Trois cardinaux, un rabbin, un amiral franc-maçon,
un trio d’insignifiants politicards soumis au bon plaisir d’un trust
anglo-saxon, ont fait savoir à la population par radio, puis par placard, qu’on
risquait la mort par inanition.
Zo begint de briljante roman La Disparition van Georges Perec. Maar waarom bijvoorbeeld drie
kardinalen en niet zeven? Het zal enkele alinea’s, of misschien wel
verschillende pagina’s, duren vooraleer u doorheeft wat er met dit boek aan de
hand is. Georges Perec heeft zich namelijk een serieuze beperking opgelegd voor
deze roman, een belangrijke regel die het verhaal, maar vooral de vorm, op alle
facetten zou beïnvloeden. Voor La
Disparition, een roman van meer dan 300 pagina’s, heeft Georges Perec
eenvoudigweg de meest voorkomende letter in het Frans niet gebruikt. En dat is,
zoals in veel Indo-Europese talen, de letter E. Deze vorm van literatuur noemt men doorgaans een lipogram. Zo. Nu weet u dat ook weer.
Geen enkele keer zal u hem erop betrappen deze letter in
zijn boek te hebben gebruikt. En dat is best een knap staaltje schrijfwerk. Zo kon
het vrouwelijk onbepaald lidwoord une
nooit gebruikt worden, maar ook het mannelijk bepaald lidwoord le niet. De voltooide deelwoorden en de
infinitieven van werkwoorden die eindigen op –er kon hij ook al niet gebruiken.
Verder eindigen heel wat Franse vrouwelijke woorden op een doffe –e, en heeft
deze letter ook nog een grammaticale betekenis. Zo moeten zowel adjectieven als
voltooide deelwoorden vaak het accord
met een vrouwelijk substantief maken. Bedenk ook eens in hoeveel klanken de
letter E gebruikt wordt in het Frans: e, é, è, eau, en, ie, ieu, etc. En zo kan
ik nog wel een tijdje blijven doorgaan.
Wat de roman verder nog zo speciaal maakt, is dat de
schrijver zich niet tot enkele honderden woorden heeft beperkt – uit schrik om
steeds weer op een woord met de letter E vast te lopen – maar net een erg
uitgebreide woordenschat hanteert. De woorden komen uit de meest uiteenlopende
taalregisters, takken van de wetenschap, mythologieën… Er worden plaatsnamen en
eigennamen bij de vleet gebruikt. Soms gaat Perec over in een andere taal, het
Engels bijvoorbeeld, maar ook hier vertikt hij het om ook maar één enkele keer
de letter E te gebruiken.
Vond hij dat zijn eigen naam al te veel E’s bevatte? Wie zal
het zeggen? In elk geval geeft de E een clue
over wat er is verdwenen. Als je het in het Frans over de letter E hebt, dan
spreek je die dof uit. Deze uitspraak lijkt een beetje op die van het Franse
woord voor ‘zij’: eux. Zij zijn verdwenen. Zijn ouders. Allebei
omgekomen in de oorlog. Het geeft deze roman, dat op het eerste gezicht vooral
sterk lijkt op het gebied van de vorm, al meteen een luguber kantje. De lezer
beseft dat er meer aan de hand is.
Deze roman is onder meer naar het Nederlands vertaald, en
daar heeft de vertaler in kwestie jaren over gedaan. Natuurlijk wou de vertaler
ook geen enkele E in de doeltekst gebruiken, maar ook in het Nederlands is dat
niet eenvoudig. Het is zelfs moeilijker om dit boek te vertalen dan om het te
schrijven, want niet alleen moet de vertaler nu zien dat hij de brontekst op
een verstaanbare manier in de doeltaal weergeeft maar zonder afbreuk te doen
aan het origineel, maar nu moet hij ook ervoor zorgen dat de E niet gebruikt
wordt en dat het verhaal toch nog wordt doorgegeven naar de doelcultuur, met
dezelfde betekenis, dezelfde boodschappen, dezelfde emotionele ladingen,
dezelfde humor, en ga zo maar verder. Mijn hoed af voor elke succesvolle
vertaler van La Disparition.
Als eerbetoon aan Georges Perec, ben ik aan een veel
eenvoudigere exercice de style
begonnen. Ik heb een kortverhaal geschreven waar de letter A niet in voorkomt.
Tegenwoordig kan je er niet meer naast kijken. Onze stad lijkt de letter A zelve
te zijn geworden, en andersom. Er is geen ontkomen aan. Iedereen moet mee in de
verheerlijking van Antwerpen en haar burgemeester, die toch zo’n geweldig
beleid nastreeft en ervoor zorgt dat ’t stad van iedereen is. Dit is zeker zo
in de aanloop naar de gemeentelijke verkiezingen. Maar zo mooi is die letter A
niet altijd. We kunnen haar zelfs perfect missen in een tekst. Het volgende
kortverhaal heeft weinig om het lijf, al was het leuk om het te schrijven. Het
is eerder kaal van stijl en er is eerlijk gezegd niet te lang over nagedacht.
Maar het bevat geen A.
WEG MET A
Vier weken geleden – of vijf of zes, zeven of negen – liep
ik over het De Coninckplein. Ik merkte er verschillende mensen op, elk met een
bekertje chocomelk. Ik vroeg hen met welke intentie ze met die bekertjes
rondliepen en ze vertelden me over hun gulle voornemens. Ze wilden die uitdelen
onder de bevolking in de wijk 2060. Hoewel ik dit een erg goed idee vond,
deelde niet iedereen die mening met mij. De politie bijvoorbeeld vond dit geen
goed idee. Ze wilden het hele gedoe verhinderen, op burgemeesterbevel. Met drie
of vier mensen tegelijk over het plein lopen is bij wet verboden, ziet u. Zelfs
chocomelk uitdelen kon niet worden getolereerd. Gelukkig vonden deze mensen er
iets op om deze wet een beetje te verkennen. Per twee vertrokken ze uit een
kroeg op het plein, elk met een beker chocomelk en enkele koekjes, en zochten
ze de dichtstbijzijnde flikken. Eens ze een combi vonden, klopten ze op de ruit
om de politie vriendelijk koekjes en chocomelk te bieden, doch zonder enig
succes. Zelfs de politie mochten ze geen chocomelk schenken.
Toen dit nieuws de burgemeester bereikte, werd hij woedend.
Hoe durven ze? Chocomelk uitdelen zonder een wettelijk verzoek in te dienen.
Zijn ze compleet gek geworden? Zulke mensen horen in de cel! Ik stuur meteen
versterking. En zo gezegd zo uitgevoerd, er verscheen meteen meer politie op
het De Coninckplein. Echter geen weldoeners meer te bespeuren. Zoek ze! Vind
ze! Keer heel 2060 ondersteboven tot je ze gevonden hebt. Ik wil iedereen
opgesloten hebben tegen vier uur. Vervolgens nodig ik iedereen uit op een
bolleke in Den Engel, om het goede verloop te vieren. Lien, koop zoveel
mogelijk chocomelk. Op de receptie morgen delen we zelf chocomelk uit. Zonder
wettelijk verzoek, wij zijn tenslotte het bestuur zelve. We zullen eens zien
hoe groot hun mond nu is. Nerveus wreef hij over zijn geprononceerde neus, en
bleef dit doen tot zijn bediende op de deur klopte.
-
Mijnheer de burgemeester, we hebben ze gevonden.
-
Wie?
-
Die mensen die chocomelk uitdeelden.
-
Oh. Wel? Vertel op?
-
Ze delen nu kledij uit in 2060. Zonder er geld
voor te willen.
-
Zonder er…? Ze zijn écht gek geworden! Hoe
kunnen ze nu géén geld willen voor dingen die ze uitdelen? Onmogelijk. Dit
kunnen we niet tolereren. Stuur versterking!
-
Zeker, mijnheer de burgemeester.
Nee. Dit ging er bij de burgemeester niet in. Iedereen wil
toch een centje verdienen? Willen ze echt oorlog? Begrijpen die
wereldhervormers nu echt niets? Betekent economie noppes voor hen? Behoeftige
mensen kledij geven. Onnozel toch? Ze wonen in het rijke België, ze hebben dus geen
enkele reden om zoiets te doen.
Een vriendelijk klopje op de deur verstoorde de burgemeester
zijn gepeins.
-
Kom binnen!, zuchtte hij.
-
Goedemorgen, mijnheer de burgemeester.
-
Goedemorgen, Ludo. Zeg eens, jij hoeft me toch
niet burgemeester te noemen?
-
De schrijver heeft me uitdrukkelijk verteld u
niet te noemen bij uw… Wel, bij uw… U weet wel.
-
Hoe bedoel je?
-
Het is voor de continuïteit, mijnheer de
burgemeester.
-
Ludo, je bent schepen, je zegt gewoon P…
-
Spreek het niet uit!, riep de schepen onthutst.
En vermeld ook niet hoe ik verder nog heet, of op welke plek ik ging ontwennen,
of de reden ervoor.
-
Ben je gek geworden? Vooruit, welk nieuws breng
je me?
-
De De Keyserlei, mijnheer de burgemeester.
-
Is die ontwenningskuur wel volledig gelukt,
Ludo? Begin je nu ook te stotteren?
-
Nee, mijnheer de burgemeester. Zo moet je het
uitspreken. De De Keyserlei. De dreef heet ‘De Keyserlei’ en je moet er het
lidwoord bij vermelden. Dus: de De Keyserlei.
-
Wel?
-
Nu betogen ze tegen mijn beslissing om er de
onoprechte christusdoorn te zetten.
-
De
onoprechte christusdoorn? Is there
such thing?, vroeg de burgemeester in gebroken Engels.
-
Tuurlijk niet, burgemeester, het komt door de
continuïteit, mijnheer. U weet wel, de schrijver heeft me op de lever gedrukt om termen met
die zekere letter erin te omschrijven, of een verschillende term te gebruiken.
Bij deze dus. De onoprechte christusdoorn.
-
Oké oké, Ludo, stop nu met rond de pot te
roteren en zorg voor de continuïteit in je eigen gezwets.
-
Heeft u trouwens geen whiskey, burgemeester? Heb
ik wel trek in.
-
Ik heb je toch niet voor niets overzee gestuurd
hé, Ludo?
-
Nee, mijnheer de burgemeester, ik wou u gewoon
testen. Heel goed om me niets te geven, mijnheer de burgemeester.
-
Goed. De onoprechte christusdoorn dus. Geen
essen meer, Ludo?
-
Nee, die zouden niet gedijen, mijnheer. En de
huidige essen zijn dood. Ze zijn dood. Ze moeten weg, ze zijn immers dood.
-
Goed, goed, ze zijn dood. Welke bomen wil je er
nu zetten?
-
Onoprechte christusdoorn, mijnheer de
burgemeester. De essen zijn dood, mijnheer. Gewoon dood.
-
En het volk wil die christusdoorn niet?
-
Onoprechte christusdoorn, mijnheer de
burgemeester. Nee, mijnheer de burgemeester. Het volk is onwetend, mijnheer. Ze
betwisten die essen hun gezondheid, en toch zijn ze dood, mijnheer de
burgemeester.
-
Goed Ludo. Ik zorg hier wel voor.
-
Merci, burgemeester, en vergeet niet welke
letter u niet mocht gebruiken.
-
Juist, ik let erop. Tot genoegen, Ludo.
-
Tschüss,
burgemeester. Een bolleke in Den Engel, mijnheer?
-
Ik wel, Ludo, jij niet. Vergeet je
ontwenningskuur niet.
-
Juist, burgemeester. Ooit vergeet ik mijn hoofd
nog wel eens. Stelt u zich voor…
Zo. Die is weg. De mensen zijn
dus niet tevreden. Ze willen kledij en chocomelk uitdelen en ze willen geen
onoprechte christusdoorn. Vervelend, erg vervelend. En toch ben ik burgemeester
en een burgemeester beslist zelf over zulke prullen. Tijd om beroep te doen op
de oproerpolitie. Die hebben toch niets beters te doen, en het verhindert hen
hun neus te steken in de geruchten over het drugsgebruik bij verschillende
leden in het gemeentebestuur. Ze kunnen beter onschuldige misnoegde burgers
inleveren. Levert hen veel meer op. Een schouderklopje en een stoel vooruit bij
de burgemeester. Dit gezegd zijnde, tijd voor een lijntje. Mijn neus heeft
honger. Ik heb de teugels weer stevig beet, of ik heet niet mijnheer de
burgemeester. Orde moet er hier heersen.
Eens het Schoon Verdiep uit,
begon Ludo plots hevig te beven. Hij verloor controle over zijn voeten en
strompelde vrijwel over elke trede. Hij wist het niet meer zo goed. Es of
onoprechte christusdoorn. Hij moest kiezen. En wel zo snel mogelijk. Hij kon de
burgemeester niet teleurstellen. Die domme burgers ook. Een mens zou meteen het
geloof in de mensheid verliezen. Ze weten niets over zulke kwesties, dus kunnen
ze zich er beter gewoon buitenhouden. Nee. Ze willen meespelen met de grote jongens
en hun zegje kunnen doen.
-
Pssst, klonk het plots beneden.
-
Wie zei pssst?, vroeg Ludo, die zich nog in het
gebouw bevond.
-
Kom eens kijken, mijnheer de schepen. In de
kelder.
-
In de kelder? Goed, ik kom kijken, ik ben immers
erg nieuwsgierig en u dringt het zo op.
-
Komt u nu nog of blijft u liever treuzelen?
-
Ik kom, ik kom! Ongeduldige onbenul.
Ludo schrok zich een hoedje toen
hij zijn hoofd in de kelder penetreerde. Her en der bespeurde hij hoopjes
letters, verloren letters, verdwenen letters, letters die nooit werden
gebruikt, dit sinds een vreemde beslissing die een schrijver ooit eens
doorvoerde. Hij kon zijn hoofd niet roteren of hij ontdekte deze letters, steeds
meer opgehoopte letters die hem dreigden te verstikken, zijn keel te omklemmen,
en geen enkele werkelijkheid bestond nog, enkel die werkelijkheid die
gedefinieerd werd door de grote, overheersende, omnipotente letter
A
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderengenieus gewoon! goed geschreven en lollig om lezen. mijn oprechte bewondering :)
BeantwoordenVerwijderenMerci! :)
BeantwoordenVerwijderen