Noord-Spanje 9-23 september 2022
deel 1: Bilbo & Burgos
En dan gaan we naar Spanje. Meer bepaald naar Baskenland, Asturië, Cantabrië en Castilië. Twee weken lang, met extra focus op Baskenland, een kleine autonome regio in het noorden van Spanje. Teutë en ik vliegen naar Bilbao, de hippe metropool van Baskenland, dankzij het 'Guggenheimeffect' geen deprimerende industriestad meer. Oude en moderne architectuur gaan hand in hand. We nemen de bus naar het centrale plein, het fleurige Plaza Federico Moyúa. Er zijn heel wat interessante paleisgevels te spotten in deze buurt, zoals het Casa Montero. De fosteritos, de glazen metro-ingangen, kregen hun naam van architect Norman Foster. We verkennen Casco Viejo, de historische binnenstad, maar beginnen in de multiculturele wijk San Francisco. In een drukke bar bestellen we pintxos, de Baskische variant van tapas. Een lekkere snelle hap. We steken de Rio Nervión of Nerbioi over naar de Siete Calles, de zeven straatjes die het hart van de oude stad vormen.
De Mercado de la Ribera is de grootste overdekte markthal van Europa, maar zeker niet de mooiste. Typisch Spaans is de Plaza Nueva, een rechthoekig plein met arcaden, palmbomen en gezellige pintxosbars. Een ander charmant pleintje is het Plaza Unamuno, waar we de trappen nemen naar het Parque Etxebarria bovenop de heuvel. Vroeger stond hier een stinkende fabriek, waar de eenzame schoorsteen nog van getuigd. Mooi zicht over Bilbao en de verre heuvels van het achterland. We dalen af naar de rivier, waar het Teatro Arriaga Antzokia ons met zijn neobarokke gevel kan bekoren, en duiken weer de Siete Calle in. De bibliotheek is zeker een bezoekje waard, omwille van de prachtige leeszaal en aula. Maar het liefst zitten we gewoon aan de oever met een San Miguel in de hand en zicht op de markthal en de Siete Calle. Dat doen de Basken zelf ook graag. Barretjes genoeg. Casco Viejo verbluft niet, maar 's avonds is het wel gezellig druk in de Siete Calle. We gaan van bar tot alternatieve bar, eten pintxos, drinken txakoli, en vieren met de Basken dat het weekend is begonnen. En overal hangt de ikurriñavlag.
Op zaterdagochtend trek ik er alleen op uit. Na een zoet ontbijt in een pastelería, waar ik een karolina proef, verken ik het moderne en dure Indautxu. Te midden van al dat glas en beton tref ik af en toe een architecturale schat aan, zoals een modernistisch theater of een futuristisch overheidsgebouw. Uitblazen in het romantische Parque de Doña Casilda Iturizzar, het grootste park van El Botxo, het koosnaampje voor Bilbao. Deze groene long, die uitloopt tot aan de oever van de Nervión, is een welkome afwisseling na de brede straten van de kantoorwijk Indautxu. In de pergola kom ik helemaal tot rust. De enorme rode hijskraan Carola herinnert aan de Euskaldunawerf en het maritiem verleden van de stad. Deze museumwijk doet me wat aan Manchester of Lissabon denken, smaakvol modern met respect voor het verleden. Een driemaster ligt hier voor anker, het stadion, 'de kathedraal van het voetbal', domineert het zicht als een walvis die naar lucht komt happen, en de rivier zet koers naar de oceaan. En Jezus is hier God. Hij kijkt van op zijn reusachtige sokkel uit over het reilen en zeilen van de Gran Via. Teutë ontmoet ik in een artistiek cafeetje niet ver van het Plaza Indautxu en samen bezoeken we het cultuurcentrum Azkuna Zentroa en wandelen door een cartoonesk bos van 43 originele zuilen. Hoog boven ons zien we de glazen bodem van een zwembad, grappig om de zwemmers op deze manier gade te slaan. Een unieke plek en sowieso het hoogtepunt van het wat teleurstellende Indautxu.
We nemen de metro naar Portugalete, stroomafwaarts aan de Nervión. Bezienswaardig is de zweefbrug Puente Vizkaya of Puente Colgante, uit 1893, een verbluffend staaltje architectuur van de industriële revolutie dat Portugalete met Getxo verbindt. Een subliem zicht op de zweefbrug hebben we aan het pleintje dat is opgedragen aan kroniekschrijver Lope García de Salazar, met 14e-eeuwse toren en kerkje. Portugalete is een aangenaam stadje met een wirwar van stegen en trappen. Een ingenieuze cabine zweeft vlak over het wateroppervlak, zo steken we een eerste keer de rivier over, samen met andere voetgangers, fietsers en automobilisten. Vervolgens nemen we in Getxo de lift naar de pasarela en wandelen op 50 meter hoogte boven het water. Indrukwekkend panorama en best een spannende ervaring. In de verte de monding van de rivier in de Golf van Biskaje met bijbehorende kliffen en vuurtorens, alsook de haven van Bilbao. Op het populaire strand van Las Arenas pootjebaden we tussen de Baskische zonnekloppers. Een paar uurtjes strandvakantie onder de Spaanse zon doet ons goed. Aan de Puente Colgante nemen we de bus terug, back to Bilbo.
In een pintxosbar hoor ik Angèle en ik vraag de barman of ze beroemd is in Spanje. Helaas, het is van zijn eigen afspeellijst, hij is grote fan. Half opgegeten pintxosschoteltjes vormen een feestmaal voor de mussen. Ook de hippe wijk Abando valt in de smaak. De voetgangersstraatjes tellen vele gezellige en originele bars, vooral die aan de oever. De toog van de Baobab-bar is versierd met een moderne interpretatie van Picasso's beroemde werk Guernica. Een pintxo pote in Café El Globo is ook altijd een goed idee. Zaterdagavond en op elke straathoek staan tientallen mensen weer te drinken en te snacken. Die gezellige sfeer is een van mijn favoriete eigenschappen van de Spaanse cultuur.
Zondagmorgen genieten we van het briesje dat door de straten van Abando waait. Binnen enkele uren is het een moordende 38°C. We verkennen de straten die uiteindelijk naar Guggenheim leiden. Het eerste bekende kunstwerk dat ons komt begroeten is een bloemenhond, een reusachtig huisdier met kleurrijke bloemenvacht. Het gaat om Jeff Koons' meesterwerk Puppy. Achter het compleet maffe ontwerp van het museum vinden we het angstaanjagende Maman, de gigantische spin op de oever van de Nervión, van de hand van Louise Bourgeois. De golvende glinsterende muren van de door Frank O. Gehry ontworpen kunsttempel hebben soms wat weg van een woeste oceaan, dan weer van een aluminiumroos, een geblutste blikken doos, een ruimteschip, een vreemde vis uit een surrealistische nachtmerrie, een gekneusde vuist van titanium. Ook de Puente La Salva is bezienswaardig, voornamelijk omwille van de geslaagde muurschildering aan de kant van de Castaños-wijk.
In het museum beleven we Richard Serra's stalen doolhoven, Jenny Holzers verticale led-boodschappen, Richard Longs Bilbao Circle. Er loopt een expo waarin de geschiedenis van de auto wordt getoond aan de hand van blitse modellen en enkele kunstwerken: Henry Fords eerste automodellen, Andy Warhols pop art, de snelheid van racewagens en de Italiaanse futuristen, verder nog David Hockney en Le Corbusier en Nick Masons supersnelle soundscapes.
We pintelieren in de snikhete straten van Abando en steken de rivier over naar Castaños, waar we de kabelbaan nemen naar de Monte Artxanda. Vanuit een pittoresk tuintje met moderne sculpturen is het uitzicht over de hele stad en de heuvels, tot aan Getxo en de oceaan, bijzonder mooi. De rode woorden BILBO en BILBAO die in veelvoud de omheining vormen, geven een extra touch. We verkassen naar een tweede hotel, in Casco Viejo, hebben weer wat nood aan een decor dat ouder is dan de 19e eeuw. We passeren de authentieke gevel uit 1902 van het treinstation La Concordia en de prachtige kiosk van El Arenal. Daarna weer ouderwets pintxo pote in de drukke bars van het Plaza Nueva en de Siete Calles, pro-Baskisch, feministisch en LGBTQ-vriendelijk.
In 1937 bombardeerden de nazi's de voor de Basken heilige stad Guernica, in opdracht van Spaans dictator Franco. Dit eerste bommentapijt uit de geschiedenis eiste 1600 burgerslachtoffers en was een van de ergste aanvallen uit de Spaanse burgeroorlog. Enkele jaren geleden bewonderde ik het schilderij Guernica van Pablo Picasso in Madrid. Zelden heeft een schilderij me zo ontroerd als toen. Spanje heeft de Basken altijd behandeld zoals pakweg England de Schotten en de Ieren. Hoewel geweld altijd moet worden veroordeeld, is het geen wonder dat terroristische organisaties zoals de ETA en de IRA zijn ontstaan, of dat er veel Schotten, Basken of Catalanen van het toxische vaderland willen afscheuren. Dat blijft een netelige kwestie, met veel argumenten pro en contra, zeker in het geval van Baskenland. Met bakken sympathie voor deze symbolische plek nemen we de trein naar Guernica en aanschouwen een replica van Picasso's schilderij. In het park vinden we twee intrigerende sculpturen, van Eduardo Chillida en Henry Moore.
De herinnering aan het bombardement is overal in de stad aanwezig. We bezoeken een voormalige schuilkelder van tijdens de burgeroorlog, waarin we een simulatie van het bombardement ervaren. Na de versmarkt bezoeken we het Casa de Juntas, het parlementsgebouw van Vizcaya. Het schitterende glas-in-looddak stelt de heilige eik voor met alle steden van Vizcaya errond vertegenwoordigd door hun bekendste monument. Van de oorspronkelijke boom blijft enkel nog een stuk van de stam over. Rest ons nog het Vredesmuseum. Hier komen verschillende conflicten aan bod, maar 26 april 1937 staat natuurlijk centraal. We slenteren over een glazen vloer en staren naar het puin, stappen een woonkamer binnen en beleven de bange minuten vlak voor de Duitse vliegtuigen arriveren. Op interactieve wijze leren we over de verwoestende kaken van het fascisme. Laat ons van elke wannabe Franco of Hitler een paria maken en zo onze democratische samenleving behoeden voor de totale onderdrukking of zelfs verwoesting.
Net als in Bilbao komen we hier af en toe bedevaarders tegen onderweg naar Santiago de Compostella. Het zal een constante worden op deze reis. Terug in Bilbao wandel ik symbolisch een kort stuk van de bedevaartstocht af. Ik bezoek de kathedraal en de Iglesia San Antón, allebei haltes op de pelgrimsroute van de Sint-Jacobsschelp. Van zodra ik de rivier oversteek, wordt de route afgrijselijk saai, en besef ik dat ik even goed de Turnhoutsebaan kan uit lopen. Toch stop ik niet tot ik aan het eind van die eindeloze Calle Autonomía de groene heuvels bereik. In de verte knikt de gouden Jezus me toe: het is goed geweest, je bent toch atheïst. Mijn stappenteller vertrouwt me toe dat ik vandaag geen records ga breken, dus na een verfrissende Estrella Galicia vervolg ik mijn weg. Ik klim naar de wijk Altamira, bovenop de heuvel, en zie Bilbao in de diepte liggen. Aan de andere kant lonken de bergen en een scheut oceaan. In de Kadaguavallei zie ik de 15e-eeuwse Puente del Diablo liggen, een stenen nietje te midden van het niets. En de wegen van de Heer zijn bezaaid met groot huisvuil. Uren later dineren Teutë en ik voorlopig voor de laatste keer in Baskenland. Morgen nemen we een vroege bus naar Burgos, in Castiliaans Spanje, volgens de Castilianen het 'echte' Spanje.
Pelgrims die via Bilbao naar Santiago de Compostella trekken, passeren niet langs Burgos, dit is een andere camino. Wanneer onze bus 's morgens vroeg Castilië binnenrijdt, worden we verwelkomd door het iconische silhouet van een Spaanse stier, dat je overal in het land langs de snelwegen ziet. Groene heuvels maken plaats voor een dor gelig landschap. Deze conservatieve provinciestad was de hoofdstad van Franco's fascistische regime, het is de plek waar El Cid faam verwierf en waar de jonge Filips de Schone, hertog van Bourgondië, zijn laatste adem uitblies in het Casa del Cordon, waar Columbus ook zijn privileges kwam opeisen na de ontdekking van Amerika. Werkelijk schitterende renaissancegevel. Ook de Arco Santa Maria en de Arco de San Esteban, die laatste in mudejarstijl, zijn imposant. Mudejar? I have a feeling we're not in Basque Country anymore.
We volgen de oude stadsmuur en klimmen naar de kasteelruïne. Van op de vestingmuren is er al een fraai uitzicht, maar het beste panorama krijgen we bij het Mirador del Castillo. Van deze hoogte is de Catedral de Santa Maria zo mogelijk nog indrukwekkender. Een van de vele kerken van Burgos is de Iglesia de San Nicolás de Bari, ter ere van onze Sinterklaas, net als in Bari. Het retabel van Simón de Colonia is ongelooflijk gedetailleerd. De stenen beeldjes van heiligen en engelen zijn niet te tellen. Een voorsmaakje voor wat ons in de kathedraal te wachten staat. Alleen al de buitenkant is een festijn: torentjes, spitsen, sculpturen en portalen, een ongelooflijke complexiteit. Ook binnen staan we met open mond in het rond te kijken. Een uur lang geven we onze oververzadigde ogen de kost. Net als die van Toledo is de kathedraal van Burgos een copieuze maaltijd die op een indigestie aanstuurt. Hooggotische kapellen, flamboyante retabels, uiterst gedetailleerde koorstoelen, een churrigueresk plafond met overdaad aan cherubijnen, bisschoppenportretten (één ontbreekt, want de ijdele man was er niet blij mee), Vlaamse wandtapijten, kloostergangen... Ook de laatste rustplaats van El Cid, meteen onder de prachtige koepel, ontbreekt niet. Haast belachelijk hoeveel esthetisch genot onze arme ogen ervaren.
We volgen de Río Arlanzón naar El Real Monasterio de las Huelgas, een klooster uit de 12e eeuw. Een Spaanstalige gids leidt ons door de kloostervertrekken en de romaans-gotische kerk. Opvallend zijn de draaiende preekstoel, het grafmonument van koning Alfonso VIII en Leanor Plantagenet, het Moorse stucwerk en de mudejarpoorten. Een onweer bereidt zich voor boven de kloostergang. Via de pelgrimsroute keren we terug naar het centrum, waar we de dag afsluiten in de alternatieve Bardeblás.
Omdat er een uitstap vanuit Burgos wegvalt maar we voor twee nachten hebben betaald, nemen we de volgende dag de bus naar Vitoria ofwel Gasteiz, de hoofdstad van Baskenland. We passeren de Montes Obarenes, bezaaid met kloosterruïnes, en steken de Ebro over naar Baskenland. Gasteiz is een prettig maar pittig stadje. Toch hoeven we niet altijd te klimmen, roltrappen vergemakkelijken onze stadswandeling. Typisch Baskische huisjes, bevallige renaissancepaleizen, veel street art, groen. Gezellige bars op de Plaza de España en de Plaza de la Virgen Blanca, waar een monument de overwinning op Napoleon herdenkt.
Bij de Catedral de Santa Maria vind ik het standbeeld van Ken Follett, die zich voor zijn literaire werk door deze wankele kathedraal liet inspireren. Samen met een groepje toeristen uit Lebbeke word ik rondgeleid door deze eeuwige bouwwerf. We sluipen door nauwe gangen hoog boven het koor, nemen een spiraaltrap naar de klokkentoren, waar we een 360° panorama van Gasteiz voorgeschoteld krijgen. De amandelvorm van het historische centrum is van bovenaf duidelijk te herkennen. In de toren hebben werkers door de eeuwen heen hun naam op de muren aangebracht. Overal op de binnenmuren zien we barsten en scheuren. Een van de zuilen staat wel héél scheef. In het ondergrondse van de wankele kerk bekijken we enkele opengewerkte graven uit de 12e eeuw. De skeletten hebben een muntstuk in de mond, als betaling voor de veerman Charon. Een lichtspektakel in het hoofdportaal leert ons op originele wijze in welke kleuren de beelden waren geschilderd in de middeleeuwen. Een uniek en verrassend avontuurlijk bezoek dus! Nog wat genieten van een terrasje in de zon en we trekken weg uit Baskenland. Het is tijd voor het tweede deel van onze reis.
En dat verslag volgt gauw!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten