vrijdag 1 oktober 2021

Albanië, 16 september - 1 oktober 2021, deel 1

Albanië
16 september - 1 oktober 2021
 
Deel 1: Bunkers en burchten

Op 15 maart 2020 kwam er vroegtijdig een eind aan mijn reis doorheen de zuidelijke Balkan. Ohrid en Albanië bezoeken lukte niet meer. Daar stak een virus een stokje voor. Anderhalf jaar later stijgen de cijfers opnieuw, ook in Albanië. Vroeg in de ochtend nemen Teutë en ik het vliegtuig naar dit intrigerende en vrij ongerepte land, in de hoop er de volle twee weken zonder veel zorgen te kunnen vertoeven. De avondklok (23u!) nemen we er dan maar bij. Vier dagen Italië hadden mijn honger naar zon, zee en bergen eerder deze zomer al aangescherpt. Albanië heeft van alle drie meer dan genoeg.

Bestemming Tirana, de Albanese hoofdstad, ons baken van beschaving die we verschillende keren als uitvalsbasis zullen gebruiken, om het Illyrische land in alle windrichtingen te verkennen. Deze stad in aanbouw schikt zich rond het Skanderbergplein. In Prishtina viel ook al op hoe geliefd deze verzetsheld tegen de Ottomaanse bezetter is bij de Albanese bevolking. Sommige Albanezen dragen letterlijk tattoeages van zijn stoere tronie. Veel van mijn citytrips beginnen bij een ruitersstandbeeld, altijd een man, vaak de vader van de natie. Het reusachtige plein oogt modern maar ook heel groen. Heel trots is men op de fraaie 18e-eeuwse moskee met klokkentoren, het symbool van de stad. Tirana kreunt onder de bouwwoede, maar de splinternieuwe 4Evergreen-toren, van Italiaanse makelij, is meer dan geslaagd, en ondertussen dé blikvanger van dit nogal eclectische maar bijzonder geslaagde plein. We zijn al goed begonnen.

De gevreesde dictator Enver Hoxha was zo paranoïde dat hij in gans het land 175000 overkoepelde betonnen bunkers liet bouwen, want - zo was zijn grote vrees - de grootmachten konden elk moment binnenvallen. Bunk'Art 2 is nu omgevormd tot een interactief museum dat vertelt over de fascistische en communistische periodes, de hongersnood, de spionage, de folteringen, het schrikbewind van de veiligheidsdienst Sigurimi. Om heel triest van te worden. Op de oever van de Lana wordt Hoxha's afschuwelijke piramide gerenoveerd. In de hippe buurt Blloku vinden we zijn woonhuis terug. We zoeken verkoeling in de cocktails van de Radio Bar, een café met origineel interieur dat een van onze favorieten zal worden.


In de best lelijke moderne kathedraal horen we een gids zijn groep van dertig toeristen uitleg geven... in het West-Vlaams. Er vlak naast zit nog zo'n mastodont van een gebedshuis. De Namazga-moskee telt maar liefst vier minaretten en is de grootste van de Balkan. En dan is er nog de tombe van Pasja Kapplan Toptani, waar de moderne architectuur van de TID-toren op meesterlijke manier mee in dialoog gaat. Oud en nieuw gaan hand in hand in deze intrigerende stad, deze aangename metropool met talrijke parken, waar we op deze snikhete dag af en toe gretig toevlucht zoeken. En 's avonds zijn er de cafés, zoals die jazzbar vlakbij ons hotel, helemaal in het teken van Hemingway. Quel hommage! De raki brandt en we zijn al zo ongeveer veertig uur wakker.
We maken er ineens twee dagen Tirana van. Terwijl Teutë het rustigaan doet, ga ik na een lange nachtrust de stad in. Koffie en burek. In het Nationaal Historisch Museum wandel ik langs eeuwenoude getuigen van de Albanese geschiedenis: Illyrische kunst, Griekse vazen, Romeinse sculpturen en mozaïeken, Byzantijnse iconen, hellebaarden uit de tijd van Skanderberg, pistolen uit de Balkanoorlogen. Het communistische paviljoen is hartverscheurend, met ettelijke horrorverhalen van de slachtoffers van Hoxha's terreurbewind. Echter... "Niets kan de hemel doen rotten", zo schreef de Albanese dichter Visar Zhiti, tijdens zijn verblijf van tien jaar in een strafkamp. Langs weerszijden van de noordelijke boulevard bevind ik me in een erg armoedige wijk, vol bouwvallige barakken. Een locomotief herinnert voorbijgangers eraan dat hier vroeger het treinstation zat.
Ik ontmoet Teutë op het Skanderbergplein en samen trekken we naar het  grote park in het zuiden. Aan het kunstmatige meer spotten we een ijsvogel. We bezoeken het House of Leaves, het voormalige hoofdkwartier van de Sigurimi, waar we leren over de afluisterpraktijken en folteringen onder Hoxha. In de lugubere smalle gangen wordt de communistische gruwel haast tastbaar. Toch even bekomen in cocktailbar Nouvelle Vague. Hier in Blloku slaan we ineens ons kamp op voor de rest van de namiddag en avond. Genoeg uitstekende cafés en restaurants voor ons voorlopig laatste avondje in Tirana.
We verlaten de hoofdstad via havenstad Durrës, ongezellige bouwwerf aan de Adriatische Zee. Vervolgens rijdt de bus zuidwaarts, weer het binnenland in. Daar wacht Berat, de 'witte stad'. De citadel valt meteen op, bovenop een overhangende rots over de rivier Osum, die we nog van heel dichtbij zullen leren kennen. Op beide oevers vind je schilderachtige wijkjes. Van op het terras in ons hotel in Gorica hebben we een mooi uitzicht over de witte stad en de berg Tomorr. We steken de brug over naar Mangalem en bekijken enkele Ottomaanse huizen en versierde moskeeën aan de voet van de citadelrots. Een stenen steegje meandert de met wijngaarden bevruchte helling op. De klim naar een oud orthodox kerkje is moordend bij deze hitte. Het is een kleine bedevaart, ook voor de twee Griekse priesters, die kort in het kerkje komen bidden. De conciërge giet een fles water over me uit, een welkome verfrissing.
Nog een tandje bijsteken voor de klim naar het kala, de ommuurde stad, de citadel. Op de zuidelijke toren staat nog in het groot 'ENVER' geschreven. Het panorama wordt steeds spectaculairder. Het 12e-eeuwse complex oogt haast als een openluchtmuseum, met als blikvangers de stadspoorten, kasteelruïne, middeleeuwse kerkjes en een wapendepot. Straathonden zoeken verkoeling in de schaduw van de stenen huisjes. Een bord traditioneel eten zou er nu wel in gaan. Genoeg authentieke barretjes in de eeuwenoude straatjes van deze historische site.
Die Tiranese pils op een van de vele terrasjes van de Bulevardi Republika in Mangalem, hebben we wel verdiend. Honderden musjes tsjilpen alsof hun leven ervan afhangt, de kakafonie is haast niet te verdragen. Na avondval nemen de beats het over. Hier moet je zijn op zaterdagavond in Berat. En nog een laatste tip: restaurant Lili biedt een eenvoudige, traditionele keuken aan. Lili, heer des huizes, is een spring-in-'t-veld met de energie van Peter Holvoet maal tien. Zijn onafscheidelijke sidekicks zijn een zwarte kat en een witte hond. Lili onthoudt de namen van elke reservatie en kent altijd wel een paar woorden van je taal. Toen ik naar het toilet ging, lag Bianco de hond in de badkuip. Ongelooflijke plek. We stappen er met volle maag en dronken kop naar buiten, net voorbij de avondklok. Niet dat die in Albanië al te serieus wordt genomen.
We blijven langer in Berat dan gepland. Zondag gaan we op excursie naar de Osumvallei. Het busje passeert de heilige berg Tomorr en zigzagt doorheen het Berati-landschap, bekend omwille van de huisgemaakte olijfolie en raki. De gids vertelt dat iedereen in Berat wel iemand kent... In het saaie bergstadje Poliçan lieten de communisten een wapenfabriek bouwen. Deze is niet meer in gebruik, maar in Afrika worden nog steeds conflicten uitgevochten met Albanese AK-47's... We rijden verder langs het vrij monotone landschap, de Osum meandert mee in de diepte. Bij Corovodë, gelegen aan een verbluffende canyon, bezoeken we een tekke van de bektashi-orde, beginpunt van een belangrijke pelgrimstocht voor soeffisten, een tak van de islam.
Onder het onverschillige oog van een geitenkudde, bewaakt door drie herdershonden, nemen we een duik in het koude water. Zwemmen in een onwaarschijnlijk mooi decor. Het water in de afgelegen waterval die we na de lunch bezoeken, is nog kouder. Het is een klein beetje sterven. Daarna zitten we met z'n zeven op een rots te zwijgen. We laten het geklater van de waterval onze oren vullen. Een kwartier lang is het alles wat er is. Op de terugweg naar het busje kruisen we het pad van een landschildpad. We zijn terug in Berat bij valavond, net op tijd voor het mussenconcert. In een romantisch restaurant dat uitkijkt over een sfeervol verlicht Mangalem komt een kattenfamilie aan onze tafel bedelen. Het zal de rode draad worden doorheen onze Albanese diners. Een tjiktjak heeft zich in onze hotelkamer verschanst.
Ochtendgebed. Wekker. Veel te vroeg. Ontbijtpakket. De eerste zonnestralen op de citadel. Mussen in rep en roer. En het is een lange busrit - samengepakt, geen mondmaskers, onverharde wegen - naar onze volgende bestemming in Zuid-Albanië. Gjirokastër is alweer een historische stad bovenop een steile rots. Vele malen viel de stad van steen in Griekse handen, met een Ottomaans intermezzo van vijf eeuwen, en ook vandaag wonen er nog heel wat Griekse gezinnen. Gjirokastër betekent 'Zilveren Kasteel', maar kreeg ook de bijnaam 'grijze stad'. Het is de geboorteplaats van Enver Hoxha en Ismail Kadare. We volgen de vallei van de Drino, omgeven door fotogenieke bergen, en arriveren in een lelijke benedenstad. Het historisch centrum bereiken we na een zware klim met al onze bagage op de rug, en we worden er meteen verliefd op; met name op de kleurrijke straatjes van de bazaar, die allemaal samenkomen op een kruispunt dat de nek van de bazaar wordt genoemd. Heerlijk om met een koffie in een bar te gaan zitten en de bedrijvigheid bij de winkels en werkplekken te observeren.
Bij de 'witte obelisk' is het uitzicht op de kasteelheuvel, de grijze stad en de omliggende bergen magnifiek. Voor een rondwandeling door het centrum kun je maar beter je kuiten insmeren. Moeilijk begaanbare steegjes voeren van het ene imposante Ottomaanse huis naar het andere. Gjirokastër lijkt in niets op de meeste steden die ik ken... en dat maakt het stadje net zo intrigerend. De echte klim is die naar het kasteel. Ali Pasja nam het in de 19e eeuw onder handen en veranderde het drastisch, onder meer door toevoeging van de iconische klokkentoren. Het Zilveren Kasteel was een van de meest beruchte gevangenissen van de communistische dictatuur. Naast een uitgebreide verzameling zwaar geschut herinnert ook een partizanenbeeld aan de vreselijke strijd tegen het Italiaanse fascisme, een heldendaad die een nieuw monster creëerde, genaamd Enver Hoxha. Je kan blijven dwalen door de kasteelruïne en door de geschiedenis.
Op m'n eentje trek ik hoger de wijk Danuvat in, tot zelfs het kasteel, ver beneden, in m'n broekzak zou passen. Tekkes, moskeeën, bunkers, een geitenkudde, en vooral veel vuilnis her en der verspreid in de kronkelsteegjes. Hier komt de vuilniswagen niet, het is te steil. Ik kom uit bij de achterkant van het kala, en een tunnel brengt me weer naar de bazaar. Torenvalken glijden en raven zeilen hoog boven het Zilveren Kasteel terwijl de zon achter de bergen kruipt.
Alweer onderweg. Over bergen met prettig kleurenpalet. Geitenhoeders, orthodoxe kerkjes, velden vol valken. Verder zuidwaarts naar Sarandë, berg- én kuststadje aan de Ionische Zee. We zitten hier aan de Albanese Riviera. Bezienswaardig is de ruïne van een 5e-eeuwse synagoge. We worden op een volgepakte lijnbus gepropt, een afdanker van het Duitse openbaar vervoer, die ons via de kust en het Meer van Butrint naar Ksamil brengt. Voor het gezellige strand liggen enkele kleine eilanden en amper 2 km verderop het Griekse eiland Korfoe. We zouden de eerste dag van de herfst niet zomerser kunnen inzetten. Strooien parasol, ligstoel, smoothie. Zwemmen in de azuurblauwe zee.
We huren een bootje met pedalen in de vorm van een autootje en varen naar de drie eilandjes van Ksamil. Vreemd genoeg huppelen er enkele konijnen rond tussen de lege bierflesjes. Misschien waren hun Griekse of Albanese baasjes hen beu. De strandjes en bars zijn halfvol, er heerst een gezellige maar geen grote drukte. Ksamil is nog niet verpest door het massatoerisme of malafide vastgoedmagnaten. Teutë merkt op dat er toch gevoelig meer toeristen hun weg naar Zuid-Albanië hebben gevonden dan pakweg vijf jaar geleden, zelfs nu midden in een pandemie. Blur en New Order bonken door de boxen van de cocktailbar en wij weten weer wat vakantie is.
Voor we het zuiden verlaten, bezoeken we de volgende ochtend de archeologische site van Butrint, middenin een groot meer in het uiterste zuiden van Albanië. Hier stichtte Julius Caesar een kolonie, en eeuwen later werd het overgenomen door de Venetianen. Uit deze periode dateren de kastelen en wachttorens. Van de Romeinse periode getuigen nog een forum, een theater, enkele heiligdommen, stadspoorten, villa's... Er zijn ook Byzantijnse ruïnes te bezichtigen, zoals die van een vroegchristelijke basiliek. Het geheel ligt in een vredig natuurgebied, een ideale omgeving om tot rust te komen. In een Venetiaans kasteel, dat uitkijkt over de Vrinavlakte, vinden we enkele beelden van Romeinse keizers en andere voorwerpen uit die tijd. We houden van deze idyllische oase die onderaan Albanië bungelt. Het is tijd om het prachtige zuiden de rug toe te keren en, met honderden kilometers voor de boeg, koers te zetten naar de hoofdstad. Het noorden en het oosten zijn aan de beurt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten