Na een winterpauze willen mijn knieën de draad weer oppikken. Midden februari wordt het weer wat zachter. Tijd om de provincie Antwerpen eens diagonaal te doorkruisen. Het is de eerste fietstip 'uit de dierenwereld' (er zijn zoveel dorpen met dierennamen). Ik fiets van de Kempen naar Rivierenland, van Turnhout naar Mechelen, ofwel van Vosselaar naar Muizen. Vossen en muizen in overvloed in deze streken, maar op mijn fietstocht door de Kempen zie ik enkel vogels, maar niet van de minste: zilverreiger, grote bonte specht, kievit, tafeleend, slobeend, kuifeend, fuut. Ik verlaat Turnhout om nog Vosselaar mee te pikken. Konijnenberg, Zwartgoorheide, Giels Bos, Lilse Bergen, Lovenhoek, de natuurgebieden volgen elkaar haast ononderbroken op. Wechelderzande is een dorpje van artistieke faam. De Wechelse school heeft hier en daar haar sporen achtergelaten, zoals de afspanning De Keizer, waar de schilders zich verzamelden. Ik had nog nooit van dit plekje gehoord. Ik passeer Hof d'Intere en fiets verder in zuidwestelijke richting.
Bos en heide. Veel paarden. In gedachten bevind ik me in de verhaalwereld van Lize Spits Het smelt. Deze streek heeft nillens willens een kanjer van een literaire klassieker te pakken. Bij Massenhoven bereik ik het Albertkanaal, waar naar mijn gevoel de Kempen ophouden. De gemeenten aan de overzijde behoren tot 'mijn streek', wat dat ook betekent. Ik steek de brug over naar Viersel en volg het Netekanaal naar Emblem en daarna de meanders van de Nete naar Lier. Ik dompel me onder in het erfgoed en de street art van dit romantische stadje. De Grote Markt met belfort, de Zimmertoren, de middeleeuwse huisjes, Pallieter. Bovendien is de Netevallei een van de mooiste natuurgebieden van de provincie. Ik kom er graag en vaak fietsen. En zo vat ik de laatste etappe aan, want zo ver is het niet meer van de Schapenkoppen naar de Maneblussers. Ik passeer het Hof van Ringen, een elegante folie middenin het poldergebied en zet door naar Duffel, waar ik even stop bij de kasteelruïne Ter Elst. Ik steek de rivier over en verlaat het Neteland. Door de spoorweg te volgen bereik ik de wijk Nekkerspoel, met in de verte voor het eerst de Romboutstoren. Eerst natuurlijk nog naar Muizen, achter de Dijle en het Mechels Broek, waar ik een laatste keer mijn vogelhart kan ophalen. In de verte grazen de Galloways, maar in een wei vlakbij de kerk van Muizen krijgt de eerste ooievaar van het jaar alle aandacht. Nu is de lente echt in aantocht. Ik volg de Dijle terug naar Mechelen en verklaar het fietsseizoen voor geopend! Fietsknooppunten: 45 - 01 - 68 - 69 - 59 - 79 - 80 - 53 - 03 - 05 - 06 - 17 - 97 - 68 - 69 - 51 - 74 - 92 - 76 - 93 - 88 - 89 - 05 - 31 - 66 - 56 - 25 - 24 - 65 - 98 - 11 - 99 - 57 - 64 - 57
Vroeg uit de veren voor een fietstocht naar het noorden. Ik vertrek in de kou van eind februari, duik de Schelde over en doorklief het Waasland richting de dichtstbijzijnde stad die ik nog nooit had bezocht. Vandaag trap ik van Antwerpen naar Hulst en terug. Net als bij mijn Wase fietstips van vorig jaar kom ik ook nu veel sporen tegen van Reinaert de vos. In Vrasene tref ik een dood schaap aan, poten in de lucht. Reinaert? De wolf van het Waasland? Pfos? De duivel? Op de grens in De Klinge is een deel van de beruchte dodendraad gereconstrueerd. In de Eerste Wereldoorlog trokken de Duitsers deze op over de hele grens om Belgen te verhinderen naar het neutrale Nederland te vluchten.
Na een poosje fietsen door Zeeland bereik ik de stervormige vesten van Hulst, de 'meest Vlaamse stad van Nederland'. De betonnen torenspits van de katholieke basiliek springt meteen in het oog. Die werd er na de Tweede Wereldoorlog op gezet nadat de vorige was verwoest. In dit gezellige Zeeuwse stadje vind ik twee monumenten die recht uit het verhaal Van den vos Reynaerde zijn geplukt. Overal in de stad vind ik pagadders, speelse beeldjes van Spaanse soldaten. Tijd voor koffie.
Van de Grote Markt, met het 16e-eeuwse stadhuis, wandel ik naar de Spaanse vesten, met hun bolwerken, stadspoorten en een oude molen. Het is er rustig. Op enkele wandelaars na ben ik er alleen. Ik fiets terug naar België via de fraaie natuur van de Clingse Bossen. In de verte de opvallende koeltorens van Doel. Ik passeer nog de sculptuur 'Free Foxes' van Caroline Coolen in Meerdonk, en vervolg mijn weg door Wase velden: grote zilverreiger, buizerd, fazant, haas. In Beveren nog wat geschiedenis met de Singelberg en Kasteel Cortewalle, en tot slot de laatste loodjes naar Antwerpen. Die 85 km in mijn kuiten zal ik morgen weer voelen.
Fietsknooppunten: 57 - 27 - 31 - 99 - 53 - 50 - 7 - 6 - 5 - 71 - 2 - 72 - 74 - 81 - 80 - 50 - 52 - 49 - 52 - 50 - 51 - 73 - 53 - 75 - 74 - 72 - 2 - 1 - 8 - 6 - 7 - 50 - 53 - 20 - 44 - 41 - 40
En dan is er lange tijd wat ze in meteorologisch jargon 'strontweer' noemen. Toch vind ik eind maart nog even de tijd voor een fietstocht in het zuiden van mijn provincie, meteen na mijn kantoorjob. Zoals op veel van mijn cirkeltochten passeer ik in Aartselaar het fiere Kasteel Cleydael. Het weer is maarts wisselvallig, met al enkele aprilse grillen, maar boven Boom hangt de beloning: een hemelsbrede regenboog. Er is een klein festival aan de gang, inclusief boot - 'cause why not?
Ik steek per veer de Rupel over naar het pittoreske Klein-Willebroek. Welverdiende pannenkoeken op het Sasplein. Ik hoor dat Berre aan zijn set begint en vertrek richting Willebroek. Op het zeekanaal is de ene brug al opzichtiger dan de andere. De Vredesbrug spant de kroon en doet wat denken aan de metalen constructie van Porto, die trouwens door dezelfde firma werd gebouwd. Op het platteland van Kapelle-op-den-Bos (even de provincielijn over) tracht een pas ingeweken ooievaar zijn veren in zijn nest te drogen. Maar dit was zeker niet de laatste regenbui van vandaag. In Leest passeer ik een opvallende hertenkwekerij.
Op de moerassen van Blaasveld volgt een van de mooiste plekjes van onze provincie: het overstromingsgebied bij Heindonk, waar je uitkijkt over een heel mooi natuurgebied en de Romboutstoren aan de horizon prijkt. Via twee blauwe fietsbruggen steek ik de Dijle en de Rupel over naar Rumst, waar drie rivieren samenkomen. Het hutje op de oever van de Rupel is een ideale plek om uit te blazen. Ik moet nog helemaal terug naar het Nachtegalenpark. Het was een klein avontuurtje, zo na mijn werkdag, maar die 65 km in de benen doen weer deugd!
Fietsknooppunten: 40 - 52 - 43 - 33 - 32 - 17 - 91 - 18 - 25 - 29 - 28 - 38 - 01 - 39 - 86 - 29 - 87 - 78 - 52 - 51 - 50 - 22 - 05 - 06 - 08 - 15 - 25 - 26 - 09 - 40
Dan breekt met het paasweekend het mooie weer aan en op zaterdag vier ik de lente met een fietstocht door de zonnigste provincie. De weg van Hasselt naar Leopoldsburg voert me, met een omweg van in totaal 60 km, dwars door de Haspengouw, Bosland en de Kempen, met af en toe een monument voor de fietser zelf. Limburg noemt zich niet voor nies het fietsparadijs van België. Ik ruil het plezierige Hasselt om voor Bokrijk, waar ik mijn horloge honderd jaar terugdraai. Behalve het openluchtmuseum bezoeken kan je hier ook 'Fietsen door het water'. Ik ben Mountainbike Moses wanneer ik door de in twee gespleten waters van De Wijers fiets. Lekker bizar. Zelfs de eenden lijken in de war bij dit ferme staaltje Belgisch surrealisme. Limburg heeft meer van zulke prettige fietsbelevingen.
Kuikens, veulens, fruitbomen met bloesems, de eerste zwaluw, alles in de Haspengouw ademt de lente uit. Het weer was gewoon nog niet mee. Ik volg een zeer goed onderhouden fietssnelweg door Zonhoven. In deze gemeente krijgt ook de wandelaar een standbeeld, maar fietsknooppunt 205 heeft een eigen tunnel met streetart van dieren op gekke fietsen. Hier voelt fietsen wat meta aan. In Helchteren bots ik op een minischroothoop met auto- en straaljageronderdelen. 'Opgelet! Airport open' staat er op een bordje te lezen. Op de vijvers van De Wijers volgt de heide van Bosland, een uitgestrekt natuurgebied met talloze bezienswaardige takkensculpturen. Eksel is de thuis van alweer een plezante fietsbeleving. Hier ga ik 'Fietsen door de bomen', en wel op kruinhoogte, dankzij een speciaal circuit in de vorm van een dubbele ring. Dit is nog veel leuker dan het klinkt. Mountainbike Mogli.
De fietstocht raakt met Balen even de provincie Antwerpen aan, maar via het Kanaal van Beverlo beland ik uiteindelijk in kazernestad Leopoldsburg, waar zoveel getalenteerde artiesten zijn opgegroeid. Ik herinner me plots dat ik gisterenavond backstage tegen Marcel Vanthilt stond te leuteren over deze fietstocht naar zijn Leopoldsburg. Uitstekend onderwerp voor in de coulissen van de Bourla natuurlijk. Wat was ik hier graag veertig jaar geleden op de lappen geweest, toen 'het Kamp' nog een bruisend en spannend nachtleven koesterde. Op het centrale plein is een indrukwekkend oorlogsmonument opgetrokken, pal voor het stadhuis. Ik kan onmogelijk in Leopoldsburg komen zonder aan de schrijver J.M.H. Berckmans te denken, die zo treffend over het stadje van zijn jeugd schreef. Al zal een bedevaart naar de 'strontbeek' toch voor een andere keer zijn. Of niet.
Fietsknooppunten: 239 - 96 - 97 - 98 - 243 - FDHW - 91 - 92 - 305 - 300 - 316 - 308 - 309 - 274 - 05 - 517 - 516 - 515 - 258 - 257 - 272 - FDDB - 275 - 277 - 555 - 554
Op een paar kortere na is het wachten tot het laatste weekend van mei eer ik nog eens een lange fietstocht onderneem. Ik wil de regio Genk-Maasmechelen, in het uiterste oosten van Limburg, ontdekken, en fiets van Genk naar Genk, in de streek van Maasland en de Hoge Kempen. Ik koers door het stedelijke bosland van Genk en stoot door tot Nationaal Park Hoge Kempen, dat alle verwachtingen overtreft met zijn uitgestrekte bossen en heide. Ik bereik het oudste stationsgebouw van Belgisch Limburg, dat van As, of 'Asch' zoals er op de gevel staat. Van op het terras van het gerestaureerde gebouw, nu een taverne, kijk ik naar de roestbakken van treinen, die nooit meer zullen rijden, bij de met onkruid overwoekerde perrons. Knappe graffitikunst op de treinstellen. Iets verderop zit nog een replica van André Dumonts boortoren. Het station van As is als getuige van het roemrijke verleden van dit nog weinig gekende stadje, een heerlijke plek om te verpozen.
Ik scheur over de fietsostrade door het Dilserbos, voorbij gehuchten met namen zoals Grote Homo (hihi), volg het kanaal naar de historische scheepvaartsite Tivoli in het dorp Lanklaar. Schilderachtig plekje bij Hotel Beau Séjour. Op het nauwe oude kanaal dobbert een zwanenfamilie met een hele kroost aan 'lelijke eendjes'. Ik passeer Maasmechelen Village, een winkelparadijs dat ik wil mijden, en twee grote boktorens en parkeer bij de ingang van het Kruinenpad, een houten weggetje dat op kruinhoogte door mijnverzakkingsgebied slingert. Dit wandelpad is een absolute must bij een bezoek aan Maasmechelen. De grond is hier tien meter gezakt, waardoor een moeras is ontstaan. Vergis je niet. Het landschap van natuurgebied Het Greven is volledig 'manmade' en een van de vele 'mijnattracties' die Limburg rijk is. Iets verderop in Eisden eet ik Limburgse vlaai op een gezellig geïmproviseerd terrasje op de oever van het kanaal. De ideale fietstocht op een warme lentedag als deze, en heel vriendelijke bediening bovendien. Bij Vucht verlaat ik het traject even en volg een zandweggetje naar de Belgische oever van de Maas. De vele eilandjes en de overkant behoren tot Nederlands Limburg.
Na nog lang het kanaal te volgen doemt plots het renaissancistische Kasteel d'Aspremont-Lynden op. Het is de voornaamste trekpleister van Oud-Rekem, het 'mooiste dorp van Vlaanderen'. De smalle straatjes, de Museumkerk, de Groenplaats met het Poortgebouw, de oude huisjes... voor zo'n klein middeleeuws dorp is er veel te bezichtigen. Het imposante kasteel heeft nog een grimmig recent verleden. Het deed zestig jaar lang dienst als psychiatrisch ziekenhuis, waar de patiënten elektroshocktherapie kregen. Buiten Rekem tref ik het 'krankzinnigenkerkhof' van dit misdadige gesticht aan. Dit moet een van de meest lugubere plekken van ons land zijn. De begraafplaats is helemaal door de natuur ingenomen en de stenen kruisjes piepen nog net boven het hoge gras uit. Ik vind een knuffelbeer, de mascotte van het kerkhof, die wel eens van graf verwisselt. Ik respecteer deze droeve traditie en verplaats het beertje naar het graf van een andere ongelukkige. Niet zonder krop in de keel.
Er wacht me nog de onweerstaanbare natuur van Zutendaal en terug in Genk, met meer dan 75 km in de kuiten, geniet ik van een welverdiende homemade ice tea in het gezellige centrum.
Fietsknooppunten: 249 - 560 - 29 - 534 - 251 - 252 - 550 - 551 - 565 - 41 - 501 - 42 - 44 - 48 - 55 - 56 - 57 - 58 - 140 - 63 - 62 - 532 - 64 - 567 - 29 - 560 - 249
Eigenlijk is het te warm om te fietsen, maar eind juni onderneem ik nog een poging tot een fietstip. Onderweg hoop ik heel wat vogelsoorten te spotten want voor deze tip fiets ik van Vinkt naar Merelbeke (of voor de toogfilosofen: van Zeveren naar Zevergem), in de groene zuidrand van Gent, langs Schelde en Leie. Opgepast met de fietsknooppunten want sinds kort heeft Stad Gent daar een zootje van gemaakt. Google Maps is uw vriend. Ik passeer de beruchte Blaarmeersen en pauzeer bij de abdij van Drongen die daar zo idyllisch op de oever van de Leie ligt. Deze groene streek ten westen van Gent ademt gewoon vakantie uit. Talloze bootjes en kajaks varen voorbij, terwijl de zon richting hitterecord klimt.
De zwanen en reigers van de Leiestreek maken plaats voor de zwaluwen en roofvogels van het Meetjesland. Het eerste wat ik hoor wanneer ik Vinkt binnenfiets, is het kenmerkende suskewiet. En daar zie ik de rood-blauwe zangvogel al, fier op zijn tak. Meer nog, het wemelt hier van de vinken. Maar allicht wemelt het overal van de vinken. Ik zet eindelijk mijn tocht in naar Merelbeke en moet zo weer onder Gent door. Na al die velden komen de terrasjes op de Markt van Deinze als geroepen, op Gent na de grootste stad op het traject. In het stadhuis loopt een expo van de kunstacademie, met voornamelijk kunstwerken van vogels. Ik steek de Leie over en volg de fietsostrade. Witte kwikstaarten fladderen rond mijn oren. Een grote bonte specht zoeft voorbij. Voor de kerk van De Pinte vind ik een fontein met vogelsculpturen. Ik plof neer in de zonnige tuin van Kasteel Viteux, voor een drankje bij Madame Viteux.
Ik passeer Kasteel Scheldevelde en de koers van Zevergem, met hoge helaasheidsfactor. Aan de horizon zie ik de torens van Gent al. In Zwijnaarde steek ik de Schelde over naar de natuur van Merelbeke, wip het stadje even binnen, en steek de rivier opnieuw over om via Zwijnaarde station Gent Sint-Pieters te bereiken. Een fijne fietstocht door het Gentse achterland van toch weer meer dan 70 km!
Fietsknooppunten: 55 - 52 - 68 - 57 - 58 - 61 - 65 - 69 - 70 - 80 - 81 - 82 - 91 - 94 - 93 - 49 - 19 - 17 - 18 - 16 - 18 - 48 - 2 - 3 - 5 - 6 - 13 - 14 - 20 - 23 - 79 - 89 - 30 - 6 - 3 - 1 - 99 - 1 - 99 - 3 - 6 - 2 - 42 - 55
Begin juli onderneem ik een best complexe fietstocht, waarbij ik verschillende keren lands- en taalgrenzen overschrijd. De route start en eindigt in de provincie Luik, en dus Wallonië, maar loopt ook door de Voerstreek (een Vlaamse enclave tussen Wallonië en Nederland), door Duitsland en Nederland, en zelfs door een voormalige ministaat. Daarom noem ik deze stevige fietstocht de Vierlandentocht.
Ik start in Wezet, het Waalse stadje aan de Maas waar de eerste Belgische soldaten (twee Antwerpse jongens) van de Eerste Wereldoorlog sneuvelden. Via de stuwdam van Lieze steek ik de brede rivier, met haar groene eilandjes, over en fiets de Voerstreek binnen. Ik flirt wat met de Belgisch-Nederlandse grens, op den duur hou ik het ook niet meer bij. En op een gegeven moment gaat ook Wallonië zich weer met mijn route bemoeien, wat de grensovergangen nog complexer maakt. Pittoreske dorpjes vol cafés en tavernes, in een licht glooiend heuvellandschap met bloemenweides. Halverwege de steile heuvelrug van Altenbroek moet ik toch even afstappen. Mijn versnellingen werken amper. Bovenop de heuvel én de grens wachten een hartige pannenkoek en een kop koffie op mij op het terras van een schattige boerderij. Een kat ligt languit te rusten tussen de bloempotten. Hier in 't Bakhuis komen Nederlanders, Duitsers, Walen en Vlamingen binnenwaaien. Ook het uitzicht over de Limburgse heuvels is de klim meer dan waard.
In de Geulvallei maken een Nederlands koppel en ik een landschapsfoto van elkaar, met het Château de Beusdael op de achtergrond. Ze willen hun vrienden en familie via sociale media doen geloven dat ze op fietstocht zijn in de Pyreneeën. "Die kennen toch niet het verschil tussen Frans en Spaans", grapt de man. Hier in Sippenaeken kijk ik uit over drie landen, met Aken aan de horizon. Hier liepen tijdens de Grote Oorlog de laatste kilometers van de beruchte dodendraad, die de Duitsers langs de hele Belgisch-Nederlandse grens hadden gespannen, om de bezette Belgen uit het neutrale Nederland weg te houden.
Op enkele kilometers van het Drielandenpunt doen de Waalse dorpsnamen al erg Duits aan - zoals Gemmenich en Völkerich. Ostbelgien en Duitsland, maar ook het onvermijdelijke Nederland, liggen om de hoek. De steile route is moordend maar ondanks de pijn en vermoeidheid geniet ik met volle teugen van het landschap. "Bonjour!", groet ik tegenliggers. "Bonjour? Genau!", krijg ik terug. Heerlijke babelse verwarring - drie landen, drie talen. In de verte spot ik het viaduct van Moresnet, een van de langste van Europa, met daarachter de Duitse heuvels; en ook de 50 meter hoge Boudewijntoren bovenop de Vaalsberg, het hoogste punt van Nederland. Ik fiets door Moresnet, dat al zo'n honderd jaar tot België hoort, maar dat van 1815 tot 1919 een ministaatje op zich vormde: Neutraal Moresnet. Deze absurditeit was een gevolg van een ruzie tussen Nederland en Pruisen, na de val van Napoleon Bonaparte. Omdat niemand wou inbinden moest het lapje grond, in de vorm van een spie, maar onafhankelijk worden. Hier wilde Wilhem Molly met zijn kunsttaal het Esperanto van start gaan, als ideale plek vrij van traditie en geschiedenis. Een eeuw lang was het huidige Drielandenpunt op de Vaalsberg dus een Vierlandenpunt.
Vol moed klim ik voorbij de kapel en calvarie van Moresnet naar het hoogste punt van Nederland. Toeristen poseren er bij de drie vlaggen of klimmen in de Boudewijntoren of in de Wilhelminatoren - die beide niet zouden misstaan in de Efteling. Witte lijnen bakenen de drie landen af. Een bordje markeert de voormalige grens van Neutraal Moresnet. In het Nederlandse deel geniet ik van een lekker Nederlands pilsje. Het is laat in de namiddag en ik ben nog niet halverwege mijn fietsroute. Tijd om een tandje bij te steken. Ik arriveer in het Nederlandse grensstadje Vaals. Ik zoek er de museumtuin met afgedankte Jezussculpturen, en de Heiland in Delfts blauw. Daar staat hij dan, Jezus van Oranje, de moderne Superman, een heiligenbeeld dat door Hugo Kaagman een op en top Hollandse makeover kreeg. Het gezellige stadje Vaals gaat naadloos over in de verste buitenwijken van Aken. Via de Duitse bossen bereik ik Lemiers en het oudste zaalkerkje van Nederland. In Holset zak ik onderuit op het terras van een herberg in vakwerk. Ik nip van een koude pils van La Trappe, lichter dan de populaire trappist. Om België te bereiken moet ik die Vaalsberg weer over, en dat wil ik nog even op aangename wijze uitstellen.
Op een zware klim volgt een duizelingwekkende afdaling door het Land van Herve en het natuurschoon van de Blauwe Ardennen. Ik doorkruis dorpjes aan de Geul waar de voertaal het Platdiets is. Tot slot bereik ik Ostbelgien, de Duitstalige Oostkantons. Ik plof me neer met een ijsje op de markt van Welkenraedt. Hoewel het nog maar 6 km tot in Eupen is, besluit ik hier de trein terug te nemen, want die in Eupen zou ik net missen. Maar het is mooi geweest: met 80 km op de teller en bijna enkel steile wegen ben ik blij met mijn prestatie. Ik heb nog een hele treinrit om te bekomen.
Fietsknooppunten (Welkenraedt-Eupen tussen haakjes): 47 - 40 - 414 - 420 - 421 - 422 - 431 - 430 - 429 - 428 - 427 - 92 - 1 - 60 - 3 - 6 - 5 - 91 - 93 - 95 - 94 - 93 - 91 - 3 - 6 - 4 - 7 - 10 - 11 - 12 (- 21 - 33 - 32 - 34 - 45)
Sommige van de bezienswaardigheden op mijn fietsroutes haalde ik uit De gekste plek van België van Jeroen van der Spek:
van der Spek, J., 2019, De gekste plek van België, Amsterdam: Uitgeverij Lias