LIVERCOOL
Het is nog ochtend wanneer ik, na een haast slapeloze nacht en een urenlange ochtendwandeling doorheen Manchester, de trein neem naar Liverpool. Dit is de stad van het onverstaanbare Scouse-dialect, van de Merseyside scene, aangevoerd door de bekendste popgroep ooit, The Beatles.
Bij aankomst ga ik onmiddellijk schuilen tussen de Griekse zuilen van Saint George's Hall. Dit voormalige concertgebouw annex gevangenis is alleen al omwille van zijn omvang indrukwekkend. In deze opmerkelijke combo uit de 19e eeuw bezoek ik dus zowel cellen als een prachtige concertzaal (dat orgel!). Wilde stemmingswisselingen. Heel leuk is The Entry Of Christ Into Liverpool, Adrian Henri's hommage aan James Ensor. Long live socialism indeed. Dit unieke bouwwerk is mijn eerste kennismaking met Liverpool. En nu weer de stortregen in.
Mijn volgende stop is Mathew Street, de 'geboorteplaats van The Beatles. 'She's So Heavy' klinkt luid door boxen terwijl ik het allemaal in mij opneem: de vele bars, beelden, fresco's, souvenirwinkeltjes, allemaal in het teken van The Fab Four. Beatlemania! A bit much? Uiteraard, maar als één band zo'n eerbetoon verdient, dan zijn het wel The Beatles.
De legendarische The Cavern Club, waar de heren in hun beginjaren zo vaak optraden, is vlak ernaast heropgebouwd. Een grote foto toont de plek van de oorspronkelijke ingang. (Dit is een muzikale hoogdag na eerder deze morgen aan The Boardwalk in Manchester te staan.) In de kelder speelt Tim Shaw covers. Er is geen vierkante centimeter muur die niet door bezoekers is beklad met namen en datums, best impressionant. Iemand uit het publiek mag het podium op en zingt happy birthday in het Welsh voor haar jarige man. Daarna zet de zanger 'Angels' van Robbie Williams in, en we kwelen allemaal mee. Gelukkig volgen ook nog tal van Beatles-covers. En dat allemaal in de meest beroemde bar ter wereld.
Een handvol interessante kerken. Saint Luke's bijvoorbeeld, met haar gebombardeerde dak; of de grootste anglicaanse kerk van het Verenigd Koninkrijk, de kathedraal van Liverpool. De massieve toren is 100 meter hoog en wanneer ik binnenstap, word ik overweldigd door de afmetingen van deze moderne kathedraal met ingenieuze glas-in-loodkunst. Kijk op naar het plafond en duizel. Alles is hier reusachtig.
Er is ook de Rooms-katholieke tegenhanger van deze kathedraal, maar onderweg wil ik nog twee bekende pubs binnenspringen. Aan de toog van Ye Cracke krijgen de Trumps de volle lading. Ook Boris Johnson ontsnapt niet aan het scherpe gescherts. Deze aangename pub heeft een grappige anekdote over Lennon die als een kikkers op de tafels sprong, wat tot een arrestatie leidde. The Philharmonic Pub is een rijkelijk versierde bar waar je niet alleen je keelgat maar dus ook je ogen de kost kan geven. Schitterend interieur. Ertegenover de beroemde Philharmonic Hall.
Van het gerstenat weer naar godsverering. De katholieke Metropolitan Cathedral ziet er absoluut niet alledaags uit. Het interieur van deze uit de kluiten gewassen tipi uit de vroege 20e eeuw is een gedurfde heruitvinding van het concept kerk, al weet ik nog niet wat ik ervan moet denken. Nieuwsgierig ga ik van de ene naar de andere kapel, geen twee die op elkaar lijken. Opnieuw schitterend en origineel glas-in-lood. Buiten worden de kostuums van honderden afgestudeerden kletsnat door een wolkbreuk die ook mij niet spaart.
Wanneer ik naar de dokken afzak, ontvouwt zich een spectaculair landschap. De meest uiteenlopende gebouwen beheersen de horizon. Van de dokpaviljoenen en het pomphuis over de vlaggenboten en het reuzenrad tot de hoekige futuristische museumgebouwen en de majestueuze Three Graces, dit is een allegaartje van wat Liverpool tegenwoordig heeft te bieden. Saint John's Beacon van Radio City en de twee kathedralen duiken dan weer op wanneer ik me omdraai. Van hier zie je zowat alle belangrijke gebouwen van de stad.
Uit de vele musea kies ik er slechts een paar. Te beginnen met The Beatles Story, een boeiende Fab Four experience die me doorheen de korte geschiedenis van de band gidst, van The Quarry Men en Mercybeat tot The White Room van Lennon en Ono. Voor een tweede maal vandaag daal ik af in een nagebouwde Cavern Club. De Mondriaan-achtige achtergrond is meteen herkenbaar. Ook krijg je de kans om een levensechte yellow submarine te betreden. Dit museum is het ultieme eerbetoon aan The Beatles.
Met het hoofd vol hits kuier ik verder langs Albert Dock. In het slik van de River Mersey ligt een groene fiets, verstrikt in een vissersnet. Een wandeling door de dokken is een ontdekkingsreis. Deze bijzondere plek heeft zoveel te bieden en tilt Liverpool omhoog als trekpleister. Bij het nieuwe museum loopt een kudde Lambanana's, het komische symbool van de stad. En voor de Cunard Building tref ik ze nog eens alle vier, John, Paul, George & Ringo, de vier wereldsterren als beeldengroep. Later kom ik in de stad nog een aangrijpend beeld van Eleanor Rigby tegen. Morgen meer dokken, meer musea.
Via Dale Street met haar elegante paleizen bereik ik de uitgaansbuurt weer. Het aanbod aan bars en pubs mag er zijn. Zowat elke bar rond Mathew Street heeft zijn eigen coverband. Ik ben de tel kwijt hoeveel ik er heb gezien. In Rubber Soul doet de plaatselijke singer-songwriter ons allemaal luidkeels meebrullen met 'Hey Jude'. Een barman blijft met een zwabber aandraven omdat een groepje stomdronken jongeren voortdurend bier morst en zelf in de plas belandt. The real thing (nu ja...) is in het café Sgt. Petter. De coverband The Wicker Men gaat meteen voor de volle overgave met 'Wonderwall'. Bij 'Sit Down' ontstaat er 'een Marie Louise'. Met 'Chelsea Dagger' en 'Take Me Out' is het hek helemaal van de dam. De hele pub krijst en danst mee
Heel Liverpool lijkt van plan het vooral heel laat en zat te maken. De straten lopen vol met feestgangers. In mijn hostel klinken de beats van een feestje om de hoek zo luid dat ik niet kan slapen en dan maar besluit mee te doen. Na al die sloten lager is het uiteindelijk de uitstekende whisky die een Afghaan en een Ecuadoraan in m'n hostel nuttigen, die me finaal om zeep helpt. De kater knarst dan ook brutaal wanneer ik de volgende morgen naar Albert Dock afzak.
In interactieve musea leer ik over smokkelwaar, de penibele omstandigheden van Ierse migranten, het noodlot van de Titanic en de horror van slavernij. De eindeloze manieren om slaven te mishandelen zijn misselijkmakend. Wat bezielt ons in godsnaam? Met dit museum snijdt Liverpool diep in haar slavernijverleden. Hier kom je niet zonder kreukels buiten.
In Tate Liverpool bewonder ik schilderijen, foto's en installaties van Miró, Appel, Ernst, Kandinsky, Warhol, Matisse, Rothko en meer. De psychedelische trompe-l'oeilvloer Zobop van Jim Lambie en Venus of the Rags van Michelangelo Pistoletto behoren zeker tot mijn favorieten.
Op Queen Square neem ik de bus naar Another Place op Crosby Beach. Bij de monding van de Mersey in de Ierse Zee plaatste beeldhouwer Antony Gormley honderden ijzeren standbeelden die, verspreid over het hele strand, naar zee staren. Sommige beelden pootjebaden in het water. Honden dollen in het zand, kokmeeuwen schreeuwen de longen uit hun lijf, grote kwallen liggen her en der te creperen. Ook Engeland sterft weg aan de einder.
Terug in Liverpool krijg ik al gauw genoeg van Mathew Street. Steeds opnieuw dezelfde covers door coverbands die op elkaar lijken. Topsfeer, dat wel, maar zo repetitief. Niet ver van mijn hostel ontdek ik dat The Jacaranda nog bestaat, de pub waar The Beatles al eens optraden en hun eerste manager Allan Williams ontmoetten. Een pak authentieker dan de Cavern Quarter, en ze geven het tenminste toe: milking The Beatles since 1958 staat er te lezen. Ik eindig in Ye Cracke, waar Trump nog steeds de volle lading krijgt. Hello goodbye, Liverpool.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten