Een prille zwaluw vliegt het gebroken venster van een schuur binnen. Ezeltjes rollen in het zand. Een fuut gaat kopje onder in de IJzer. Aan de azuurblauwe hemel, boven de eeuwige Vlaamse velden, werd de zon te dik aangestipt voor de tijd van het jaar. Alles peis en vree in de Westhoek.
Met de rug van mijn hand veeg ik een poel zweet van mijn voorhoofd voor ik het wisselgeld aanneem, in een café in Westvleteren, waar de radio bericht over acht simultane aanslagen in Sri Lanka. Ik nip van mijn tripel, zonet in een loopgraaf nog geleerd hoe broos de vrede is die wij beleven.
Terwijl Sint-Bertinus zijn stad met een vrolijk paaslied verblijdt, ontmoet ik een man met een olifantenshirt zoals ze die in Kandy en Colombo verkopen. Zijn dochter is er op reis aan een gids blijven plakken. Ik denk aan een tempel, rijen schoenen en security die vandaag niet mocht baten. Maar op deze dag van verrijzenis was het de 7% die ze moesten hebben.
Nie wieder in jaren. Sri Lanka tien, wij vijfenzeventig. Vrede. Zelfs in het woord lijkt de twijfel geslopen. Vrede. Met liters bloed neergeschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten