa San Ignazio all' Olivella en onderneem ik een laatste wandeling door het historische centrum, dat nooit verveelt. Ik slaap op een paar meter van de Quattro Canti, praktisch onder de felgroene koepel van de Chiesa di San Giuseppe dei Teatini. Na het ontbijt zet ik de deur op een kier om tijdens de mis nog eens van het barokke interieur te kunnen smullen. Net als mijn mini-cornetto crema is dat er eentje om mee te nemen, of om het af te leren. Wat barokke kunst betreft, kom ik wel even toe. Wanneer mijn vliegtuig opstijgt, zie ik Trapani, 'de sikkel', schitteren in het zonlicht, daarachter de vele heuvels van het eiland, met in de verste verte de rokende Etna, en heel wat onuitwisbare herinneringen aan dit groene eiland vol schatten.