En zo blijf ik nieuwe dwaze structuren vinden voor mijn fietstips. Het idee om 'het alfabet te fietsen' liet niet lang op zich wachten. Ik zal de tocht in stukjes moeten kappen, want die gaat honderden kilometers lang zijn en dus vele dagen duren. Omwille van mijn voltijdse job gaan er weken tussen de verschillende etappes zitten. Wanneer de kans zich voordoet en ik er zin in heb, zal ik dus 'aan mijn alfabet' werken, idealiter in tien etappes - al zal je zien dat de letters Q en X weer moeilijk zullen doen. En zo zal deze blog om de paar weken (of maanden) worden aangevuld. Ik begin in het Zuidstation, waar de gemeenten Anderlecht, Brussel en Sint-Gillis samenkomen. Op het Victor Hortaplein hebben pers en politie de buit van deze ochtend omsingeld: een groepje jonge mannen zit, de handen achter de rug gebonden, op de stenen bankjes van het plein. Het is de tweede arrestatie waar ik getuigde van ben op 24 uur tijd. Gisteren zag ik op het Antwerpse Operaplein hoe drie agenten een tros ludieke heliumballonnen een combi in probeerden te duwen. De ballonnenverkoper in kwestie zat al in de combi. Uiteindelijke lukt het hen, en eens het portier was dicht geschoven was de binnenkant één en al ballon, met daar ergens tussenin een gearresteerde ballonnenverkoper. Belgisch surrealisme van de bovenste plank!
Ik volg het kanaal met de kleurrijke molentjes, en op de havenindustrie van Sint-Jans-Molenbeek volgen de bedrijvenparken van Vorst. En zo verlaat ik het Brussels Hoofdstedelijk Gewest na een uitputtende klim in de heuvels van Ukkel, steeds hoger op de sociale ladder, van miserabel krot naar pompeuze villa. Ik steek de kronkelende Linkebeek over naar Vlaanderen, en ook Wallonië kan niet ver meer zijn. In het Zoniënwoud steek ik de taalgrens over en fiets door naar Ohain. In de kiosk van het dorpsplein speelt een brassband voor de schilders die in geïmproviseerde openluchtateliers druk met penseel en verf aan het werk zijn. Je kan minder idyllische taferelen aantreffen op een fietstocht door Waals-Brabant. Ik noem dit wel eens de lelijkste provincie van het land, maar net daarom val je hier soms steil achterover bij de aanblik van de mooie vergezichten of de schoonheid van een paar wilde bloemen middenin een bouwvallige schuurtje waarvan het dak is ingestort. In de velden bij Ottignies zie ik in de verte het pretpark Walibi liggen. In het centrum stop ik even bij de grote muurschildering op de gevel van het cultureel centrum.
Céroux-Mousty of Court-Saint-Etienne, het kan me al niet schelen, ze liggen vlak naast elkaar... die heilige graal van de letter C heb ik toch maar mooi bereikt... het duurde lang genoeg. Het moest in Wallonië gebeuren, want in Vlaanderen zijn er geen gemeenten of dorpen die met een C beginnen. Vooral de letters Q en X zullen nog een probleem vormen, en in beide gevallen zal ik naar een heel andere streek moeten trekken dan die welke de voorafgaande letter zich in bevindt. Waar ben ik toch eigenlijk mee bezig? Ik fiets nog tot het kerkje van Dion-le-Mont dat zo idyllisch in een dal ligt - de letter D is een van de 'gemakkelijkere letters' - en verlaat de alfabetroute. Ik daal af naar hoofdstad Waver, waar ik de trein naar huis neem. Tot binnen enkele weken, Waals-Brabant, voor deel twee van deze nutteloze fietstocht, die me tot in de meest onbekende plekken en nergensdorpen van Centraal België zal brengen.
Begin september breekt dan geheel onverwacht een hittegolf aan. Eigenlijk is het te warm om te fietsen, dus ik doe op het gemak en zoek het knooppunt in Dion waar ik de draad weer moet oppikken. Het is de dag nadat we uit Napels terugkomen maar blijkbaar heb ik nog energie over. De klim van Waver, in de Dijlevallei, naar de top van de heuvel waarop Chaumont ligt, is alvast een zware start. De Brabantse Ardennen zijn niet te onderschatten. Ook de rest van deze tweede etappe staan heuvels op het menu. Ik passeer een afgebrand fitnesscentrum en zet door naar de kasteelhoeve van Opprebais, voorbij de molen van Gustot. Zo bereik ik in de Getevallei eindelijk mijn letter E, met het gehucht Enines. Rue de l'Enfer. De hel is een kasseiweg die de heuvel op kruipt. Op het fietspad dat een uitgedoofde spoorlijn volgt, ben ik alleen. Zalig. Ik fiets tot Folx-les-Caves. soms moet ik remmen voor geiten of kippen midden op de weg.
In de velden bij Goetsenhoven steek ik de taalgrens over. Op heel het Waalse traject heb ik geen enkel café gezien, dus dat populaire biertje in een zomerbar in Hoegaarden smaakt dubbel zo lekker. Mooie locatie op de taalgrens en aan de Gete en een visvijver met prachtige zonsondergang, aldus de hartelijke barman. Nostalgische popmuziek lengt het vakantiegevoel nog wat aan. Omdat het snikheet is, neig ik meer naar een lekker ijsje met witbiersmaak op de Gemeenteplaats dan naar de I en de J. Het park bij de 18e-eeuwse Sint-Gorgoniuskerk zorgt voor verdere verkoeling. Ik eindig in Tienen, voor de trein terug, en daar zal ik mijn alfabetroute binnen enkele weken dus verderzetten. Voor het hele alfabet geef ik mezelf een jaar.
Naar de derde etappe van de alfabetroute keek ik iets minder hard uit, want er is een grote overlapping met de vorige etappe. Zo was ik vorige keer toevallig al door de Waalse dorpjes Incourt en Jauchelette gefietst, die nu mijn I en J worden. Dus op een frisse herfstmiddag hervat ik de route in Hoegaarden, pal op de taalgrens, die hier door de Grote Gete wordt gevormd. Daar zit Geldenaken pittoresk te wezen met haar gedraaide kerktoren. Na dus een uitstapje naar 'de lange ij' keer ik via Geldenaken terug naar Hoegaarden voor een eerste lange stuk door het Nederlandse taalgebied.
Aan de Marollenkerk kijk ik uit over de
Getevallei, met Tienen en Hoegaarden als herkenningspunten. Niet veel
K's in Wallonië, maar hier zijn K's in overvloed. Kumtich bijvoorbeeld. Na de natuur van Lubbeek drink ik een lokale pils in een gezellige taverne in Binkom, waar het verhaal van een verzetsheld centraal staat. Lekkere taart. In Meensel, het geboortedorp van Eddy Merckx, vind ik nog andere sporen van het verzet tegen de nazi's terug. Tussen de boomgaarden tref ik het opmerkelijke kunstwerk 'De Reis' aan van Steve Spiltyns. In Zuurbemde verschijnt de beloning van een regenboog aan de hemel.
In Hoeleden steek ik de Velpe over, en met Neerlinter beland ik weer in de Getevallei. Ik ga er net als vorig jaar op bezoek bij Nikos, ook wel Vomit Eater, en zijn vele katten. Onder het genot van een glaasje rosé luister ik naar zijn nieuwste nummer met Discokiller. Altijd een fijn weerzien. Ik koop zijn laatste twee strips en volg de voormalige spoorweg naar Oplinter. De natuur langs weerskanten van het Mystiekpad is een laatste hoogtepunt van deze derde etappe, die eigenlijk de leukste was tot nu toe. Ik steek de Grote Gete voor de zoveelste keer vandaag over en eindig in Tienen, waar ik vanmorgen van de trein was gestapt. En een magistrale zonsondergang boven de skyline van de suikerstad gooit het doek over de dag. Nikos en zijn maat kom ik later gewoon weer tegen op de trein naar Leuven. Voor de volgende etappe ben ik weer tot Waals-Brabant veroordeeld. De opeenvolgende letters zullen er schaarser bij liggen dan vandaag. En dat heeft veel te maken met die dekselse letter Q.
Het is wachten tot midden december eer ik mijn paard weer van stal haal. Ik moet een uiterst natte maand november laten passeren. Ik vertrek niet meteen in Tienen maar neem een aanloop vanuit Diest en doorkuis de prachtige wetlands van Webbekom, alvorens ik de suikerstad opnieuw bereik voor de vierde etappe van het alfabet. Eerst nog een intermezzo over het helmenveld van Halen, de aanleiding van de aanloop vanuit de Haspengouw. In de drassige grond herdenken 44 betonnen helmen, één voor elke Limburgse gemeente, de Slag der Zilveren Helmen. In augustus 1914 hakten Belgische fietssoldaten Duitse ruiters in de pan tijdens de enige veldslag die we toen hebben gewonnen. De 44 kleurrijke werkjes verwijzen naar de punthelmen die de Duitsers droegen. Ze vertellen elk op hun eigen manier over de gruwel van de Grote Oorlog. Een van de helmen is een rake knipoog naar Picasso's Guernica.
Onderweg naar mijn letter P kom ik verschillende dorpen opnieuw tegen die ik al eens was gepasseerd. Het wordt bijna eentonig. Kijk, daar is mijn letter O opnieuw. En daar de N en de K. De Getevallei ken ik ondertussen als mijn broekzak. Modder in de mond. Ooievaars in de winterse weilanden. Verder grote zilverreiger, bruine kiekendief, groene specht, grote bonte specht. In Willebringen een kudde Amerikaanse bizons. Why not? Ik fiets heuvel op heuvel af door het Meerdaalwoud, steek de taalgrens over en bereik Pécrot. Vreugdedansje.
Ik heb de Gete voor de Dijle omgeruild en bij schemering zet ik koers naar de provinciehoofdstad. Opnieuw rijd ik Vlaanderen binnen om het bijna meteen weer te verlaten. Na de steile heuvels van de Brabantse Ardennen verlaat ik de alfabetroute ergens in een bedrijfspark en dineer in de buurt van het guitige beeldje Le Maca in het historische centrum van Waver. Op straat roept een dronkaard, "Vive Poutine! Vive la Russie!" Hou het wel gezellig aub. De vijfde etappe pik ik hier de volgende dag alweer op. Ik heb de smaak te pakken. Dit is de eerste etappe die zich volledig in Wallonië voltrekt, al is de taalgrens nooit ver weg. Het is de letter Q die me zo ver naar het westen trekt. En de X zal dan weer het meest oostelijke punt van de route vormen. Nog heel wat kilometers voor de boeg dus.
De alfabetroute duikt opnieuw onder Brussel door, deze keer richting Henegouwen. Helemaal stijf van gisteren passeer ik het Kasteel de Merode te Rixensart en blijf Le WaWa voor een tijdje volgen. Plots verschijnt een van de meest opvallende herkenningspunten van de provincie aan de horizon. De Leeuw van Waterloo kijkt vanop een kunstmatige heuvel uit over het slagveld waar keizer Napoleon Bonaparte dacht heel Europa te kunnen verslaan. Toevallig zag ik Ridley Scotts historische film eerder deze week. Nog steeds komt de hele wereld hier samen. 18 juni 1815 is nog steeds een van de meest gekende data uit de geschiedenislessen. In een taverne drink ik een Waterloo-pilsje tussen de vele bustes, portretten, documenten en artefacten van Napoleon, Wellington en Blücher. Vlakbij de leeuw, eigenlijk al in Eigenbrakel, passeer ik de plek waar de Britten zich in carrés opstelden om zo de Franse aanvallen het hoofd te bieden.
Ik volg een uitgedoofde spoorlijn, nu groene fietsader, tot in Kasteelbrakel. Die uiensoep op de kerstmarkt, tussen de schandpaal en het kasteel, had ik echt nodig. Ook Klabbeek bezit een bezienswaardig kasteel, en over het kanaal een mistroostig ogende boktoren en compleet vervallen station. In Tubeke volg ik de Zenne naar het mijndorp Quenast, helemaal in het westen van Waals-Brabant. Hier beleeft de alfabetroute een laatste grote ommekeer, oostwaarts afbuigend naar de negen resterende letters. Was het niet een van de kortste dagen van het jaar en vroeg donker, ik had de letters R en S nog zonder moeite aangesneden. Ik vind echter een station in het Henegouwse dorpje Hennuyères en beëindig hier de vijfde etappe.
Op de voorlaatste dag van 2023 neem ik de trein naar een van de vele dorpjes in Henegouwen waar ik normaliter niets te zoeken heb. In Hennuyères start de zesde etappe van het alfabet. Er liggen nog vijf provincies voor me eer ik de Z bereik. Vandaag zal ik door omstandigheden echter de hele dag in Henegouwen moeten blijven, al zal ik toch nog twee letters scoren. Etappe 5 was de vlucht naar het westen, etappe 6 keert weer oostwaarts, of zuidoostwaarts om precies te zijn, door een industrielandschap, gedomineerd door het Hellend vlak van Ronquières en zijn 150 meter hoge toren. Ik bereik het indrukwekkende bouwwerk via het kanaal. Ik heb de indruk dat ik vandaag alleen maar kanalen heb gevolgd. Even desolaat als charmant ogen de twintigtal oude sluizen die door het Hellend vlak werden vervangen.
Iets voor het Château de la Rocq krijg ik een platte band. Ik zit nog maar een uur op de fiets. Die eindeloze voettocht, fiets in de hand, naar Seneffe and beyond zal ik niet zo gauw vergeten. Uren doe ik over een afstand die ik met twee functionerende banden op nog geen uur zou afleggen. Ik rust uit in een vegetarische bar op de oever van de Samme en zet de alfabetroute te voet verder tot ik in de buurt van een treinstation kom. Vandaag is keihard zwoegen om het donker voor te zijn, zonder echter ver op te schieten. Ik wijf af van de route ergens in een veld bij Manage, niet het handigste vertrekpunt voor volgende keer, en beëindig zo veel te vroeg de zesde etappe.
Van bovenop een heuvel kijk ik uit over deze lelijke maar intrigerende steenkoolstreek met haar sluizen en scheepsliften. Eigenlijk kan ik heel de etappe van vandaag nog zien, inclusief de toren van Ronquières. Als ik me omdraai zie ik Godarville, een rustig dorpje waar niets valt te beleven, liggen in zijn dal. Ik bereik het net voor valavond en neem de trein naar huis. In het voorjaar zal ik van hieruit Henegouwen ontvluchten, terug naar Brabant, dan Limburg, dan Luik, tot ik op een steenworp van de Nederlandse grens de Z binnenhaal. Maar daar zijn dus nog best wat etappes voor nodig.
Een doorn bleek de boosdoener voor de lekke band. Nog dezelfde week laat ik deze maken en pas begin februari kan ik weer gaan fietsen. Helemaal naar Henegouwen dus. Voor het eerst ligt een van de letters niet op het fietsknooppuntennetwerk. Voor Trazegnies, bij de luchthaven van Charleroi, verlaat ik de route even om het dorpje mee te pikken. De eerste mijnterrils verschijnen maar Charleroi staat niet op het programma. De route buigt helemaal terug naar Seneffe, hoofdstad van mijn plattebandavontuur anderhalve maand geleden. Na S komt T en daarop volgt opnieuw S. Ik lunch in dezelfde vegetarische bar op de oever van de Samme als vorige keer. Een sympathieke dame vertelt me over die keer dat ze The Beatles live in Parijs zag, als voorprogramma nog wel. Haar vader was matroos op de Mercator.
Ik fiets tussen Samme en kanaal en spot een grote zaagbek, een koppel knobbelzwanen en een honderdtal kuifeenden. Ik verlaat de weg langs het kanaal en bereik de stad Nijvel. De Sint-Gertrudiskerk zie ik al van ver. Ik bijf de RAVeL oostwaarts volgen. Voor de zoveelste keer moet ik heel Waals-Brabant door, en dan zijn overlappingen met eerdere etappes onvermijdelijk. Opmerkelijk hoe echt elk gehucht een stationnetje had op deze voormalige spoorlijn. Ik volg de Dijle, op een steenworp van de provincie Namen, die de alfabetroute niet aansnijdt. Het is de taalgrens waar ik op aanstuur.
Heel even raak ik de eerste etappe aan bij mijn letter C. Hoog maar niet droog. De stevige klim naar Mont-Saint-Guibert doe ik in de regen. Dit zijn de weidse panorama's van de tweede etappe. In Chaumont herken ik de afgebrande fitness. Moddersmoel. Drijfnat fiets ik door mijn I, voor de derde maal. Amper stations in de Getevallei. De avond is gevallen wanneer ik uitgeput en doorweekt een Libanees restaurant in Geldenaken binnenstap om op krachten te komen. What to do? De regen zwelt aan en alle treinstations zijn ver weg en dan nog werken de dichtstbijzijnde dit weekend enkel met vervangbussen. Merde. Ik volg de expresweg naar Tienen, maar zelfs dan nog zijn de uitdagingen talrijk. Diepe plassen. Obstakels op de weg. Remmen die plots nog maar half werken. Tot twee maal toe kan ik een harde valpartij nipt vermijden. Of hoe ik altijd maar weer in Tienen strand. Zelfs wanneer dat niet nodig is. Modderman.
De fiets kan niet mee op de vervangbus. Veiligheid. Die moet ik dus in Tienen achterlaten. En dat is nog maar het begin van de NMBS-ellende voor die zaterdagavond. Alle treinen van Leuven naar Antwerpen zijn afgelast. Dan maar via Brussel. Die trein blijft 20 minuten in Schaarbeek stilstaan. In Brussel-Noord enkel rode cijfers op de aankondigingsschermen. Reizigers lopen gefrustreerd over de perrons. Uiteindelijk geraak ik zaterdagnacht thuis. Nu de fiets nog. Aangezien er de volgende dag nog steeds aan het spoor wordt gewerkt, moet ik dus terug per trein naar Leuven en per vervangbus naar Tienen, hopen dat de fiets er nog staat en dan naar een treinstation fietsen waar wél treinen rijden. Ik kies Leuven. Wat een weekend. Wat de zevende etappe betreft, nul monumenten, veel natuur, en wat kilometers betreft kon het echt niet beter. Ik startte tussen de mijnterrils en eindigde met Geldenaken bijna aan de taalgrens. 20 letters gescoord, 6 te gaan. De spurt naar Limburg en Luik is ingezet.
Op een regenachtige winteravond verliet ik de alfabetroute dus in Geldenaken, dat ik enkele weken later opnieuw via Tienen moet bereiken. Eén doel op deze rustige achtste etappe: Limburg aansnijden. Op een steenworp van het kloeke Kasteel van Heilissem steek ik de taalgrens over naar het landelijke Laar. Er komt hierna nog één stukje Wallonië, ergens aan het einde van de alfabetroute. Ik passeer de desolaat ogende Koningsmolen van Eliksem en volg de Kleine Gete. Op de Galgenberg in Neerlanden ontmoet ik een schrijfster die een stuk van de Heuvelroute fietst en 's avonds telkens kampeert. Bij de O.L.V. van het Eikskekapel praten we over schrijven en fietsen. What else? De kapel werd opgericht ter nagedachtenis van Anna Troost, een vrouw die werd verkracht en vermoord door een Spaanse soldaat, die op 13 september 1575 hiervoor werd opgehangen.
Met Halle-Booiehoven bereik ik het allerlaatste Brabantse dorp van mijn A-Z. Wanneer ik Limburg binnenfiets herken ik de torens van Zoutleeuw en Sint-Truiden in de verte. Ik lunch in het voormalige treinstation van Wilderen en eindig deze korte etappe op de Grote Markt van Sint-Truiden, het vertrouwde stadsgezicht met de abdijtoren, de kerk en het belfort. In de speciaalzaak Booze schaf ik me een fles Oekraïense wodka aan. Vanavond gaan we feesten. In de Sint-Martenskerk speelt de Heilige Rochus op een speelgoedgitaar. Dit is de enige etappe waarop ik geen enkele nieuwe letter binnenhaal. Bijna is het geen alfabetroute meer. De U is echter voor meteen na Sint-Truiden, op alweer de negende etappe, de meest Limburgse van allemaal. Ik kijk er nu al naar uit.
De voorlaatste etappe is voor een stralende lentedag, ergens na Pasen. Vandaag maak ik komaf met Limburg. Vandaag vreet ik letters tussen de bloesems van de Haspengouw. Heel veel Oude Belgen kwamen vandaag op het idee om de fruitboomgaarden in bloei al fietsend te bewonderen. Daar pak ik de eerste letter in lange tijd. Op de brede binnenplaats van de De Bottelarij in Ulbeek smul ik van ambachtelijke vlaai en jaag er een Bloesemkriek achterna. Deze artistieke horecazaak ondergebracht in een poorthuis in vakwerk is een verplichte stop op een tochtje door de Haspengouw. Heerlijk op de eerste echte warme lentedag! Aan de overkant van het plein bezoek ik de ruïne van de Sint-Rochuskerk.
Ik passeer het gehucht Vrolingen en blaas even uit bij het 11e- en 12e-eeuwse kerkje van Wintershoven. In Vliermaal, bovenop een heuvel, spot ik de eerste Belgische zwaluwen van het jaar en herken de mijnterrils van Genk. Molshopen op de horizon. In de velden van Schalkhoven vind ik tussen de boomgaarden nog een zomerbar met ligstoelen waar ik echt niet zomaar kan voorbij fietsen. Even bekomen van de stevige wind met een fruitig biertje in de zon. Ik trotseer de heuvels van Zuid-Limburg en rijd de oudste stad van België binnen. De basiliek herken ik al van ver, maar lang duurt het niet eer ik bij het standbeeld van Ambiorix sta, tussen de toeristen. Ik laat de Romeinse overblijfselen van Tongeren achter me en zet koers naar de taalgrens, want ik eindig deze voorlaatste etappe in de voor deze route nieuwe provincie Luik.
De Sint-Hubertuskapel, de torenruïne van Rutten, het Kasteel van Hamal en de Sint-Evermaruskapel zijn de monumenten van een trage tocht door de heuvels van niemandsland. De avond valt, de wind gaat niet liggen, de oudjes op hun elektrische fietsen zijn verdwenen. Moe steek ik in Herstappe de taalgrens over. Palloxen maken plaats voor mesthopen. In het dorp Odeur een gezin petanque. In het Land van Luik sluipt wel eens een x in de plaatsnamen. Gelukkig ook heel af en toe als eerste letter. Met Xhendremael komt deze etappe tot een einde. Onderweg naar het station van Ans zie ik nog het Kasteel van Waroux, als laatste hoogtepunt van een erg mooie maar, door de wind, vermoeiende fietstocht.
Na wat aanvoelt als maanden van regen krijgen we eind juni 2024 alsnog de hitte. Omdat de laatste etappe van de alfabetroute nog een slordige 100 km bedraagt, kies ik comfort boven gekkenwerk en splits aanvankelijk de uitdagende fietstocht op in een tiende en een elfde etappe. Ik was ten zuiden van de taalgrens geëindigd vorige keer, ergens tussen Luik en Hoei, met net de X achter de kiezen. Nog twee letters te gaan, één per etappe. Voor de voorlaatste letter moet ik de Maas oversteken en in Amay even het fietsknooppuntennetwerk verlaten. Ik stip het gehucht Yernée aan, middenin het bos, waar de route op zich terugplooit en dezelfde weg in omgekeerde richting volgt. Deze Waalse kant van de Haspengouw heeft veel gezichten, van de fruitboomgaarden tot de steengroeves en fabriekschoorstenen recht uit de industriële revolutie. Het ene moment waan ik me nog in Limburg, het andere in de Ardennen. Zo gek ver van Yernée is pakweg Durbuy nu ook weer niet. Op de heenweg rust ik uit in een bar bij de tempelierskerk van Haneffe, waar de dorpelingen in een sappig dialect de verkiezingsuitslagen en het EK bespreken. Ik passeer heel wat kastelen en abdijen, maar net zo goed de drie koeltorens van Tihange. Twee hermelijnen ravotten aan de rand van een maïsveld onderweg naar Verlaine.
Halverwege laat ik de bossen van de Maasvallei dus voor wat ze zijn en lunch op het kerkplein van Ampsin met zicht op de damp die kaarsrecht uit een van de koeltorens walmt, als een rokende vulkaan. Op de terugweg, in dezelfde bar in Haneffe, beslis ik om alsnog vandaag de Z te proberen te bereiken. Het is laat in de namiddag en het zou nog ongeveer 50 km extra zijn. Let's do this. In de vooravond steek ik in Thys voor de allerlaatste keer in het alfabet de taalgrens over, hier gevormd door de Jeker en haar moerassen. De A lag in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Z in Vlaanderen, maar op een steenworp van Wallonië. Ik bereik het Limburgse dorpje Lauw en herken het ommeland van Tongeren van etappe 9, met helemaal in de verte de beroemde basiliek. Grote stop op het terras van Rutten, waar ik me te midden van indommelende katten op een dame blanche stort. In de gezellig glooiende heuvels zie ik een bui op me afkomen. De eerste druppels vallen in Sluizen. Toepasselijk. In Val-Meer haalt de bui me in en krijg ik de volle lading. Ook toepasselijk. Een allerlaatste keer raak ik de taalgrens aan maar zet dan doodop koers naar Zichen, eindpunt van dit traject.
En wanneer ik het Limburgse mergelgrotstadje binnen fiets, moet ik denken aan de grootschalige arrestatie in Anderlecht, de kleurrijke windmolentjes aan het kanaal van Brussel, de oude fabrieken van Court-Saint-Etienne, het dalkerkje van Dion-le-Mont, de steile kasseiweg in Enines, de geiten op de uitgedoofde spoorlijn in Folx-les-Caves, de kasteelhoeve van Goetsenhoven, de zomerbar op de taalgrens in Hoegaarden, de steengroeve van Incourt, de werkzaamheden rond het kerkje van Jauchelette, de grote kerk van Kumtich, het verhaal van de verzetsheld van Lubbeek, lokale held Eddy Merckx in Meersel, mijn bezoek aan vriend Nikos in Neerlinter, de monumentale hoeve van Oplinter, fietsen langs het spoor bij valavond in de heuvels van Pécrot, het mijnstadje Quenast, het Hellend Vlak van Ronquières, de vegetarische bar na de lekke band in Seneffe, in carnavalmodus te Trazegnies, de Limburgse vlaaien van Ulbeek, het piepkleine gehucht Vrolingen, het idyllische kerkje van Wintershoven, de tegenwind in Xhendremael en de bossen van Yernée.
Na een pintje op het dorpsplein, om mijn overwinning te vieren, leg ik de laatste 10 km af naar het dichtstbijzijnde station, in het Waalse dorpje Glaaien. Drijfnat en uitgeput plof ik neer in de eerste de beste bar. C'est fini.