DE PENIS
Door Gert Vanlerberghe
Op 29 mei jongstleden is er in Antwerpen iets uitzonderlijks gebeurd. Karel De Smetschouwer, woonachtig in Zurenborg, Antwerpen, werd, na lang te hebben uitgeslapen, wakker en snoof de geur van gebraden worstjes op. Met een luie geeuw stond hij op en keek hij eens rond of hij zijn vrouw nergens kon vinden. Niet in de badkamer. Niet op het toilet. In de keuken! Natuurlijk in de keuken. Waar anders moet je een vrouw gaan zoeken als ze niet in je bed te vinden is? En die worsten moesten toch door iemand gebraden worden?
In zijn pyjama daalde hij de trap af, ging aan tafel zitten, nam zijn krant en schudde zijn hoofd als antwoord op de rozenbottelthee die zijn vrouw hem aanbood.
- Zo’n bocht krijg ik nu niet door mijn keelgat hoor, wijf. Geef me liever wat van die worsten. Hebt ge toevallig ook een omelet gebakken?
- Nee, schat, geen omelet, dat ziet ge toch?
- Volgende week dan maar zeker?
Karel zuchtte diep en begon een artikel over medische fouten te lezen in zijn krant, terwijl zijn vrouw Ann hem zijn worst in zijn taloor legde en dacht, “Dat hij dan maar droog staat vanmorgen, dan is er meer thee voor mij.” En ze goot alweer haar vijfde kopje thee naar binnen. Als ze op dat ritme doorging, dan zou ik haar toch ten stelligste hebben aangeraden om die dag thuis te blijven en zeker niet met de wagen te gaan rijden. Zelfs de bakfiets zou ik haar afraden. Gelukkig, beste lezer, bleef het mens ook gewoon thuis.
Een straal mayonaise, een straal ketchup, en Karel begon smakelijk van zijn worst te eten. Maar op het moment dat hij zijn vork in het midden van de worst plantte en die met zijn mes in twee wilde snijden, had hij een vreemd voorgevoel. Alsof wat hij op dat ogenblik aan het doen was niet geheel koosjer was. Alsof hij een ernstige misdaad aan het plegen was. En wie wil er nu op zo’n stralende ochtend in de gevangenis belanden. De andere bewoners van de wijk zouden nogal lachen. Vooral die van café ‘t Zeezicht.
Met een verwarde blik in zijn ogen, die Ann zeker niet was ontgaan, keek hij neer naar de worst in zijn taloor, die niet in het minst nog op een worst leek, maar eerder op een gigantische penis. Karel kon een gevoel van walging niet onderdrukken, maar dat was niets vergeleken met dat van Ann, die toch even over het aanrecht bleef hangen om een rode, nog naar rozenbottelthee ruikende straal uit te spuwen, als een draak – en een draak, dat was ze – buiten zichzelf van afkeer en woede.
Ondertussen was Karel nog niet helemaal van zijn ochtendlijke ontdekking bekomen. Hij wreef zich in de ogen maar er bleef een uit de kluiten – of beter, uit de kloten – gewassen geslachtsorgaan op zijn taloor liggen.
- Er is maar één persoon, zei hij, er is maar één persoon die zo’n grote lul heeft, en dat is Tom Verschaepen, de zanger van nEUS.
- Gij he!, riep Ann plots, wit van woede en misselijkheid, gij met uw piemels, gij met uw lullen, gij met uw penissen! Klootzak! Smeerlap! Ik ga u aangeven, dat ze u eindelijk met uw klikken en uw klakken in den bak smijten, zatlap dat ge zijt!
- Gij moet veel zeggen, schraal wijf. Uw hoeveelste thee is dat nu al? Uw zevende? Zat wijf dat ge daar staat!
- Ik moet opnieuw beginnen, omdat gij zo nodig een worst op uw taloor moest hebben liggen, kwakzalver dat ge zijt! Altijd maar aan de mensen hun piemel zitten, dat komt er nu van. Ik heb eens gezien hoe gij eraan zit te trekken. Ik moet zeggen, ik verschiet hier niet van, ook al moest ik even spouwen toen ik die pik daar voor het eerst zag liggen.
- En hoe komt die daar? Wie heeft mij dien lul gegeven?
- Ge zijt zelf een lul! Ik heb u een gebraden worst gegeven, niets meer en niets minder, hield Ann vol, en de waarheid sprak ze. Of niet?
- Och, hou toch uw dwaze kop, belachelijk mens! Uit uwen bek komt toch alleen maar onzin, en het stinkt nog eens uren in de wind ook. Redenen genoeg om uw snavel dicht te houden. Weet ge wat ik doe? Ik verpak zijn penis gewoon en leg het in de ijskast, en dan zorg ik er straks wel voor dat die verdwijnt.
- Nadat ge hem eerst eens in uw gat hebt gestoken zeker? Ik ken dat met u. Nee, het moet hier weg! Ik wil geen last met de flikken.
- Och, vergeet niet nog wat thee in uw bakkes te kappen, achterlijk foorwijf, zuchtte Karel, die ook wel eens luisterde naar de naam Raf, en liep de trap op naar zijn denkkamer, waar hij wel eens kwam om alleen te zijn en te filosoferen over de grote vraagstukken van zijn vak… en dit was er zeker één!
Hij piekerde en peinsde en dacht na tot zijn hersenen ervan kraakten, maar hij werd er echt niet wijs uit wat hij nu in hemelsnaam met die penis moest aanvangen. Had hij nu zoveel gezopen de dag voordien? Dat waren toch maar zeven Duvels, vijf trappisten, vier bollekes en een Nello Blond? Of had hij er misschien nog een Kriek bij gedronken? Of een muntthee? In deze wijk was het namelijk heel belangrijk om af en toe in het openbaar muntthee te drinken. Hij moest daar geweldig mee oppassen, zo vond hij, want bier en thee mengen kan kwalijke gevolgen hebben, kijk maar naar die penis – of liever, kijk niet naar die penis, want hoewel hij uroloog van beroep was, eigenlijk kan hij helemaal geen penis ruiken of zien, en al helemaal niet op zijn taloor! Trouwens vreemd dat hij Ann die worst duidelijk had zien bakken, maar dat er met die penis niets aan de hand was, zelfs niet bleu of saignant. Wat moest hij er toch in godsnaam mee aanvangen? Misschien dat die kebabzaak er nog iets mee aanvangen kan, dacht hij, maar al snel had hij een beter idee.
Hij moest die penis kwijtraken. Zoveel was duidelijk. Hij wou niet dat de politie hem met een penis in zijn hand aantrof, hoewel dat in die buurt nochtans ontzettend in trek was. Hij moest zich ervan ontdoen en hij wist er de perfecte plek voor.
Karel wikkelde Toms groot uitgeslagen geslachtorgaan in een met verf besmeurde vod en verdween door het gat van de timmerman. Eerst moest hij door een regen van verwijten en scheldwoorden die Ann hem naar zijn hoofd slingerde, maar algauw kon hij enkel nog de spelende kinderen en de over magisch realistische literatuur en postimpressionistische kunst keuvelende jonge ouders op de Dageraadplaats horen.
Hij wandelde langs de tramhalte en probeerde er subtiel zijn ongewenste pakje in te deponeren, toen hij net Freddo de fallusbeeldhouwer, tegen het lijf liep, die de penetratie jammer genoeg belemmerde. Coïtus interruptus.
- Hé, Karel, mijn ballen stinken naar uw handen!
- Rot op, strontkop!
Ook Jamalski de schrijver liet hem niet met rust.
- Dokter, mijn vulpen schrijft niet meer en mijn vrouw haar inktpotje is al maanden droog.
U merkt het al, beste lezer. Uroloog was niet bepaald het hipste beroep onder deze kunstenaars en wereldverbeteraars. Maar die opmerkingen, dat is nog niks. Waar Karel het echt van op zijn zenuwen kreeg, was dat hij nergens zijn pakje kon achterlaten. Schreeuwend ontvluchtte hij de drukke bedoening van de Dageraadplaats en nam hij tram 11 naar de Melkmarkt, de eindhalte in hartje Antwerpen. Daar liep hij eerst wat doelloos rond, alvorens aan het Steen te belanden. Weer had hij een ingeving. Hij zou zijn pakje gewoon in de Schelde gooien. Hij passeerde de leeuw, daarna de Griek, en bereikte het Zuiderterras. Daar keek hij gauw of er niemand hem in de gaten had. Heel wat toeristen wandelden langs de rivier, hun digitaal fototoestel in de aanslag, maar niemand lette op wat de eenzame Karel deed.
Toen hij het pakje in de koude rivier gooide, had hij het gevoel dat een enorme last van zijn schouders viel. Opgelucht kuierde hij verder, en hij nam zich voor om in de Chat Le Roi een pint te gaan pakken, wanneer hij plots ruw op de grond werd gedrukt.
- En wat was meneer daar aan het doen?, vroeg een jonge politieman hem met een weinig aangename stem.
- Eh… goedemorgen, agent.
- Niks te goedemorgen. Het is een heel slechte morgen. Het is zondag, het is warm en ik moet de ronde doen, en op de koop toe zie ik een misnoegde uroloog een buisvormig pakje in het water gooien. Dan denk ik, Piet, er is hier iets niet aan de haak. Heb ik gelijk of heb ik gelijk?
- Ik was gewoon de eendjes aan het voederen, edelachtbare.
- Daar staan strenge straffen op. Ge zijt er gloeiend bij, makker.
- Maar, excellentie, mijn dierenhart is zo groot dat ik die braadworst amper voor mezelf kon houden. Ik moest het met de eendjes delen.
- Eenden eten geen braadworst. Meeuwen al evenmin. En de schippers hier, die zullen zelf wel hun voorraad bij hebben. Nee nee, ik heb een origineler verhaaltje nodig dan dat.
- Oké dan, eerwaarde, ik ben de Paus van Avignon, niet die van Rome, en ik heb symbolisch een worst in het water gegooid om de zonden van het vlees extra in de verf te zetten! Denk maar, Christo maar dan met een boodschap.
- Dat is inderdaad een heel pak origineler. Maar goed, waar zijn mijn handboeien?
- Maar meester, ik zal u gratis op controle laten gaan, maar reken me alstublieft niet in.
- Nee, daar koop ik niets voor! Mijn vriend controleert mijn fluit al genoeg. Het is mooi geweest. Ik neem u mee naar het politiekantoor en daar moet ge maar eens haarfijn uitleggen wat ge daar in het water hebt gegooid.
Het spreekt voor zich dat Karel bij deze woorden wit wegtrok. Maar hier kwam plots mist opzetten en ook dit verhaal hult zich hier in een ondoordringbare nevel en geen mens, zelfs uw geliefde verteller, weet wat er hierna nog is gebeurd.
De rockzanger Tom Verschaepen, bezieler van de alternatieve band nEUS, was die ochtend vroeg opgestaan. Of toch zeker naar zijn doen. Om twaalf uur stond hij al in zijn boxershort voor de spiegel, zijn welgevormde lichaam te bewonderen. Trots gleden zijn ogen over het strakke lijf dat hij in de spiegel elke dag mag aanschouwen. Even moest hij geeuwen. Ongelofelijk. Zelfs bij het geeuwen was hij knap. Zou hij of zou hij niet? Even twijfelde hij. Daarna kropen zijn beide wijsvingers gretig onder de bovenkant van zijn boxershort, waarna het desbetreffende kledingstuk deskundig en in een wip werd verwijderd en een halve seconde later door de kamer vloog.
Maar in plaats van zijn grote trofee te aanschouwen, zag Tom Verschaepen niets. Helemaal niets. Zijn roerende roede was verdwenen! Zelfs zijn schaamhaar was weg. Ongelofelijk! Waar was zijn puntige piramide? Zijn barokke Big Ben? Zijn teerbeminde Toren van Babel? Op de plaats waar gisteren – en vannacht! – nog zijn forse pik lag te slapen, zag hij nu een gladde plek, een doorlopend stuk huid, alsof er helemaal niets in de plaats zou moeten zijn! Zelfs geen spoor van een chirurgische of minder subtiele verwijdering, nee, niets!
Ontzet wreef Tom in zijn ogen. Hij was er zeker van dat hij nog stomdronken was van die overvloed aan whisky de dag voordien. Maar wanneer hij zijn ogen weer opende en ze naar beneden liet rollen, wist hij het zeker. Dit was de pure werkelijkheid. Geen droom – of eerder, geen nachtmerrie – geen bezopen fata morgana. Zijn oase, zijn bron van levenslust was weg.
Dit was gewoon te absurd voor woorden. Bliksemsnel kleedde Tom zich aan, liep naar de keuken, vulde met schaamte zijn onderbroek op met een piccolobroodje – een paar sokken was niet voldoende in zijn geval – en haastte zich naar het politiekantoor. Dit moest onmiddellijk worden aangegeven.
Tom Verschaepen begreep maar al te goed dat dit wel eens zijn doodsteek zou kunnen zijn. Zijn penis was zijn trots, zijn penis was zijn alles, en als zijn penis niet ogenblikkelijk terugkwam, dan zou hij een ontzettend groot probleem hebben, ja, zelfs nog groter dan de penis in kwestie. Al jaren sprak hij bijna elke dag met een andere sexy griet in een of ander bruin café af om later zijn geliefkoosde spelletjes te gaan spelen in zijn beruchte slaapkamer. Ook vanavond had hij afgesproken met een zekere Ingrid. En morgen met die jonge juriste, hoe heette ze ook weer? Nochtans stond deze al geruime tijd op Toms lijstje, en hij keek er al de hele week naar uit om haar ook eindelijk eens de benen op zijn bedje te spreiden. Maar door deze ontzettende ramp kon hij dat waarschijnlijk wel op zijn onderbuik schrijven, waar sinds die ochtend toch genoeg plaats was. Hij was gedoemd.
Omdat nEUS toch niet veel albums meer uitbracht als in de tijd van weleer, maakte Tom er een gewoonte van om elke namiddag over de Meir te flaneren met zijn hemd halfopen, opdat elke leuke Antwerpse griet, en al wie het niet eens wou zien, zijn borsthaarwoud zou kunnen aanschouwen. Hier genoot hij stellig van. Maar zelfs wanneer enkele vrouwtjes hem enthousiast aanspraken of eens verleidelijk naar hem glimlachten, bleef hij zijn ‘cool’ en zijn pokergezicht behouden. Hij was tenslotte nog steeds Tom Verschaepen en emoties in het openbaar tonen, behalve die van arrogantie en zelfzucht – als dat al gevoelens zijn – waren volstrekt taboe. Ja ja, deze eeuwige vrijgezel had een luizenleventje vol seks, drugs en rock’n’roll, dit nog tot de vooravond van zijn misselijkmakende ontdekking.
De lezer kan nu zelf beoordelen in welk een toestand de zanger was geraakt toen hij ontdekte dat zijn onderbuik in plaats van een welgevormde penis een belachelijke gladde en effen plek vertoonde.
Onderweg naar het politiekantoor probeerde hij zichzelf gerust te stellen. Het zou toch al te gek zijn dat je zomaar en zonder reden je penis verliest. Maar de gedachte dat hij het zich niet had ingebeeld, verstijfde hem, en, om in de hoop zichzelf te kunnen sussen, dook hij het eerste het beste café in, bestelde een pintje, liep naar het toilet, deed het deurtje op slot en liet zijn broek tot op zijn enkels zakken. Niets. Uit pure woede en waanzin spuugde hij een groene fluim in de toiletpot en trapte hij het deurtje weer open. Dat biertje kon hij maar beter laten, dacht hij. Anders zou zijn blaas het begeven nog voor hij dit probleem kon oplossen. Want hij moest dit oplossen. Anders zou hij nooit geen seks meer hebben.
Ach, was er nog maar iets in de plaats van zijn penis. Een stok of zo. Een fallus. Al pronk er het steeltje van een appel. Of een worm. Maar hij had niets. Niets! Hij liep de straat op en belandde na enkele minuten op de Meir, waar hij tegen zijn gewoonte in tegen elke voorbijganger glimlachte. Uit pure schaamte. Alsof hij iets te verbergen had en iedereen wist ervan. Alsof iedereen met zijn of haar ogen naar zijn plek van schaamte wees en er smakelijk mee lachte. Hij wenste vurig dat hij die ochtend niet was opgestaan en verlangde naar zijn bed, of dat van een ander. Maar dat zat er niet bepaald aan te komen. Wat een ellende!
Plots verstarde hij. Wat hij zag, was niet normaal en was het laatste dat hij had verwacht. Daar liep warempel, ter hoogte van de Wapper, tussen een groepje jongeren en een zwerm Japanse toeristen in, een ietwat vreemde man. Tom herkende hem meteen. Beste lezer, kan u zich de verbazing, ja zelfs verbijstering, van onze goede vriend de zanger voorstellen toen hij zag dat die vreemde man zijn eigen penis was! Meteen voelde hij zich naakt, naakter dan hij ooit is geweest. Tom moest even gaan zitten. Dit was gewoon te gek voor woorden. Daar liep zijn eigen pik domweg over de Meir te wandelen en zich aan ieders blik bloot te stellen. De schande! Gelukkig had hij tenminste nog zoveel respect om gekleed te gaan, en niet in zijn adamskostuum. Maar het bleef een ongehoord gezicht. Hij moest hem ogenblikkelijk volgen. De man, of – laten we niet flauw doen – Toms penis, liep de Wapper in en, terwijl Tom zijn penis achterna liep, zoals hij al jaren in een meer figuurlijke betekenis placht te doen, had hij de gelegenheid om zijn eigen penis eens wat beter te bestuderen. Deze droeg een rood poloshirt, open aan de hals, boven een wijde groene broek, met daaronder bruine sandalen. Op zijn hoofd pronkte zo’n hippe bruine jazzpet. Tom beefde van kop tot teen en kon zich niet meer rustig houden. Ook kon hij niet meer helder denken en hij had er geen flauw idee van wat hij de jongeheer zou zeggen eens dat hij hem had ingehaald.
Toms gedachten kaatsten razendsnel in zijn hersenpan rond. Hoe kon zoiets in godsnaam gebeuren? Vanmorgen werd hij wakker en merkte hij dat zijn penis weg was, en nu zag hij die hier zomaar rondwandelen op de Meir, en dan nog wel met kleren aan! Maar door alle drukte was hij zijn piemel bijna uit het oog verloren. Deze was doorgewandeld tot het Theaterplein en de Stadsschouwburg binnengegaan. Tom zette het op een lopen en haastte zich het kolossale gebouw binnen. Nog een laatste spurtje en hij haalde zijn penis nog net in de inkomhal in. Even twijfelde hij hoe hij hem moest aanspreken. Hij raapte al zijn moed bijeen, tikte hem vlug op de schouder en kon niets anders bedenken dan:
- Jongeheer!
- Excuseer?, vroeg zijn penis terwijl hij zich wat verbaasd omdraaide.
- Jongeheer, ik moet u iets zeggen.
- Oké, zeg maar, lachte de man niet onvriendelijk.
- Ik snap het niet. Waarom doet ge nu zoiets? Dat zijn toch geen manieren? Wat moeten de mensen wel niet denken?
- Ik begrijp niet goed wat ge van mij wilt, meneer. Heb ik iets van u aan? Heb ik u iets verkeerds gedaan?, vroeg de penis niet begrijpend.
- Dat een straatartiest of een ambtenaar zo zonder… Ge weet wel… Dat zou nog kunnen. Maar ik… Tom Verschaepen. Ik, die vanavond een heel belangrijke afspraak heb en u… eigenlijk… ja, daar komt het op neer. Ik heb u nodig. Ge moogt me vanavond niet in de steek laten. Ge moet uw plaats kennen. En die is in mijn broek, en nergens anders.
Toms stem, die eerst zacht klonk en daarna onwennig, klonk nu zelfzeker en dominant. Hier schrok zijn lid echter wat van terug.
- Ik zal zelf wel bepalen waar mijn plaats is. Het spijt me dat ik dit zeg, maar ik vind u een vieze vent. Dit gedrag is volstrekt ongepast, en zeker voor een bekend persoon zoals gij. En dan zeggen dat er zoveel mensen, vooral jongeren neem ik aan, naar u opkijken. Ge zijt een pervert. Niet meer en niet minder.
Tom werd wit van woede en rood van schaamte. Dit kon toch niet? Dit was ongehoord, volstrekt ongepast.
- Ge snapt er niks van! Of ge doet alsof, dat kan ook. Het is toch duidelijk dat u mijn eigen penis bent?
Het gezicht van de man was één grote frons van zowel ergernis als verbazing.
- Mag ik u erop wijzen, zei hij streng, dat ik in elk opzicht een volstrekt zelfstandig individu ben? Ik ben geen onderdeel. Van niemand niet. En zeker niet van u. En zeker niet uw penis. Het zou me trouwens verbazen mocht er eender welk ander verband tussen ons bestaan. Gij zijt een rockzanger en ik schrijf theater. Twee totaal verschillende werelden. En laat me nu met rust. Ik moet de generale repetitie van mijn laatste stuk gaan bijwonen.
Hierop rukte de penis zich los uit Toms greep, want hij was hoe langer hoe agressiever en hoe meer handtastelijk geworden, en liet Tom verbouwereerd en terneergeslagen achter. Wat nu?, dacht hij verslagen.
Een halve minuut later bevond hij zich weer op het zonovergoten Theaterplein. Een groepje jongedames kruiste zijn pad en het ontging Tom in geen geval dat ze van die prachtige zomerjurkjes droegen, die kort op de billen speelden en die op borsthoogte weinig aan de verbeelding overlieten. Tom knipoogde naar hen maar werd straal genegeerd. Dit was hem nog nooit overkomen! Alsof ze wisten dat hij geen geslacht meer had. Tom kreeg een krop in zijn keel en moest even op een bankje gaan zitten om op positieven te komen.
Hoewel dit noch het Zuid, noch de Zurenborgwijk, noch de studentenbuurt was, kon Tom een heleboel kennissen uit de menigte ontwaren. Daar liep Gent van Hooy, de zanger van een rivaliserende popband, die sinds kort erg in trek was bij meisjes van onder de vijftien. Hij droeg zijn roze pak met korte broek en hoog opgetrokken gele kousen. Daar liep de regisseur Jean Verdweylen, wiens films het sinds kort zeer goed doen bij vrouwen van boven de zestig. En daar had je Anja De Beukebeester, de modeontwerpster wiens kleren enkel door Gent van Hooy en Jean Verdweylen worden gedragen. Wat een wereldje toch. Maar voor Tom konden ze allemaal de pot op. Hij had wat beters te doen dan hypocriete conversaties met hen te voeren.
Het politiekantoor. Daar moest hij zijn. Hij deed er tien minuten over om de politietoren te bereiken. Omdat iedereen hem kende, kreeg hij meteen voorrang. Maar omdat Tom niet met een gewone agent wilde spreken, maar met de commissaris, die er op dat moment nog niet was, stond hij vijf minuten later weer op straat.
Wat moest hij nu aanvangen? Naar de rechter? Maar wat als zijn penis ondertussen Antwerpen al lang had verlaten? Maakte hij dan nog een schijn van kans om hem ooit terug te krijgen? Dan was hij de lul. Dan hing hij. Nee, hij moest gestopt worden en wel meteen. Het liefst schreef hij een opsporingsbericht om in de krant te laten verschijnen, of liet hij een filmpje maken om het op tv te laten komen. Hij was bekend, dus dit zou zeker effect hebben. Ze zouden hem op een schoteltje komen brengen. Met een strikje er rond.
Hij stapte in een taxi en beval de chauffeur hem naar de kantoren van de Gazet van Antwerpen te brengen. Toen de taxi echter niet snel genoeg ging, begon een gefrustreerde Tom met beide voeten tegen de achterkant van de bestuurderszetel te trappen terwijl hij hem luidkeels voor het rot van de straat uitschold. De taxichauffeur werd dit zo beu dat hij opeens op zijn rem ging staan, uitstapte, het portier opende en Tom op de straatstenen smeet. Onnozele paljas!, riep hij hem nog na.
Versuft bleef Tom even op de stenen van de Leien liggen. Daarna stond hij op en ging hij zijn tocht te voet verder. Daar deed hij toch wel geruime tijd over. Op zijn bestemming aangekomen, stormde hij de redactie binnen.
- De advertenties! Wie doet er hier de advertenties? Oh ja, goedemiddag iedereen, fijne zondagmiddag, en nog van die flauwekul. Wel, wie beantwoordt mijn vraag? Wie doet de advertenties?
- Goedemiddag, Tom, wat een verrassing. Jou zien we hier niet vaak. Waarmee kan ik je helpen?, zei de receptioniste met matte toon.
- Dat heb ik toch al gezegd, kalf! Ik zoek hier de persoon die verantwoordelijk is voor de advertenties. Ik wil mijn lul terug!
Hier schrok de receptioniste toch enigszins van. Snel nam ze de hoorn van de telefoon op, belde ze een intern nummer en vier minuten later stond Tom ongeduldig te trappelen voor de deur van het kantoor van de persoon die verantwoordelijk is voor de advertenties en die dus, zoals Tom dat al zo mooi wist uit te drukken, de advertenties doet.
Achter de deur was het ene silhouet druk iets aan het andere silhouet aan het uitleggen. Tom werd er horendol van. Hij had voorrang. Wat die man achter de deur ook te vertellen had, zijn geval was veel dringender. Met zware vuist sloeg Tom drie keer op de deur, waarna de man achter de deur plots ophield met zijn betoog. De andere man, diegene die de advertenties doet, opende de deur en keek Tom geërgerd aan.
- Zo meteen is het aan u, meneer, maar wilt u nog even wachten, ja?
- Maar het is dringend! Ik… ik ben Tom Verschaepen!
- Al was u Helga Zloti… Een welgemanierd mens blijft in de gang wachten tot hij aan de beurt is, en zeker op een zondag!, snauwde de man, waarna hij de deur weer sloot.
Tom moest nog zo’n tien minuten wachten tot hij aan de beurt was. Hij had al bijna al zijn nagels van zijn vingertoppen een kopje kleiner gemaakt.
- Nou, wat moet u, meneer Verschaepen? Vanwaar die haast?
- Het zijn smeerlappen, meneer, echte smeerlappen.
- Rustig maar. Gaat u zitten en vertelt u het hele verhaal.
- Maar ze moeten niet denken dat ik het hierbij zal laten, hoort ge me? Het water zit me tot hier! Tot hier!
- Allemaal goed en wel, meneer Verschaepen, maar ik kan hier kop noch staart aan…
- Staart!, riep Tom. Dat is het helemaal! Daar gaat het over! Mijn staart is weg!
- Uw… uw staart?
- Ach ja, ge weet wel wat ik bedoel. Mijn pik is ervandoor! Ik wou een advertentie in uw krant plaatsen, opdat de mensen die die klootzak toevallig tegen het lijf lopen, hem kunnen vangen en aan mij kunnen uitleveren, tegen een flinke beloning natuurlijk.
- En waarom precies is hij van u weggelopen?
- Hij moet naar me luisteren! Hij behoort mij toe. Mij en mij alleen. Hij is m’n knecht.
- Heeft u al eens de vakbond van meneer Mijnpik gepraat? Wat een vreemde naam trouwens. Is hij misschien met uw geld gaan lopen?
- Nee, niet Mijnpik. Mijn pik! Mijn penis. Mijn jongeheer. Mijn roede. Mijn staf. Mijn touw. Mijn lul. Mijn piemel. Mijn speer. Mijn sabel. Mijn saté. Snapt ge het nu?
- Maar hoe kan uw penis gewoon… weg zijn? Dat is toch onmogelijk?
- Hoe kan ik dat nu weten? Vanmorgen wilde ik hem op wat handwerk trakteren en weg was hij! Als een dief in de nacht verdwenen. Ik eis dat ge een advertentie in de krant zet. Zonder penis kan ik toch niets beginnen? Als mijn neus nu weg was, tot daaraan toe. Daar neuk ik geen grietjes mee, he. Dat zou ook erg zijn, maar bijlange niet zo erg als een ontwortelde piemel. Trouwens, daar komt dan nog eens bij dat ik vanavond met die knappe juriste heb afgesproken. Nee, ik zeg het u, dees loopt slecht af. Er moet iets gebeuren, en wel onmiddellijk.
- Wel…, begon de man, nu compleet verward.
- Ja?
- Dit kan ik echt niet doen.
- En waarom niet?, vroeg Tom dreigend.
- Ten eerste is het zondag en zijn wij normaal gezien niet open. Ik lijk wel gek! Ten tweede wil ik niet dat de Gazet van Antwerpen zijn goede naam verliest. Dat zie ik echt niet zitten. En dat gaat gebeuren als ik zo’n advertentie plaats. Let maar op mijn woorden. We krijgen al dagelijks allerhande klachten binnen van mensen die vinden dat er veel te veel onzin en roddels in de krant staan. En dan zou ik nu met een verhaal op de proppen komen dat Tom Verschaepen zijn penis kwijt is.
- Maar ik vertel toch geen leugens? Trouwens, ge moet er nu ook geen celebrity news van maken, he? Het is een advertentie, niet meer en niet minder.
- Maar het is een absurd verhaal!
- Maar het is de waarheid! Gelooft ge me soms niet? Wel, ik zal het u bewijzen, zei Tom, waarna hij zijn ceintuur begon los te trekken.
- Alstublieft, meneer, behoudt u uw fatsoen. Dit is een redactie, geen goor café waar u elke avond ongetwijfeld vertoeft.
Maar Tom stond al met zijn broek en onderbroek op zijn enkels. En de man keek en bleef keken, ja, bracht er zijn gezicht zelfs iets dichter bij.
- Dit is ongezien. U heeft nog gelijk ook. Dit… dit had ik echt niet gedacht. U heeft daar gewoon een gladde plek. Dat is ongelofelijk.
- Denkt ge nu nog dat ik lieg? Komaan, beste vriend, help mij toch. Dit moet echt in de krant komen. Heel Antwerpen moet me bij mijn speurtocht helpen.
- Ik wil u best helpen, meneer Verschaepen, zei de man, die nu oprecht medelijden leek te tonen. Maar ik zie echt niet in hoe. Ik ken wel een heel goed hoertje in het Schipperskwartier. Misschien zal zij uw smarten verlichten.
- Hoepel toch op met uw hoertjes, meneer, riep Tom kwaad. Of kruip er desnoods zelf op! Als ge dit het moment vindt om mij uit te lachen, denk dan maar snel iets anders. Of zijt ge blind en ziet ge niet dat ik nou net het orgaan mankeer om mee naar de hoertjes te kunnen gaan?
- Wel, ik kan uw probleem niet oplossen, meneer Verschaepen. En als u me nu wilt excuseren, er staat een dame in de gang te wachten.
De man opende de deur en duwde Tom gehaast naar buiten.
- Ah, mevrouw Zloti, komt u binnen. Alles naar wens? Wat kan ik voor u betekenen?, hoorde Tom de man nog zeggen.
Helga keek de vreemde vogel wat ongemakkelijk aan. Gelukkig had Tom tegen die tijd zijn broek al weer opgetrokken, anders zou ze nog een zenuwinzinking hebben gekregen. Dat speeltje waar ze drie jaar geleden zoveel plezier aan had gehad, was nu weg. Nee, het was haar geluk dat ze dat niet heeft moeten zien. Niemand hoeft het ooit te zien, want Tom was nu vastberadener dan ooit om zijn penis terug te vinden.
Deze keer nam Tom de tram naar de politietoren, maar ook deze ging niet snel genoeg. Toen hij eindelijk weer op het kantoor van de commissaris was aangekomen, maakte deze zich net klaar om te gaan lunchen.
- Nu nog lunchen? Is het daar niet te laat voor?, vroeg Tom.
- Het is zondag, dan lunchen de mensen altijd wat later. Zeker de mensen die moeten werken en niet, zoals gij, op hun luie krent nog een paar liedjes uit hun gitaar kunnen persen.
- Het is al goed, ik kom straks wel terug.
En weg was Tom.
Toen hij thuiskwam, begon het reeds te schemeren, en van al dat wandelen voelde Tom ook zijn twee andere benen niet meer, zo moe was hij. Alles in zijn huis zag er griezelig verlaten uit. Eerst twijfelde hij of hij nog een ei zou bakken, maar hij had er geen zin meer in. Hij snelde naar boven en liet zich op zijn bed vallen. Daar keek hij wat verdwaasd naar zijn met vochtplekken besmeurde plafond. Het zat hem diep. Heel diep. En uit die diepte kwam plots een straal speeksel zijn keel uit gespoten, die met een scherp geluid tegen het plafond aan spatte. Dit herhaalde hij enkele keren tot hij het beu was en de klodder spuug op het plafond – want hij had enkele keren dezelfde plek geraakt – zo groot werd dat het grootste deel ervan naar de bron terugkeerde. Alleen jammer dat zijn mond op dat moment dicht was.
- Walgelijk!, riep hij. Maar niet zo walgelijk als wat er in de onderste regionen van mijn lichaam is gebeurd. Waarom is dat toch met mij gebeurd? Waarom niet met een onbenullige prutszanger of een nietsbetekenende kladschilder? En waarom is mijn penis gewoon verdwenen? Waarom ben ik hem niet verloren bij het neuken? Dat zou nog eens een heldhaftige dood voor mijn penis zijn. Een oorlogswonde. Ze zouden me er een godverdomse medaille voor moeten geven. Maar nee. Hij is op eigen kracht gaan lopen. Hij heeft me in de steek gelaten. Na alles wat ik voor hem heb gedaan. Nee, het is al te onwaarschijnlijk. Ik ben moe. Ik heb te veel gezopen. Waarschijnlijk was het allemaal een nare droom. Een nachtmerrie in de meest verschrikkelijke vorm die we kennen. De variant die onze grootste angsten verdriedubbelen. Dat kan je wel zeggen. Nee, ik ben er zeker van dat ik het me allemaal heb ingebeeld. Het is gewoon te gek voor woorden. Ik ga nu m’n broek laten zakken en dan zal ik wel zien dat het allemaal inbeelding was, en dan kan ik toch nog met die juriste op stap!
Bij die woorden trok hij zijn broek en onderbroek voor de zoveelste keer die dag naar beneden, maar wat hij zag was even schrikwekkend als wat hij die ochtend had ontdekt. Niets! Er was helemaal niets! Hoe weerzinwekkend!
Hoe absurd ook. Je eigen penis verliezen terwijl je gewoon ligt te slapen. Iemand moest hem gestolen hebben. Of afgehakt. Nee, dat niet, want er waren geen sporen van een litteken. Met wie was hij het laatst naar bed geweest? Was het Rita? Nee. Claire? Ook niet, dat was vorige week. Aha! Het was Stefanie! Daar was hij zeker van.
Kwaad nam hij zijn laptop en plaatste hem op zijn schoot. Voor de eerste keer in zijn leven voelde dat nog prettig aan ook. Misschien had het toch nog zijn voordelen? Nadat hij zich had aangemeld, opende hij zijn mailbox, negeerde hij alle fanmail en begon hij een kwaad bericht naar Stefanie te sturen, toen plots de bel ging.
Tom vloekte, liet zijn laptop voor wat hij was en strompelde met zijn broek op de enkels de trap af. Voor hij de deur opende, dacht hij er gelukkig nog net aan om zijn broek op te trekken, al vroeg hij zich hierbij wel af wat dat eigenlijk nog uitmaakte.
- Goedeavond, meneer Verschaepen.
- Dag agent.
- Mag ik even binnenkomen?
- Natuurlijk, maar hou het kort, want ik ben met heel dringende zaken bezig.
- Was u toevallig uw penis verloren?
- Dat klopt!
- Hij is gevonden.
- Nee maar! Ongelofelijk!, riep Tom blij verrast. Even wist hij niet wat hij daarna moest zeggen en hoe hij zich moest gedragen. Maar blij, dat was hij in elk geval. Maar zijn vreugde ging toch gepaard met verbazing. Als verstomd geslagen keek hij de agent aan.
- U hoort me goed. Ik dacht vanmorgen, laat ik eens langs de Schelde gaan wandelen, zo op het Zuiderterras, daar is het altijd gezellig, en…
- Kom, beste man, ter zake, wuifde Tom ongeduldig het verhaal van de agent weg.
- Wel, om een lang verhaal kort te maken, we hebben hem net op tijd kunnen arresteren. Hij wou juist de plaat poetsen.
- Ik wist het! Ik wist dat hij Antwerpen zou verlaten.
- U heeft heel veel geluk gehad, meneer Verschaepen. Hij zat al op de trein naar Oostende, van waaruit hij wellicht de ferry naar Engeland zou nemen.
- Maar er is helemaal geen ferry van Oostende naar Engeland.
- Niets is wat het lijkt, meneer Verschaepen.
- En wat heeft dat met de Schelde en het Zuiderterras te maken?
- Dat lijkt me evident. De Schelde mondt uit in de Noordzee.
- Akkoord, akkoord, gaf Tom ongeduldig toe. En hoe heeft u hem herkend?
- Wel, dat is net het gekke. Ik dacht eerst dat hij een gewone man was! Zo’n moderne hippie, u kent dat wel. Ik moest toch twee keer kijken hoor. Gelukkig zag ik nog net op tijd dat die persoon helemaal geen man was, helemaal geen persoon was, geen individu, en al helemaal geen moderne hippie, maar een penis! Ik wist niet wat ik zag, maar moest wel ogenblikkelijk aan uw advertentie denken.
- Mijn advertentie?
- Ja, die in de Gazet van Antwerpen. Al wist ik natuurlijk ook van uw verlies dankzij de commissaris, die een opsporingsbericht had verspreid onder alle agenten in Antwerpen. Gelukkig dat ik weet dat twee en twee vier is en dat ik hem sneller herkende dan me lief was. En toen heb ik hem maar ingerekend.
- En waar is mijn penis dan? Ik wil hem onmiddellijk spreken.
- Meneer Verschaepen, wat u in uw vrije tijd met uw penis doet, dat gaat mij niet aan. U kan er tegen spreken, maar ik zou eerst en vooral zorgen dat hij weer tussen uw twee benen prijkt. Maar om het u gemakkelijk te maken, heb ik uw penis meegebracht.
- Laat hem zien! Ik wil mijn penis zien!
- Een ogenblik, zei de agent, terwijl hij vlijtig in zijn zak tastte. Trouwens, wilt u weten wie er medeplichtig was aan de hele zaak?
- Stefanie?
- Wie?
- Stefanie!
- Nee, geen vrouw. Niet Stefanie. Maar een man!
- Een man?
- Karel De Smetschouwer, uw uroloog. Ook de mijne trouwens. Vindt u niet dat hij net iets te hard snokt aan…
- Goed goed. Even ter zake. Karel zou mijn penis hebben gestolen?
- U bedoelt zeker Raf?
- Natuurlijk… Raf…
- Ja, maar ik heb ook hem kunnen inrekenen. Dat wou ik u daarnet al vertellen. Ik heb hem altijd al een rare man gevonden. En u ziet nu dat ik gelijk had! Een schurk, dat is hij! Ik moet u wel waarschuwen dat uw penis niet helemaal intact is.
- Hoezo?
Ondertussen had de agent zijn hand uit zijn broekzak gehaald en Toms penis tevoorschijn gehaald, gewikkeld in een smerige vod.
- Dat is hem! Ik herken hem! Beste meneer de agent, ge maakt mij zo gelukkig. Ik open gelijk een fles whisky en we drinken er ene op!
- Nee, dank u, ik heb nog steeds dienst, maar blij u alvast déze dienst te hebben kunnen bewijzen, meneer Verschaepen. Trouwens, ik moet straks nog even langs mijn arm moedertje. En daar kan ik toch niet zo zat als een kanon aankomen? Dat zijn geen manieren. Ze is trouwens weer hervallen en het gaat heel slecht met haar. Nochtans ging het een maand geleden weer stukken beter. Ellen en ik maar hopen, maar dat was dus voor niets. Maar ach, ze komt er wel door. Ze is een taaie, weet u, mijn moeder. Ze heeft al zoveel meegemaakt in haar leven. Het is ongelofelijk. Eerst zag ze…
- Meneer de agent, onderbrak Tom hem ongeduldig, ik kén uw moeder niet. En die Ellen ken ik ook niet, maar ik heb het gevoel dat ik haar wel beter wil leren kennen. Zeker nu ik…
- Ellen is mijn zus, meneer Verschaepen. Maar goed, ik stap maar eens op. Veel plezier met uw penis.
- Hetzelfde!
Na het vertrek van de agent, bleef Tom nog een kwartier totaal versuft en in de war, met zijn penis in de hand, voor de deur staan. Hij bekeek hem nog eens goed.
- Geen twijfel mogelijk. Dit is mijn penis. Ik herken hem aan die grote talgklier onderaan de voorhuid. Geweldig!
Tom moest bijna lachen. Zelden was hij zo tevreden geweest. Helaas duren mooie liedjes niet lang en komt er ook aan blijdschap spoedig een einde, zeker bij Tom Verschaepen. Net zoals bij een glas bier in de hand van een schipper blijft er van zijn euforie al gauw niets meer over. Tom was namelijk beginnen nadenken. Hier stond hij dan wel met zijn lul in zijn hand, maar daarmee was de kous nog lang niet af.
Akkoord, hij kon zijn middelste been weer tussen de twee andere plaatsen, maar wie kon hem ervan verzekeren dat hij er niet af zou vallen? Een koude rilling liep door zijn lijf. Zijn problemen waren nog lang niet over en dat besefte hij nu pas ten volle.
Met bevende handen bracht hij het lichaamsdeel traag naar zijn onderbuik en wat hij vreesde, bleek volstrekt terecht! De piemel bleef niet zitten! Zelfs toen hij er de onderkant van in zijn mond stak, om het warm te maken, gebeurde er niets toen hij het ding weer tegen zijn gladde plek aan drukte.
- Komaan, kloothommel! Blijven zitten, zeg ik u! Ik wil die juriste neuken!
De penis vertikte het te blijven hangen en viel met een luide klap op de grond.
- Ik geef het op, zuchtte Tom diep. Ik heb verloren en dat moet ik onder ogen durven te komen. Ik zal ermee moeten leren leven.
Hij probeerde toch nog enkele keren, maar steeds tevergeefs. Tijd om de dokter op te bellen. Die zou wel raad weten. Deze kwam ogenblikkelijk.
- Excuseert u mij, beste meneer Verschaepen, maar dit is een zaak voor een specialist, zei de dokter nadat Tom hem het hele relaas had gedaan.
- Maar dien zit nu in de gevangenis omdat hij mijn penis heeft gestolen!, riep Tom ten einde raad.
- Al goed, al goed. U bent uw penis vanmorgen verloren? Ik ben blij dat u hem al terug heeft gevonden.
- Dat haalt helemaal niets uit want hij wil niet blijven zitten.
- Laat mij eens kijken.
Hierop opende de dokter Toms benen, waarna hij zeven keer met draaiende handbeweging over Toms gladde plek wreef en vervolgens zachtjes in diens penis kneep. Hier had Tom niet op gerekend en hij viel achterop, met zijn hoofd tegen de muur.
- Miljaar! Waar was dat nu voor nodig?, riep hij kwaad.
- Hmm, interessant, zei de dokter, terwijl hij weer recht stond, maar ik vrees dat ik u niet kan helpen. Ik zou het gewoon zo laten, meneer Verschaepen. Ja, dat lijkt me echt nog wel het beste.
- Het beste? Het beste?! Het beste zou zijn dat u mij geneest, dokter! Komaan he zeg, dokter, ik heb een afspraak met een juriste!
- Juridische problemen, meneer Verschaepen?
- Nee, ik wil haar in bed krijgen, en alles zag ernaar uit dat dit ook ging lukken, tot bleek dat ik geen penis meer had! Alstublieft, dokter, ge moet mij gewoon helpen! Al blijft hij niet voor de volle honderd procent op zijn plaats zitten en moet ik hem af en toe wat met mijn hand in mijn broek ondersteunen, al is hij een beetje naar links of een beetje naar rechts opgeschoven, het maakt niet uit, maar ik wil hem terug, en wel nu meteen! Ik zal u er de volledige opbrengst van de nieuwe plaat voor geven.
- Ten eerste zou ik daar niet rijk van worden, meneer Verschaepen. En ten tweede probeer ik nooit bewust geld te slaan uit de behandeling van mijn patiënten. Zo ben ik niet. Zo is geen enkele dokter trouwens. Mocht ik nu doen wat u me vroeg, dan zou het er echt veel slechter uitzien, neem dat maar van mij aan. Wacht gewoon tot het weer genezen is?
- Genezen? Bedoelt ge dat hij terug zal groeien? Als de afgebroken staart van een salamander?
- Een hagedis, meneer Verschaepen, een hagedis kan z’n staart weer laten aangroeien.
- Maakt niet uit.
- Oh, jawel, meneer Verschaepen, dat maakt wel uit. Een salamander zou hier veel minder…
- Terzake, dokter!
- Wel, meneer Verschaepen, ik zou uw onderbuik zo vaak mogelijk met koud water wassen. Wat uw penis betreft, wel, die zou ik op sterk water laten zetten, dan kunt u daar nog geld uit slaan ook. Van een curiositeit gesproken. Kijk, ik wil hem zelfs van u overkopen, maar dan enkel en alleen als u er niet al te veel voor vraagt.
- Mijn huis uit.
- Ik wil u alleen maar helpen, meneer Verschaepen.
- Dat zie ik en dat kan me geen barst meer schelen. Buiten!
Toen de dokter zijn woonst had verlaten, liet Tom zich wanhopig op zijn bed vallen. Hij wilde alleen nog maar slapen…
De volgende dag stond het hele voorval in alle kranten. Het was te horen op de radio en te zien op televisie. Bovendien werd er sterk overdreven, zoals zo vaak gebeurt bij de pers. Zo verschenen er nieuwsberichten over de wandeling die Toms penis zou hebben gemaakt op de Meir, waardoor er zich maandagmiddag plots wel héél veel volk op de Meir verzamelde, allemaal in de hoop om een glimp op te vangen van het flanerende geslachtsorgaan. Toen een maatschappelijk televisieprogramma de kijkers wijsmaakte dat de penis in de stadsfeestzaal was gespot, moest de politie zelfs oprukken om de doorgang vrij te maken, die door uitzinnige fans werd geblokkeerd. Fans van wie? Fans van Tom of van diens penis?
Er werden kraampjes op de Meir gezet waar allerhande merchandise werd verkocht. Balpennen in de vorm van een aangeklede penis, koffiekopjes, mousepads, t-shirts, zonnebrillen, drinkbussen, allemaal met de afbeelding van de beroemde penis. Er werd grof geld gemaakt dankzij Toms groot verlies.
Er ontstonden sceptische bewegingen die de hele gekte maar niets vonden en niet geloofden aan het hele verhaal van de zoek geraakte penis. Op het internet ontstonden forums waar felle discussies jonge intellectuelen dagen aan een stuk achter het computerscherm gekluisterd hielden. Op tv verscheen er zowel een reality-programma als een soap over het leven van de penis.
Toen plots werd gemeld dat de penis zich nooit op de Meir had bevonden en veel zuidelijker, in het Nachtegalenpark aan het picknicken was – en dat hij zich eigenlijk altijd al daar had schuilgehouden – verhuisde de hele massa zich naar Wilrijk, allemaal om het met hun eigen ogen te kunnen zien. Een juffrouw van het lagere onderwijs had een open brief naar het stadsbestuur geschreven om te vragen of ze niet met haar hele klas op excursie mocht gaan naar het Nachtegalenpark, omdat ze vond dat de penis toch zo’n interessant figuur was dat haar kinderen hem zeker zouden moeten zien, misschien zelfs een praatje met hem slaan. Het zou in elk geval een erg leerzame ervaring voor hen zijn, zo besloot ze.
Stadsvertellingen, legendes, mythes begonnen zich rond de penis te creëren en na al die tijd begon het zo boven het hoofd van Tom, boven het hoofd van iedereen, te groeien, dat er helemaal niets meer aan te begrijpen viel. Bloggers schreven satirische teksten over hoe dwaas het was dat bijna iedereen in dit land zich zo in de luren liet leggen door het meest onwaarschijnlijke verhaal dat ze ooit hadden gehoord. Eén intellectueel dreef het zelfs zo ver dat zij de hele regering aanklaagde, omdat deze niet eens een einde kon maken aan al die uit de hand gelopen pietpraat. Sommige mensen betrekken nu eenmaal de regering bij alles wat er misgaat in dit land. Zelfs hun problemen met de vrouwen en met hun werknemers zouden ze nog op de regering steken, hoe verzinnen ze het? De enige mogelijke oplossing die ik zie, is dat… Maar daar was die mist weer, die onafwendbaar weer kwam opzetten en er ook deze keer voor zorgde dat niets van wat er daarna nog gebeurde nu nog bekend is.
De dwaasheden zijn deze wereld nog lang niet uit. Je vraagt je soms af hoe ze het verzinnen. Neem nu die penis bijvoorbeeld. Nadat deze was weggelopen en in de stad voor heel wat gedoe had gezorgd, bleek die ’s anderendaags weer gewoon op de gebruikelijke plek te zitten, alsof er helemaal niets aan de hand was. Geen millimeter van plaats veranderd. Op de ochtend van 6 juni[1] liet Tom Verschaepen zijn pyjamabroek op de enkels zakken, enkel en alleen om te ontdekken dat hij zijn geslachtsdeel weer terug had! Hoera!
Van puur geluk danste Tom door zijn slaapkamer, de broek nog steeds op de enkels. Af en toe keek hij eens naar beneden, naar dat wild in het rond flapperende lichaamsdeel dat hij toch zo gemist had. Inderdaad, het was er nog steeds! En een halve minuut later was het er ook nog!
Wanneer plots de bel ging, trok Tom vlug zijn broek weer op en strompelde hij met tegenzin – maar beter gezind dan anders – naar de voordeur. Het was Karel De Smetschouwer, die tot achter zijn oren bloosde van schaamte. Als een geslagen hond stond hij daar en het leek wel, alsof hij elk ogenblik in tranen zou uitbarsten en Tom om vergiffenis zou smeken. Bleek dat hij zijn diensten kwam aanbieden. Gratis natuurlijk.
- Ge hebt toch schoon pollen, he?, vroeg Tom, terwijl deze zijn uroloog wantrouwend aankeek.
- Natuurlijk, stamelde Raf.
- Zijt ge zeker?
- Ja, ja.
- Leugenaar! Kom, begint er maar aan.
Tom ging op tafel zitten en liet zijn pyjamabroek zakken. Karel zette zich op een kruk en begon het beruchte lichaamsdeel grondig te bestuderen, waarna hij het met beide handen vastgreep en er eens aan trok.
- Oppassen, he makker!, waarschuwde Tom hem.
- Hmm, die talgklier hier moet ik absoluut behandelen, besloot de uroloog.
- Is’t erg?
- Bijlange niet zo erg als wanneer uw penis de benen heeft genomen. Ik zal u iets tegen de ontsteking voorschrijven.
Tom nam hiermee genoegen en liet Karel uit, die zich snel uit de voeten maakte. Hij lachte naar zichzelf in de spiegel. Hij ging een stralende dag tegemoet. Hij wandelde opgewekt de Dageraadplaats over en zette zich op het terras van De Moeskop, waar hij een bolleke bestelde. Na enkele smakelijke slokken tastte hij nog eens in zijn broek. Jep, alles nog intact. Hij keek eens rond naar de andere kunstenaars en muzikanten op het terras. Iedereen keek hem met respect aan en zowat elke jonge vrouw glimlachte suggestief naar hem. Het beste bewijs dat hij echt weer de oude was!
Een halfuur later zat hij al op de tram naar het Justitiepaleis, waar hij zijn schone juriste hoopte tegen het lijf te lopen. Net voor de tram aan de bewuste halte kwam, greep Tom nog eens naar zijn penis. Hij zat er nog. De mensen mochten hem dan wel wat eigenaardig aankijken wanneer hij dit om de twintig seconden deed, het kon Tom niets schelen en er was zelfs geen spoor van schaamte of verontschuldiging in zijn stem te ontwaren toen hij prevelde dat zijn zwaar geschut nog steeds op zijn plaats zat.
In de omgekeerde frietzak liep hij de juriste al snel tegen het lijf. Deze bloosde aanzienlijk, maar dat was niet enkel omdat zij na lange tijd nog eens de eer had om Tom Ver-fucking-schaepen te kunnen aanschouwen, maar vooral ook omdat deze zijn dynamo al uit de broek had gehaald en er, nogal ongepast in een gerechtsgebouw, voortdurend in het rond mee zwierde.
- Kijk eens!, riep hij opgetogen. Kijk eens! Ik heb hem weer. Mijne piemel is terug van lang weggeweest. Watch out, wijven!
En toen verdween hij, en de juriste zag hem nooit meer terug. De man was enkel nog op de Meir terug te vinden, waar hij volledig in zijn nopjes flaneerde, genietend van elke vrouwelijke blik die de zijne kruiste, maar die hij nooit ofte nimmer beantwoordde. Zijn arrogantie was volledig terug, en zo had hij het graag. Hij was de man, en hij gedroeg zich ook zo, alsof zijn zelfingenomenheid nooit maar een moment had gewankeld, alsof er helemaal niets gebeurd was.
Deze ongelofelijke geschiedenis heeft zich dus in deze noordelijke stad van ons piepkleine landje afgespeeld, en het valt ons nu pas op hoe weinig geloofwaardig het hele verhaal wel niet is, hoe weinig het eigenlijk steek houdt. Afgezien van het feit dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat een penis plots verdwijnt om daar weer overal plots op te duiken, is het ook wel erg eigenaardig dat Tom echt geloofde dat hij zijn geslachtsdeel door middel van een advertentie zou terug kunnen vinden. Het idee alleen al! Niet dat de mensen dat niet zouden lezen en hem niet in zijn zoektocht zouden helpen, zo weinig vertrouwen heb ik nu ook weer niet in de mensheid. Maar het is gewoon absurd om een advertentie te schrijven over een zoekgeraakte penis. Dat past toch helemaal niet? Tom Verschaepen is nu niet de meest fatsoenlijke burger van Antwerpen, maar dit was werkelijk ongehoord. Maar er is nog meer. Hoe kwam die piemel eigenlijk in de keuken van Karel en Ann terecht? Want daar is het allemaal mee begonnen. Welke rol heeft Karel daar eigenlijk in gespeeld? Het is een raadsel, een onoplosbaar mysterie, en ik wil er eigenlijk mijn hoofd niet verder over breken. Dat gaat werkelijk mijn petje te boven, weet je. Maar het allervreemdste is ongetwijfeld hoe schrijvers in hemelsnaam zulke belachelijke onderwerpen kunnen kiezen. Onbegrijpelijk gewoon. En ook wel een beetje walgelijk. Net of de literatuur, of de stad Antwerpen, hier ook maar iets beter van wordt. Ik ben er nog niet echt uit wat ik van dit verhaal moet denken, maar misschien is dat ook maar het beste.
Maar hoe absurd en belachelijk je dit verhaal wel niet vindt, als je goed nadenkt – en ik ben er zeker van dat je dat wel zou lukken – dan begrijp je wel dat er wel iets van waarheid in dit verhaal steekt. Of misschien niet perse waarheid, maar dan zeker toch een vorm van… van… van inhoud. Er zit iéts in dit verhaal dat… dat… Nu ja, een grond van… Het is gewoon… Zulke dingen als hierboven beschreven zijn… zulke dingen gebeuren nu eenmaal. Niet vaak natuurlijk, dat geef ik grif toe. En het zou ook maar erg zijn mochten zulke geschiedenissen zich elke dag meerdere keren afspelen, maar toch, het is niet dat de schrijver dit verhaal volledig uit zijn duim heeft gezogen. Wie dat inziet, is een wijs man… of heeft Gogol gelezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten