Hier gaan we weer. Een hele tijd haal ik mijn fiets niet meer van stal. Eind november staat nog een pittige tocht door de Vlaamse Ardennen op het programma. Dag op dag is het trouwens 10 jaar geleden dat Luc De Vos het leven liet. Ik vernam het nieuws op de trein terug van een dagje Oudenaarde. Ik kon het sms'je dat ik kreeg - ik had nog geen smartphone en kreeg geen BREAKING NEWS te lezen - niet geloven. De letters sloegen nergens op. De zanger van Gorki dood?!
Heel toevallig - het komt gewoon zo uit - ben ik vandaag opnieuw in Oudenaarde. Eerst bezoek ik het schitterende 16e-eeuwse stadhuis in Brabantse gotiek, voor de vaste collectie wandtapijten, maar ook voor de tentoonstelling van de machtige Margaretha van Parma, dochter van Karel V. Vanuit de stad van de Ronde van Vlaanderen vertrekt een stevige wielrennersroute. De blauwe. Pas bij de molen zal ik straks op het fietsknooppuntennetwerk volgen. Maar nu volg ik de koude Schelde door de eerste aanzet van een winterlandschap.
Op Berchem - echt waar - volgt de eerste zware beklimming, de muur van de Oude Kwaremont. Die dekselse kasseien. Twee keer moet ik afstappen. Ik ben te zwaar beladen en ik ben geen wielrenner. Ik rust uit in het pittoreske dorp en geniet van het panorama van de Vlaamse Ardennen. Wat is het mooi, dat Paddenkoppenland. Onderweg herinneren foto's van koershelden me eraan dat dit heilige grond is voor wielerfanaten. Aan de beklimming van de Paterberg begin ik niet eens. De kaarsrechte kasseiweg die naar de top voert, doe ik te voet. De Koppenberg is nog veel steiler. Zelfs te voet, met de fiets in de hand, is deze helling van 18% best stevig. Onderweg kom ik nog een knappe muurschildering tegen met de bekendste koppen onder de coureurs. Ook de Taaienberg zou menig paar knieën kastijden. Ik geef het al snel op.
Ik passeer de molen van Etikhove, waar de route weer begint te keren richting Oudenaarde. Heel wat dorpen en gehuchten - en heel veel kasseien - later bereik ik de stad van Adriaan Brouwer bij valavond. Nog heel even baadt het stadhuis in avondlicht. Het krijgt iets magisch wanneer de kerstverlichting aan gaat. Ik zie het licht. De redding is nabij. Daar hoort een Liefmans bij. De brouwerij ligt aan de oever van de Schelde. Mooi bakstenen gebouw, twee enorme roerkuipen, ruime gelagzaal. De zoete kriek balanceer ik met Oud Bruin, veel subtieler, veel lekkerder. Het was vloeken op de kasseien vandaag. Ik voel het in heel mijn lijf. Soms vraagt een mens zich af hoe we het in godsnaam overleven. Maar tevreden dat ik het fietsen en het bier drinken weer het kunnen combineren. De volgende bierfietstocht zal wel voor in het voorjaar van 2025 zijn. In een nieuw seizoen gaan we alles anders doen. Het wordt anders en misschien ook beter. (Wanneer ik thuiskom, is het laat. In mijn bed doe ik niemand kwaad.)
Op de koude laatste dag van januari 2025 ga ik weer fietsen. Ik mik op een slordige 80 km. Vandaag doe ik Waasland en Rivierenland nog eens aan. In Hoboken stap ik met mijn fiets het veer op en steek de Schelde over naar de polders van Kruibeke. Het veer heet de Pieter Bruegel, naar een schilderij van hem dat de kermis van Hoboken afbeeldt. In de moerassige polders spot ik een ijsvogel en aan de horizon de abdij van Hemiksem. Ik blijf de Schelde volgen en passeer het toppunt van lijfelijkheid in Rupelmonde. Aan de overkant van de rivier schittert Paviljoen De Notelaer in Hingene.
Pitstop in het wat saaie Temse en na een verse muntthee kan ik de kou weer trotseren. In de Durmevallei bereik ik Hamme, geboortedorp van Herman Brusselmans. Met het rustige Moerzeke zit ik aan de helft van de fietstocht. Heel prettig fietsen op de kronkelende dijk naast de Schelde. Een klein veer set me de rivier over naar Mariekerke, een gehucht in Klein-Brabant. De dorpen volgen elkaar in hoog tempo op terwijul ik mijn sprint terug naar Antwerpen inzet. Standbeelden stellen oude ambachten voor. Een verticaal geplaatst vissersbootje in Branst doet dienst als Mariakapel voor schippers. Met de fraaie bossen van Bornem bereik ik Rivierenland. Het kroonjuweel hier is het pastelgele Kasteel d'Ursel in Hingene. De derde veerdienst van vandaag vaart me veilig de monding van de Rupel over. Vanaf nu is de route me weer heel vertrouwd, met als hoogtepunten nog de Sint-Bernardusabdij in Hemiksem en de parken van Antwerpen.
Fietsknooppunten: 4 - 40 - 52 - 43 - 42 - 53 - 49 - 71 - 72 - 8674 - 75 - 76 - 79 - 90 - 49 - 60 - 55 - 69 - 9 - 50 - 76 - 8 - 7 - 26 - 25 - 24 - 40 - 22 - 21 - 20 - 31 - 34 - 30 - 85 - 70 - 84 - 32 - 33 - 43 - 52 - 40
Heel anders is de fietstocht die ik al meteen de dag nadien maak. Ik ruil Schelde om voor Maas en Ourthe. Hoewel deze route door het Land van Luik de helft korter is, gaat het om een veel heuvelachtiger parcours. In de Vurige Stede heb ik de afgelopen jaren zoveel inspirerende musea bezocht. Vandaag ga ik voor het grotere plaatje en kies de agglomeratie. Het is ineens ook de eerste bierfietstocht van 2025. Daar klinken we straks op met een Curtius, vernoemd naar de wapenhandelaar Jean de Corte (dus eindelijk Ian Curtis). Deze tocht zet het industriële erfgoed van Luik in de kijker. Ik start op het eiland met kunstmuseum La Boverie, dat ik enkele maanden geleden bezocht. Inspirerende zaal met 'ontaarde' kunst. Ook opmerkelijk is de Tour Cybernétique uit 1961.
Ik volg de W6, steek de Ourthe, dan het onafgewerkte Ourthe-kanaal en tot slot de Maas over en bereik de voormalige cités, volks en desolaat, altijd met dat industriële karakter. Aan de brug van Seraing volg ik de RAVeL (212, 210 en 31). De helling van Jemeppe-sur-Meuse is best een uitdagende klim. Ik pauzeer in La cafet' des terrils, een taverne dat tegen een van de slakkenbergen van de Gossonmijnsite is aangebouwd. Dit is de zoveelste voormalige mijnsite die ik in België bezoek. Charleroi, Genk, Beringen, Bergen, Blegny, Maasmechelen, er staan er al zoveel op de teller. Het zijn unieke getuigen van een hard en grimmig industrieel verleden, grotendeels ingenomen door 'nieuwe natuur'. De rails van een mijnkarretje zijn omgebogen tot de achterpoten van een sprinkhanensculptuur. Het diertje is de mascotte van deze gastvrije en hartleijke buurt in Saint-Nicolas.
Fietspaden kronkelen tussen de voorstadjes door en zo bereik ik Liers. De voormalige spoorlijn toont me heel wat stedelijke natuur. Ik zie zelfs enkele reeën grazen. Luik is groener dan ik dacht. Langzaam daal ik via een verbindingsweg af naar de oever van de Maas, waar ik de RAVeL volg naar hartje Luik, met de haast ontelbare kerken, monumenten, binnenplaatsjes, steegjes, tuinen en terrassen. Ik parkeer onderaan de duizelingwekkende trappen van de Montagne de Bueren. In de taverne van de brouwerij om de hoek geniet ik van een welverdiende Curtius. Vlakbij ga ik in een lange rij staan voor de beste wafel van België. En dan is er peket. Bij valavond cruise ik over de rechteroever van de Maas en steek bij La Boverie weer over naar de linkeroever. De maan en Venus hangen pontificaal boven de Tour Paradis. Het station Luik-Guillemins wacht op me als een kolossale witte kus.
Op een nieuwe fietstocht door de winterse kou is het niet lang wachten. Midden februari bezoek ik de vestingstad Binche, bekend van de Gilles de Binche, die binnen een kleine twee weken weer door de straten zullen dansen en met sinaasappels gooien. Al wordt er dit weekend al druk gerepeteerd. Zowat gans de binnenstad is ondergesneeuwd met confetti. Een modern museum is aan deze geliefde traditie en aan het carnaval in het algemeen gewijd. Drie plezante simulaties laten me het carnval beleven alsof ik er zelf bij ben. Er loopt ook een expo over de wolkenvrouwen. Ook de collegiale kerk, het belfort en de stadswallen zijn bezienswaardig in dit wat vergeten provinciestadje. Alle 25 torens zijn nog te bewonderen, net als de ruïnes van het Bourgondische kasteel. Overal in de stad kijken grote Gilles-hoofden me schertsend aan. Gilles fever!
Ook deze fietstocht is een tijdreis door het vaderlandse mijnverleden. Zo staan er heel wat industriële monumenten op het programma. Hier in het Zwarte Land, maar ook elders in België, bezocht ik al verscheidene voormalige mijnsites, maar Bois-du-Luc zie ik voor het eerst. Omdat het nog winter is, zijn zowel museum als mijnsite gesloten. Wel kan ik door de gele arbeiderswijk dolen. Een bijzondere plek, zoveel is zeker. In het Zwarte Land domineren de slakkenbergen het landschap en af en toe duikt in de verte de grootste hydraulische scheepslift ter wereld op. Het vervangt de vier historische scheepsliften van het Centrumkanaal, waar in 2025 enkel nog toeristenbootjes varen, maar die vroeger de slagader was van de Waalse steenkoolindustrie. Wat een machtige mastodonten van een rijk industrieel en vooral ook arbeidersverleden. Bij de scheepslift van Strépy-Bracquegnies spot ik ijsvogel, blauwe reiger en grote zaagbek. Na een deugddoende tocht langs het Centrumkanaal rust ik uit bij de Vijvers van Strépy. Daar hoort een streekbiertje bij. Een lekkere Binchoise, uit de brouwerij waar ik straks zal neerstrijken.
Nu volgt er met de heuvels en bossen rond Estinnes eindelijk wat natuur. De route trakteert me op mooie uitzichten over de wijde omgeving. Net voor ik Binche binnen fiets, zie ik achter de velden de Abdij Notre-Dame Bonne-Espérance verschijnen. Uit de binnenstad klinken fanfaremuziek en schoten. Aan de voet van de stadswallingen vind ik de brouwerij La Binchoise, waar ze La Redoutable brouwen maar helaas niet verkopen. Dan maar een Bière des Ours, een stevig berenbier met lichte honingsmaak. Dit was de laatste bierfietstocht bij winterse temperaturen. Binnen twee dagen wordt het veel warmer en nog iets later breekt er een periode van treinstakingen aan. Ik hef het glas vooral op de lente binnen handbereik. Op de hinder voor reizigers zit ik niet te wachten. Maar waar zouden we staan zonder de gedreven sociale acties van de 19e en 20e eeuw? De leefomstandigheden in de arbeiderscités waren onmenselijk. Kijk waar we nu staan. En dat kan altijd beter. Dat moét beter.
Feest in de straten. Binnen twee weken zal dat alles in honderdvoud losbarsten. En dat wil ik toch ooit eens echt mee beleven. Vandaag was alvast een voorsmaakje.
Fietsknooppunten: 80 - 77 - 25 - 71 - 33 - 40 - 75 - 34 - 28 - 45 - 11 - 5 - 50 - 47 - 97 - 53 - 21 - 46 - 18 - 29 - 42 - 45 - 80
Met de komst van de lente is er een nieuwe bierfietstocht - wat voor één. In de tweede helft van maart fiets ik van Diksmuide naar zee en terug. De 84 meter hoge IJzertoren is mijn kompas. Je ziet het vredesmonument overal in de velden opduiken, als de Vlaamse variant op Minas Morgul. In Kaaskerke volg ik kort de IJzer en duik dan de West-Vlaamse polders in, 4 meter onder de zeespiegel. Nog voor ik het belfort van Veurne aan de horizon spot, doemen de flatgebouwen van de Westkust al in de verte op. Een bezoek aan het historische stadje Veurne, hoe kort ook, is altijd een plezier. Het gotische belfort, de kerk, de donjontoren en de trapgevelhuizen vormen een prettig en harmonieus geheel. Het gezellige Walburgaparkje eert de artiesten Paul Delvaux en Will Tura. Ook Maud Vanhauwaert komt uit Veurne, en daarmee is het stadje wat beeld, klank en woord betreft dus goed vertegenwoordigd!
In het Bakkerijmuseum leer ik bij over deze eeuwenoude ambracht en bewonder speculaasplank) en broodzakkunst. In de velden van Adinkerke, waar de torens van Veurne en die van Plopsaland het zicht domineren, spot ik een roodborsttapuit, al jaren niet meer gezien. Heel deze streek is trouwens een mekka voor vogelliefhebbers. Met De Panne bereik ik de Belgische kust. Picknick bij De Drie Wijsneuzen. Jeej, fietsen door de duinen van Koksijde. Ezeltjes die chillen bovenop een hoge duin. Het tafereel lijkt op een badass-albumhoes van Motörhead of zo. Ik kom uit op de grote baan waar de kusttram rijdt, vlakbij de betonnen 'restaurantboten' Normandie en Peniche in Oostduinkerke.
Visserijmuseum NAVIGO staat in het teken van de typische paardenvissers van Oostduinkerke - er loopt een foto-expo van Stephan Vanfleteren. Verder is er een nagebouwd vissershuisje, de reconstructie van een vissersboot, een aquarium met roggen, haaitjes en kabeljauwen, een VR-experience, de collectie van de laatste strandjutter (niet te geloven wat je zoal op het strand vindt), en een kunstgalerij met Ensor, Spilliaert, Rops... Er hangt zelfs het skelet van een potvis. De omweg helemaal waard! Terug naar de zeedijk en op naar Nieuwpoort en haar fiere vissershaven, waar de IJzer in de Noordzee uitmondt en waar je op de pier, ergens tussen eb en vloed, naar Nina Beiers sculptuur Men kan gaan kijken. Machtig kunstwerk dat vier heel verschillende ruiters voorstelt.
Ik volg de IJzer landinwaarts, dan de frontlinie van de Eerste Wereldoorlog, bezaaid met bunkerruïnes, dan opnieuw de IJzer. In Ramskapelle herdenkt een sober monument het Kerstbestand. Opmerkelijk is de Onze-Lieve-Vrouw der Zegekerk van Oud-Stuivekenskerke, waarvan de torenruïne dienst deed als uitkijkpost van het Belgische leger. De Dodengang is het belangrijkste overblijfsel van de loopgraven in ons land. Kippenvel. Telkens opnieuw. Ik spoel het oorlogsleed door met een roodbruin Oerbier, bij de Dolle Brouwers in Esen, een fantastische brouwerij die fietsers graag ziet komen. Nat en straf is hun bier al sinds 1980. Heel joviale ontvangst. De kelder herbergt nog Oerbiertjes uit elk jaar waarin ze zijn verschenen, en dat al 45 jaar lang, met hoe verder terug in de tijd hoe minder leesbare etiketten. Ik denk dat Oerbier mijn nieuwe favoriet is. Met de drie omwegen erbij haalt deze fietstocht van 60 km al eerder de 70 km. Het is in elk geval een onvergetelijk tochtje door de Westhoek. De monumenten van Diksmuide tekenen zich af tegen een fabelachtige zonsondergang wanneer ik weer richting het station fiets. Dag Manneke uit de Mane!
Fietsknooppunten: 74 - 48 - 52 - 3 - 53 - 40 - 70 - 93 - 33 - 32 - 16 - 15 - 72 - 14 - 4 - 83 - 9 - 84 - 1 - 50 - 76 - 74 - 65 - 62 - 58 - 88 - 96 - 64 - 82 - 67 - 8 - 7 - 57 - 89 - 35 - 38 - 39 - 5 - 85 - 88 - 82 - 74 - 1
Meer voorjaarse fietstips volgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten