Noord-Spanje 9-23 september 2022
deel 2: Costa Verde
Het is woensdagavond en Burgos is sprookjesachtig mooi verlicht. We werpen een laatste blik op de Arco Santa Maria en de gelijknamige kathedraal, een van de mooiste van Spanje, en kruipen er na een laatste pintxo pote (dat kan hier in Castilië-Léon ook gewoon) vroeg onder de lakens. Opstaan om 3 uur doet pijn, maar het is meer dan vier uur rijden naar Oviedo, en dat doen we bij voorkeur 's nachts. We rijden door het mistige berglandschap van het Prinsdom Asturië, waar Oviedo de hoofdstad van is. Het is vanuit deze stad dat koning Alfonso II als eerste pelgrim de camino primitivo naar Santiago de Compostella wandelde. Oviedo werd voor een groot deel verwoest tijdens de burgeroorlog; het oude en nieuwe stadsdeel vormen een harmonieus geheel. Het is een vrolijk stadje met kleurrijke huisjes en overal sculpturen in de straten: marktkramers, een volkszanger, Rufo de hond, zelfs Woody Allen.
Rond de centrale Plaza Alfonso II El Casto bevinden zich heel wat kloosters en kerken, maar de gotische Catedral San Salvador steelt hier de show. Het gouden retabel is magnifiek, de kloostertuin rustgevend, en het kathedraalmuseum toont een knappe verzameling religieuze kunst. Toch maakt dit twee dagen na de esthetische explosie in de kathedraal van Burgos wat minder indruk. Asturië is een echte ciderstreek en Oviedo heeft een ciderboulevard boordevol sidrerías. Aan het eind van deze Calle Gascona stuit ik op een 9e-eeuwse fontein waarin een duif een verfrissend bad neemt. Gelijk heeft ze, er zijn slechtere badplaatsen dan deze preromaanse fuente Foncalada.
Ik onthoud ook de kleurrijke patio bij Mercado del Fontán, het atrium van de universiteit, het Parque San Francisco, met bomen ouder dan pakweg de Successieoorlog, een 18e-eeuws hospitaal, en te midden van fraaie nieuwbouw een 16e-eeuws aquaduct dat er mag wezen. En het congrescentrum Buenavista is werkelijk gigantisch. Het moederschip van een keizerlijk ruimteleger met een Sint-Jacobscomplex... of zoiets. Maar we komen vooral voor de twee preromaanse kerken op de Monte Naranco, allebei een uniek staaltje preromaanse kunst! Het is een hele klim maar deze loont absoluut de moeite: de twee kerkjes treffen we aan in een idyllisch decor. Je moet alleen het moderne Oviedo op de achtergrond weg denken. Een gids leidt ons rond in zowel de Iglesia Santa Maria del Naranco als Iglesia San Miguel de Lillo, die vrij goed zijn bewaard: kapitelen, bogen, zuilen met subtiele dierenmotieven. Het bezoekerscentrum bezit een collectie middeleeuwse muziekinstrumenten. Ik denk niet dat ik ooit al een luit had gezien.
Al de hele dag worden in het centrum voorbereidingen getroffen voor de zoveelste avond feest op rij. Drie weken lang wordt San Mateo geëerd. Overal in Oviedo zijn er festiviteiten, denk: de Noord-Spaanse versie van de Gentse Feesten. Wij vliegen alvast in de cider. Is ons glas leeg, dan vult de barvrouw bij tot de grote groene fles leeg is. En dan bestel je er natuurlijk een nieuwe. We schranzen als Asturische vorsten. Op de Plaza de Porlier wordt het nog een feestje met Mediocre DJ. Dansen op The Clash en Caribou. De cider vloeit van op grote hoogte om zich diep in vele kelen te storten. Een fiesta op een Spaans plein, feesten in open lucht, misschien wel voor het laatst dit jaar.
Nog één kerk te gaan, de San Julián de los Prados bezoek ik de volgende ochtend. Dit 9e-eeuwse godshuis is uniek in Europa. Het was de privékerk van koning Alfonso II en van alle fresco's en versieringen is enkel het Vera Cruz religieus geïnspireerd. Hier kwam het plebs toch niet. Omwille van haar basiliekvorm met transept is deze kerk ook uniek in de Asturische kunst en meteen ook de grootste preromaanse Asturische kerk. Zoals vaak is de rondleiding in het Spaans maar een Frans-Cantabrisch koppel uit Santander vertaalt de belangrijkste informatie voor mij. Na het bezoek betuigen ze hun respect voor de onlangs overleden zanger Arno. Hun woonplaats Santander, hoofdstad van Cantabrië, is onze volgende halte. Teutë en ik reizen opnieuw per bus. Groene heuvels maken plaats voor uitlopers van het bergmassief Picos de Europa aan onze rechterkant, met de Cantabrische kustlijn links. Berg en klif zijn hier goede buren. Het voelt alsof we niet door Spanje maar door Ierland rijden.
Santander is geen mooie stad, maar de stranden zijn om over naar huis te schrijven. We kuieren op de boulevard langs de Bahia de Santander en zijn enkel te spreken over het uitzicht aan de overkant: idyllische groene heuvels. Verveeld nippen we van ons biertje en observeren enkele strandlopertjes. We gaan helemaal tot aan het voormalige zomerverblijf van Alfonso XIII op het Magdalenaschiereiland. Onderweg zien we hoe zeehonden, zeeleeuwen en pinguïns worden gevoederd. We bekijken Vital Alsars scheepsmodellen en 'zeebel' (een veiliger alternatief voor reddingsvesten). En bij het paleis kijken we uit over de kliffen van de Cantabrische kust, met op de voorgrond Isla de Mouro, dat me aan Shutter Island doet denken. Aan het strand zien we een rots die lijkt op een badende kameel. Dat strand heet dan ook Playa d'El Camello. Rest ons nog de bars van het centrum.
Spanje is geen ontbijtland en goede koffie is blijkbaar geen must. We genieten veel meer van de maaltijden later op de dag. Al eet ik hier als vegetariër hopeloos eentonig. Al van 's morgens vroeg wordt er in de barretjes gegokt. Geen Spaans spreken lijkt soms wel een halsmisdaad. De ochtenden zijn er om snel door te spoelen. Tijd voor weer wat hoogtepunten. We bezoeken Santillana del Mar, volgens Sartre het mooiste stadje van Spanje. het zal nog niet zijn. Een zeer oude steile straat vol zeer oude stenen huisjes leidt naar de mooiste romaanse kerk uit de wijde omgeving. In de prachtige versierde kloostergang is een mechanische miniatuurstad uit bijbelse tijden nagebouwd, de vele details zijn ingenieus.
We klimmen door de Cantabrische boerenbuiten naar de befaamde grotten van Altamira. Deze prehistorische grotten werden in 1868 toevallig ontdekt. De grotschilderingen zijn van een ongelooflijke schoonheid, maar niet toegankelijk voor toeristen. Gelukkig is er een uitstekende replica en kunnen we alsnog de beroemde bizons bewonderen. Hoedje af voor de artiesten die meer dan 16000 jaar geleden deze schilderingen het leven in riepen, maar even goed voor de makers van de perfecte replica's van zowel de oneffenheden in het grotplafond als de schilderingen zelf. Dankzij hen kunnen we ook in 2022 nog van deze 'Sixtijnse kapel van de oertijd' genieten. In het multimediale museum bekijken we nog werktuigen en beenderen van zoogdieren uit de prehistorie. Op de terugweg zien we de Ermita de San Sebastian beneden in de weilanden van Herrán liggen. Terug in Santillana bekijken we de knappe woningen en torens in het middeleeuwse centrum. En in Santander bezoeken we klooster en kathedraal, met de tombe van schrijver Don Pelayo en gouden retabels uit de barok.
Na nog een avondje in de vele bars die Santander rijk is, reizen we verder oostwaarts langs de Costa Verde. We stoppen in Santoña, een badplaats aan de monding van de Treto. Rustig vakantiestadje omgeven door heuvels en moerassen. Bij de monding hebben we zicht op Laredo met haar aantrekkelijke stranden. Tegen de Monte Buciero aan leunt het Fuerte de San Martin, een van de napoleontische forten. Er is ook een charmant romaans kerkje, een halte op de pelgrimsroute. Bij het fonteintje aan het stadhuis proeven we de beroemde ansjovis uit Santoña. Op een steenworp van een van de grootste gevangenissen van het land beginnen de moerassen, waar de vogelliefhebber in mij weer naar boven komt. Ik spot rosse grutto, visarend, ijsvogel, kuifaalscholver, zilverreiger, koereiger, blauwe reiger, wulp, bonte strandloper en grote stern, die als een dolle acrobaat loodrecht het water in duikt voor een lekkere sardine. Ik kom uit op het strand van Berria, dat er maagdelijk wit bij ligt tussen twee beboste kliffen, Punta El Brusco en Punta del Aguila. Hier en daar een wandelaar of twee windsurfers, that's it. Het kan aan de stevige wind liggen.
Terug via de duinen, moerassen, conservenfabrieken. Op de Plaza San Antonio genieten de Cantabriërs van hun zondagnamiddag. Tevens een pleisterplaats voor pelgrims. Ik zet me met een Asturische cider en een Baskische pintxo op een terras bij de kiosk. Ik wil de gezellige drukte van uitgerekend dit plein op deze nazomerse zondagmiddag vastleggen in een gedicht. Ik doe het niet. In de voorravond klim ik met Teutë naar de Virgen del Puerto, een enorm beeld van Madonna met Kind, en het Fuerte de San Carlos, daar waar de klif de oceaan aanraakt. Helemaal in de verte zien we de Baskische kliffen bij de Golf van Biskaje. 's Avonds cider op de Plaza San Antonio. Op tv het misselijkmakende vermaak met een matador die een stier afmaakt dat ze hier in Spanje 'traditie' noemen. Weg met die wrede stierengevechten.
Op maandag willen we de afstand van Santoña naar San Sebastian overbruggen. Eerst nemen we de bus naar de overkant van de baai, de badplaats Laredo. Het lange strand ligt als een croissant rond de baai geplooid, met zicht op de Monte Buciero en de napoleontische forten van Santoña. Enkele uren later brengt een tweede bus ons naar Bilbao. Alweer een schitterend landschap door ons raampje. Zo passeren we het Castillo en de Iglesia de Santa Maria de la Asunción van Castro Urdiales, bovenop een rots hoog boven de oceaan. In Bilbao slenteren we langs onze favoriete plekjes. Heerlijke pintxos en txakoli op de Plaza Nueva en in El Globo. De zuilen van Azkuna Zentroa en de cocktails van Abando. Puppy.
's Avonds nemen we dan eindelijk de bus naar de mondaine badplaats San Sebastian of, in het Baskisch, Donostia. Deze 'gelukkigste stad ter wereld', maar ook een van de duurste van Spanje, ligt in de provincie Gipuzkoa, en daarmee hebben we alle drie de provincies van Baskenland bezocht. We rijden Donostia binnen via de pompeuze Maria Cristina zubia, een van de vele bruggen over de rivier Urumea. We zien boulevards om te flaneren in het Centro en smalle straten boordevol extreem drukke pintxobars in het Parte Vieja. Toeristen storten zich in de txikiteo. Veel Fransen, want la douce France ligt hier om de hoek. Zelfs op maandagavond is het hele historische centrum één grote kroegentocht. Deze wijk werd na een brand in 1813 helemaal heropgebouwd in neoclassicistische stijl, al werd het middeleeuwse stratenplan behouden. We eindigen onze eerste avond in San Sebastian op de Consti, een magnifiek plein waar vroeger stierengevechten werden gehouden, en dat zie je er nog aan.
Ontwaken met een rommelmaag in een juweel van een stad. De kou is tot in het diepst van mijn vezels geslopen en ik ga actief op zoek naar een streep zonlicht om in te zitten. Ik neem het allemaal in mij op: het Playa de la Concha of Schelpenstrand, het Isla de Santa Clara, de Monte Urgull met het Jezusbeeld bovenop de ruïne van het Castello della Mota, het voormalige casino (nu stadhuis), en al de hotels en paleizen die samen de belle-époquegrandeur vertegenwoordigen. In dit decor slijten we de laatste dagen van onze vakantie. Let's do this.
Ik loop naar het Palacio de Miramar en krijg weer een heel ander uitzicht voorgeschoteld. Het is nu duidelijk dat Donostia drie heuvels telt - vier als je het eiland mee rekent. Ook de kerktorens van het Parte Vieja zijn nu goed zichtbaar. Wanneer ik de voet van de Monte Igueldo bereik, ben ik de hele schelpvormige baai rondgegaan. Hier vind ik Eduardo Chillida's drie roestkleurige sculpturen, die samen het kunstwerk Peine del Viento XV vormen. Deze windkam is Chillida's eerbetoon aan de wind en aan zijn thuisstad San Sebastian. Golven breken op de rotsen, het geruststellende geluid stemt tot meditatie. En terwijl steeds meer toeristen zich bij de sculpturen verzamelen, kom ik tot rust met zicht op deze magnifieke baai. Ik wandel zo goed en kwaad als ik kan - een van de pintxos moet me slecht zijn gevallen - terug naar het centrum en verken het 19e-eeuwse stadsdeel. Hoogtepunten zijn de neogotische kathedraal en het ontspannende Gipuzkoa Plaza, een praline van een stadspark, mét zwanenvijver - zo hoort dat in een stad zo elegant als San Sebastian. Bij het Kursaal begint het Internationaal Filmfestival aan een nieuwe dag vol evenementen en m'as-tu-vu-selfies. Het ontwerp van de brug die naar deze moderne evenementenhal leidt, mag er trouwens ook wezen.
Ik haal Teutë op in het pension en de twee mottige zieken leggen zich neer op het Playa de la Concha om er enkele uren te zonnen. Zalig bij dit stralende weer, maar pas na een siësta in bed voelen we ons weer wat beter. Tegen de avond bezoek ik de basiliek Santa Maria del Coro, inclusief kerkmuseum, een expo van Jorge Oteiza's sculpltuurtjes, en een 18e-eeuws tafereel met honderden poppetjes. Net als in veel kerken zijn er allerlei legendes over de Zwarte Madonna, die ik in het altaar terugvind. Die van Donostia is diefstalbestendig. En dan met vernieuwde krachten die Monte Urgull op, helemaal tot bij Jezus. Halverwege bots ik op de Cementerio de los Ingleses, een serene begraafplaats voor de Engelse soldaten die hier tijdens de oorlog tegen Napoleon stierven. Een bijzondere plek op de beboste heuvelflank, waar de tijd is blijven stilstaan. In de ruïne van het fort maak ik een vredige wandeling tussen 16e-eeuwse kanonnen. Het panorama met stad, baai en zee is weergaloos. Aan de voet van de heuvel vind ik een alternatief barretje. Drinken en lezen met zicht op de Schelpenbaai, terwijl de zon achter de verre Baskische heuvels verdwijnt. We dineren in het mooiste Italiaanse restaurant, maar we krijgen niet veel binnen. Wanneer we op de terugweg het Kursaal passeren, spotten we een regisseur en actrices op de rode loper. Wisten we maar wie.
De volgende morgen voelen we ons veel beter. Op het strand van Gros kijk ik naar de surfers en ontbijt in een hippe surfbar. Die pintxos zijn we letterlijk kotsbeu. Ik krijg maar net een croissant binnen. Vervolgens neem ik de trein naar grensstad Irun en steek de rivier Bindasoa over, die hier de grens vormt met Frans-Baskenland. In Hendaye kijk ik uit over de Baai van Txingudi, met de landingsbaan van de luchthaven van Donostia en het fraaie vissersstadje Hondarribia aan de overkant. Van op dit rustige Franse pleintje is een onafhankelijk en verenigd Baskenland alvast visueel niet ondenkbaar - praktisch, dat is andere koek. Vakantiestemming overheerst in de jachthaven van Hendaiako, de Baskische naam van dit stadje. In het heldere water kan ik de vissen tellen, mocht ik die ambitie koesteren. Van op het strand zie ik in de verte de tweelingrotsen waar Hendaye bekend voor staat, net twee vingerhoeden in het water.
Met een volgeladen bootje steek ik de baai over naar Hondarribia, het mooiste stadje van Baskenland. Het voelt bijna verkeerd aan, ik ben namelijk veel liever in Frankrijk dan in Spanje. De vrolijke kleurrijke huisjes van de Casco Histórico steken fel af tegen Keizer Karels robuuste paleis op de Arma Plaza. In de kerk ernaast vond het huwelijk van Lodewijk XIV en Maria Theresia van Oostenrijk plaats. Dit ommuurde stadje bevat nog tal van stadspoorten, bastions, ondergrondse gangen. De typische herenhuizen met balkon en wapenschild maken een onuitwisbare indruk. Via de Calle San Pedro bereik ik de visserswijk, een verrukkelijk extraatje. Kleurrijke huisjes en cafés troef. En in geen enkel stadje zag ik zoveel Basken de typische baret dragen als in Hondarribia.
Ik neem de bus naar het havenstadje Pasaia, waar men op een werf aan het water een replica van de San Juan bouwt, een walvisvaartschip uit de 16e eeuw. Ik neem een bootje naar Pasai Donibane, een droom van een vissersdorpje. Hier vertrok Markies De Lafayette per schip naar Amerika om mee te strijden voor de onafhankelijkheid. En Victor Hugo verbleef hier in een van de schattige huisjes. Vandaag toont de provincie Gipuzkoa me haar mooiste troeven, terwijl Teutë in de Schelpenbaai plonst. Ik pik haar op en we bezoeken samen het Museo San Salmo, ondergebracht in een oud klooster. We bewonderen de werken van Ignacio Zuloaga, Nicolás Lekuona, Esther Ferrer, Nestor Basterretxea, Antonio Ortiz Echagüe, Tintoretto, Jean Fouquet, El Greco, Jorge Oteiza, Eduardo Chillida... Van die twee laatste loopt er een tijdelijke expo, en we maken er een spelletje van te raden welke sculptuur bij welke beeldhouwer hoort. Ook het deel over de Baskische samenleving is erg interessant.
Donderdag reizen we terug naar Bilbao, met nog een laatste stop in Zumaia. Hier heeft de natuur zich weer van haar meest artistieke kant getoond. De flyschformaties aan de kust zijn hier wonderbaarlijk. Door de fijne laagjes lijken de rotsen haast op enorme naslagwerken. Het Playa de Itzurun is een van de mooiste stranden waar ik al heb gezwommen. De hoge kliffen doen aan Ierland denken - ik zie zelfs geitjes grazen - maar het is herfst en warm genoeg voor een duik in de oceaan. En dat doen we ook ineens in een decor van Game Of Thrones. Al kunnen de surfers deze hoge golven beter benutten. Een betere afsluiter voor deze fijne reis door Noord-Spanje kan ik niet bedenken. In het stadje zelf staat op een groot bord nog eens te lezen dat dit niet Spanje of Frankrijk is, maar wel Baskenland, met een eigen taal en gebruiken. Voor alle duidelijkheid.
's Avonds zak ik samen met alternatief Bilbao af naar Kafe Antzokia. In dit mooie zaaltje speelt de Australische rockband Tropical Fuck Storm een eigenzinnige, speelse, wilde set. Baskische indierocker Joseba Irazoki verzorgt het voorprogramma. Na het concert passeer ik de Jardines de Albia, waar jongeren met een drankje in de hand de nacht terug nemen. Donderdagnacht. Laatste ochtend. Net op tijd, want het weer gaat keren. Succes aan de pelgrims. Na een ontbijt bij El Arenal keren we terug met een hoofd en hart vol indrukken... maar we kijken wel uit naar onze eerste goede koffie in twee weken :)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten