woensdag 29 februari 2012

Daudet in de Provence

Alphonse Daudet in de Provence
Een maand geleden volgde ik Alphonse Daudet heel Parijs rond. Nu is het de beurt aan zijn oh zo geliefde Provence. Want waar hij ook ging, zijn hart lag altijd onder de Provençaalse zon. Dit is mijn tweede keer in de Midi. Anderhalf jaar geleden reisde ik naar het Katharenland, in de streek Languedoc-Roussillon. Het is in diezelfde regio dat ik mijn Provencereis begin, tussen de Romeinse en middeleeuwse monumenten, in het spoor van Daudet.
Ik vlieg boven het lichtbruine, zuiderse landschap. Ik kijk naar de streek waar de belangrijkste van Daudets verhalen zich afspelen. Mijn vliegtuig landt in Nîmes, en ik moet nog enkele minuten op de bus zitten voor ik het centrum binnenrijd. De zon brandt onverbiddelijk in onze ogen en geeft de illusie dat het erg warm is buiten. Het landschap van de Midi is een streling voor het oog. De typische huisjes, vegetatie (olijfbomen, palmbomen...), velden met zwarte stieren en witte paarden, in de verte de toppen van de Alpilles. Ik ben op vakantie. Ik ben terug in de heerlijke Languedoc.
Nîmes, de geboorteplaats van Daudet, is een middelgrote maar rustige stad - toch op zondag - met smalle straatjes, palmbomen, fonteinen in een winterslaap, standbeelden van Romeinse keizers, overal het embleem van de krokodil onder de palmboom, en grootse monumenten: de statige arena, de massieve Romaanse kathedraal, het charmante Maison Carrée... Het is erg winderig en in sommige straatjes wandel ik alleen, zo rustig is het. Op die manier kan ik dit zuiderse stadje op mijn gemak verkennen. Het geboortehuis van Daudet vind je nog steeds terug, dit op de Boulevard Gambetta. Op de gevel van het huis, waar nu een schoonheidsinstituut is gevestigd, lees ik een citaat van onze Midischrijver: "Je ne sais qu'une chose: crier à mes enfants: vive la vie!" En of hij van dat leven geniet. Met volle teugen. Lang leve het leven!
Niet ver van het Maison Carrée, het meest populaire monument van Nîmes, ligt de Boulevard Alphonse Daudet. Op een steenworp van deze straat, aan het uiteinde van een kanaal, ligt het indrukwekkende Jardin de la Fontaine, een paradijs van - inderdaad - fonteintjes, maar ook standbeelden van Romeinse goden en godinnen, struikjes, boompjes, trapjes, bruggetjes, en de opvallende Temple de Diane. Ik begin te klimmen, het uitzicht wordt steeds mooier. De zon, die het bijna voor bekeken houdt, zet met haar laatste stralen de kruinen in vuur en vlam. De Tour Magne, heer en meester van Nemausus, staat trots op deze mooi versierde heuvel. Hier waait het wel erg hard. De mistrals hebben vrij spel en laten de bomen dansen tegen de avondzon.
Ik wandel door tot de Place de la Couronne, waar Daudets standbeeld in het midden van een fontein staat te pronken. Zo eert Nîmes haar ooit zo populaire schrijver. Ik zet de tocht verder, passeer het station weer, en beland bij het appartement van mijn gastheer en -vrouw. Twee kolossale appartementsblokken lijken er wel twee UFO's klaar om op te steigen. Een Louvain-la-Neuve in zakformaat. Na de maaltijd praten we bij een glas pastis of twee honderduit: over de verschillen tussen België en Frankrijk, de presidentsverkiezingen, patois, reizen, Alphonse Daudet, de chanson, Amerikaanse films en Belgische bieren. Een gezellig einde van een geslaagde eerste dag in het Franse zuiden.
 * * *
De dag nadien volg ik mijn gastvrouw de stad in, nemen we afscheid en stap ik het Office de Tourisme binnen. Hier heeft Bart Van Loo jaren geleden naar het geweer van Tartarin gevraagd en er een grappige foto mee genomen. Ik vind het een leuk idee om hetzelfde te doen en vraag de verbaasde bediende naar het geweer. Hij vraagt hoe ik weet dat het wapen bij hen verscholen ligt en ik laat hem de foto zien. Hij kent de anekdote maar was er die bewuste dag niet bij. Samen met zijn collega's moet hij toch even zoeken achter het literaire relikwie. Langzaam maar zeker geraken de aanvankelijk terughoudende bedienden enthousiast over mijn vraag. Ze vragen of ik het geweer even wil vasthouden en nemen een foto.
Het pronkstuk wekt de interesse van twee sociologen, die toevallig passeren. Ik doe nogmaals het verhaal van Bart Van Loo's literaire reisgids en de vrouw van het gezelschap noteert de titel van het boek. Hierna begint haar energieke collega, een Corsicaan, enthousiast over hun queeste te vertellen. Ze onderzoeken volksfiguren en reizen heel het zuiden van Frankrijk rond. Hij had het onder andere nog over de déracinement en de uniformisation van de Midi, en zei ook dat de Provence die de toerist ziet, niet de echte Provence is. Zo ook is Tartarin absoluut geen prototype van de Provençaal, aldus onze socioloog. De molen van Fontvieille zou ook niet de legendarische molen 'van Daudet' zijn. Het is allemaal geldklopperij. Dat zelfs de bedienden in het Office de Tourisme met een noordelijke tongval spreken, zegt volgens hem genoeg. Zeer interessant praatje met een op zijn minst opvallende verteller.
Ik reis naar Arles, Romeinse stad aan de Rhône, tussen de Camargue en de Alpilles. Ook hier heeft Daudet sporen achtergelaten. In zijn verhalen beschrijft hij de Provence als geen ander. L'Arlésienne speelt zich natuurlijk in Arles af en gaat over liefde die wel érg blind is. De twintigjarige Jan krijgt een beeldschone dame uit Arles maar niet uit zijn hoofd, met alle gevolgen vandien.
Mijn wandeling begint op de Place de la République, waar een obeliskfontein, het stadhuis en twee kerken staan. De ene kerk is nu ingericht als kunstgalerij, de andere is de beroemde Eglise Saint-Trophime. In het Hôtel de Ville lees ik een citaat van Frédéric Mistral, de Provençaalse dichter en goede vriend van Daudet: "Arle! O, tu que siés estado tout ço que l'on pòu estre, la metroupòli d'un emperi, la capitalo d'un reiaume, e la matrouno de la liberta..." Zijn standbeeld vind ik op de Place du Forum. Ook Arles telt erg veel Romeinse monumenten. Zo heb je de arena, het theater - dat onder keizer Augustus is gebouwd, zoals veel monumenten in de Midi - de thermes de Constantin... Allemaal antieke brokstukken uit een ver, ver verleden. Helemaal niet ver van de kolossale arena staat een charmant, oud kerkje, de Notre-Dame-de-la-Major. Bezoek het zeker en ga daarna naar het panorama links van de kerk. Het uitzicht is er bijzonder mooi. Niet zo heel ver weg ligt de Abbaye de Montmajour, veel verder zie ik de Alpilles en de Opies, en erg vaag aan de horizon de Cévennes en de Mont Ventoux ofwel de Mont Chauve. Ik zal deze kolos nog vaak zien op m'n reis door de Provence. In dat alles moet ook Fontvieille liggen, maar geen molen te bespeuren. Ik zal daarvoor te veraf staan.
Voorbij het oude klooster ligt de Boulevard des Lices, waar de Jan, de protagonist van L'Arlésienne, zijn schone ontmoet. Iets verder kan je de necropolis van Les Alyscamps bezoeken, waar Daudet en Mistral vaak gingen wandelen en uit elkaars werk voorlazen. Ook Van Gogh en Gauguin kwamen, toen ze nog vrienden waren, vaak op deze plek schilderen, met erg mooie kunstwerkjes als resultaat. Een charmant zandweggetje met aan weerskanten stenen sarcofagen leidt me naar de ruïnes van de Eglise Saint-Honorat. In deze tempels des doods kan je de eeuwen ruiken. Mijn galmende voetstappen kunnen de doden in hun stenen bed niet wekken. Verder verstoren enkel de vleugels van de zenuwachtig heen en weer vliegende duiven de kille stilte. Een bezoek meer dan waard!
In de late namiddag arriveer ik in Avignon. Het wereldberoemde Palais des Papes met daarnaast de Cathédrale des Doms (voor de kunstliefhebbers: rijkelijk versierd interieur!) is ontzagwekkend. In gedachten zie ik de muilezel van de paus naast de massieve paleistoren bengelen. Ook Avignon ontsnapt niet aan Daudets vertelkunst. Vanop de aangrenzende rots heb je, weer maar eens, een ontzettend mooi uitzicht. Hier kan je moeilijk naast de Mont Ventoux, le Géant d'Europe, kijken. Verder zie ik ook nog het Château St. André, de Dentelles de Montmirail en de Pont Saint-Bénezet, de gehalveerde brug die iedereen kent van het ontzettend populaire liedje. Ook Daudet gebruikt de tekst van het refrein in zijn La Mule du Pape. Het waait stevig aan de Rhône, maar het panorama maakt dus erg veel goed.
Ik steek een andere brug over en beland aan de andere kant van de Rhône. Het zicht dat je hier hebt op het Palais des Papes, de kathedraal, de pont d'Avignon en de Mont Ventoux vergeet je nooit meer. Ik zet me op een bankje en lees mijn Roddy Doyle uit. De zon geeft het majestueuze paleis afwisselende kleuren, en wanneer het bijna donker is, sta ik recht en steek ik ook de kleine Rhône over. Ik verdwijn in de heuvels van Villeneuve-lès-Avignon en kijk neer op de trotse, volledig ommuurde middeleeuwse stad, nu helemaal in avondkledij. Ik haast me naar mijn gastvrouw, die me ook de avond nadien haar couch zal aanbieden en wiens appartement heel erg dichtbij het paleis ligt, pal in het centrum dus. Na een eerste kennismaking gaan we met enkele van haar vrienden wat Belgische biertjes drinken.
* * *
De volgende morgen. Ik zit op een witte steen in het midden van de rivier Gardon. Vlak voor het Romeinse monument in Frankrijk par excellence: de 2000 jaar oude Pont du Gard. Drie rijen van prachtig gevormde bogen te midden van een aantrekkelijk Provençaals landschap.

Springend van steen naar steen probeer ik de oever weer te bereiken zonder in de rustig stromende rivier te vallen. Ook vanop de brug is het uitzicht adembenemend. Je zou er spontaan een gardon van krijgen. In het verlengde van de bovenste rij bogen, daar waarin het water werd getransporteerd, kan je een stuk door het aquaduct wandelen. Helemaal bovenaan de brug oversteken mag pas vanaf mei.
Wat een monument. Samen met het Palais des Papes moet dit dé trots van de Provence zijn. Eigenlijk klopt dat niet, want ik bevind me weer aan de andere kant van de Rhône, de kant van Nîmes, wat wil zeggen dat dit de Languedoc is. Vinken en roodborstjes huppelen en vliegen vrolijk in het rond. Zwaluwen doen hun halsbrekende stunts rond de brug. De zon doet haar best. Het wordt warm. Ik zie zelfs enkele vlinders. Het is lente. Twee weken geleden vroor het nog dat het kraakte in de Midi, maar nu is het lente. Voor het typisch Provençaalse geluid van de cicaden ben ik wel nog wat vroeg. Ik zet me neer en lees één van de vele molenverhalen uit Daudets Lettres de mon moulin, een klassieker die ik de dag voordien in Arles heb gekocht. Ontroerende, eerlijke vertellingen uit het hoofd, het hart en de pen gevloeid van een rasechte Provençaal. Je hart breekt in duizend stukken wanneer de wolf het geitje Bernadette verorbert, of wanneer Jans moeder met haar zoon op de schoot het uitschreeuwt van verdriet.
Op naar het volgende Mekka voor Romeinse overblijfselen. Orange is een rustig stadje aan de Meyne, maar met belangrijk werelderfgoed. Een borstbeeld van Mistral verwelkomt me. Een eerste toonbeeld van de oudheid vind ik in de triomfboog, die in alle bescheidenheid staat te pronken in het noorden van de stad. Dit meer dan 2000 jaar oude relikwie is rijkelijk versierd met afbeeldingen die met enige verbeelding naar moderne kunst neigen, en is het symbool van de overwinning van de beschaving tegen de barbaren van het noorden.
Dé trekpleister is echter het antieke amfitheater, het best bewaarde Romeinse theater van Europa, waarvan het podiumgebouw zelf zo goed als intact is. Het panorama over de stad en de bergen is zeer de moeite. Volgens de Zonnekoning is de gigantische buitenmuur van het theater "la plus grande muraille du royaume". En hij kan het weten. Naast het theater liggen de ruïnes van een tempel die niet meer zo intact is. Wanneer je op de hoogste plaatsen van de tribunes zit en neerkijkt op het podium, is het moeilijk in te beelden dat hier in de 16e eeuw heel wat mensen onderdak vonden in tientallen huisjes. Bekijk zeker de interessante infofilm over het theater en leer zo iets over zijn zeer bewogen geschiedenis.
Voor ik nog wat doelloos rondkuier in dit bolwerk van extreem-rechts, beklim ik nog de heuvel waartegen het theater aanleunt. Het is even klimmen, maar eens aan de top ontvouwt zich een onvergetelijk panorama over de stad, met de Mont Ventoux en de Dentelles aan de horizon. Bovenop de heuvel vind je de grondvesten van het paleis van Johan Friso's voorvaderen, die hier lange tijd de lakens uitdeelden. Wanneer ik enige tijd later het station bereik, kleurt de Provençaalse zon de hemel knaloranje.
* * *
De schrikkeldag, en laatste dag van m'n reisje, begin ik met een ochtendwandeling in de Jardin des Doms. Een mist hangt over Avignon en verstopt de Mont Ventoux voor mijn blik. Een uur later rijdt mijn bus Tarascon binnen, het stadje van volksheld Tartarin, de affabulateur of opschepper die zijn eigen avonturen bedacht en er zo heel wat populariteit mee vergaarde, maar die uiteindelijk met een klein hartje echt op leeuwenjacht ging, onder druk van zijn achterban. Tartarin de Tarascon is nog steeds erg geliefd in Frankrijk en daarbuiten, en heeft lang hét beeld bepaald dat veel mensen van de Provence hadden, wat in Tarascon niet in goede aard viel.
Na enkele minuten wandelen, stuit ik op la Tarasque, de monsterlijke amfibiepop die jaarlijks door de Tarasconezen door de straten wordt gedragen, ter ere van de heilige Martha.
Het kasteel van Tarascon staat trots op de oever van de Rhône te wezen. In de Middeleeuwen woonde koning René hier. Net als Tartarin en Bart Van Loo steek ik de brug over de Rhône over, naar het kasteel van Beaucaire, een belangrijke handelsstad in de Middeleeuwen. Beide kastelen kijken elkaar al eeuwenlang in de ogen. In Beaucaire ontmoet ik nog een ander volksmonster, le Drac. Deze draak/tovenaar veranderde zich wel eens in een menselijke gedaante, wat, volgens de overlevering, de arme lavendière bijna fataal werd, toen zij hem na zeven jaar verstandhouding herkende en door le Drac, die bang was om ontdekt te worden, blind werd gemaakt.
Het kasteel van Beaucaire heeft een uitstekende ligging: bovenop een grillige rots, te midden van andere middeleeuwse ruïnes. Helemaal bovenin heb je een panorama van bijna 360°. Hier kunnen je ogen de Rhône tot ver volgen.In het Office de Tourisme vraag ik waar het Daudetmuseum ligt. De twee sympathieke heren antwoorden dat het helaas niet meer bestaat. Enkele jaren geleden hadden ze daar erg veel last van overstromingen, toen de Rhône buiten zijn oevers trad.
In het Cloître des Cordeliers vind je het cabinet de Tartarin, een must voor elke Daudetfan - en ondertussen kan ik me daar echt wel bij rekenen. Een pop van Tartarin staat hier in een decor van jachtgeweren en trofeeën (de schedel van een nijlpaard, de vellen van zebra en leeuw...), beeldjes van de zelfverklaarde held, afbeeldingen van passages uit de roman... Vijf jaar geleden stond dit alles in een villa aan de rand van de stad, maar dat huis is ondertussen verkocht, zo weet de zeer vriendelijke dame mij te vertellen.

Ik eet een steak frites in het restaurant La Table de Tartarin - waar nog meer afbeeldingen en prenten zijn te vinden - en begeef me daarna naar het station. Net als in Orange ben ik de enige die in T-shirt rondloopt. Voor de Provençalen is dit winter. Voor mij een betere lentedag. Op de koude mistrals van twee dagen geleden na, heb ik erg veel geluk met het weer. De zon schijnt met volle kracht en het is zomers warm. Aangezien de treinbestuurders staken, moet ik een bus nemen naar Nîmes. Aan de bushalte ontmoet ik een charmante Deux-Sévrienne. Heel de busreis lang praten we enkel over reizen. Ook zij is verbaasd over het warme weer. De Provençalen beginnen het ook stilaan in het snuitje te krijgen en laten al voorzichtig hun winterjas thuis. Het is nog warmer dan in Tarascon, en laat ik net nu de bus naar de luchthaven moeten nemen. De Française wandelt richting Maison Carrée en ik wacht op de bus.

Net nu het zo warm is, moet ik de Provence verlaten. Vier dagen, lang is het niet, maar wanneer ik m'n korte reis evalueer, besef ik dat ik erg veel heb gezien, beleefd en genoten. De geur van lavendel en het kabaal van de cicaden, die waren er nog niet, mais peu importe. Voor mij zal de Provence altijd verbonden zijn met Daudet, de man wiens graf ik in Parijs helaas niet heb gevonden, maar wiens hart en ziel ik de afgelopen dagen meerdere keren heb gevoeld. Ik zucht eens terwijl de bus langs alle monumenten van Nîmes rijdt. Zo kom ik ook langs de Place de la Couronne. Ik waai naar het standbeeld op enkele meters afstand. De Provence zal Alphonse Daudet nooit vergeten...

Bron: Van Loo, Bart, 2006, Parijs Retour, Antwerpen: Meulenhoff | Manteau.
Voor meer info over Bart Van Loo en deze waardevolle literaire reisgids: Parijs Retour

Geen opmerkingen:

Een reactie posten