Soms komt de poëzie je besluipen, klaar voor de sprong wanneer je dat het minst verwacht. Zoals op een druilerige zondagochtend in de rue des Fripiers in Bergen. Te midden van de vrolijk in felle kleuren geverfde kasseien zit een enorme sint-bernard een majestueuze drol te draaien, waarna zijn baasje behoedzaam de aan het kleurenpallet toegevoegde waarde met een zakhandje verwijdert. Een visueel obscene toestand die ogenblikkelijk wordt rechtgetrokken. Niet alle helden dragen capes.
Een jaar geleden was ik ook al in deze stad. Er was een kerstmarkt die niemand echter mocht betreden. Want besmettingsgevaar. Tijdens de tweede lockdown waren enkel teddyberen welkom op de carrousel. Kindjes moesten op hun kin kloppen. Misschien zou het virus ons binnen exact een jaar genadiger zijn. Niet dus.
Halsreikend keek ik uit naar de tweede helft van 2021, waarin we het virus eindelijk op de knieën zouden dwingen. Een najaar dat even goed vijf jaar later kon plaatsvinden, zo onwerkelijk veraf leek het, de vertierloze maanden haast eindeloos. Het rijk van de vrijheid zo ver weg dat het even goed nooit zou aanbreken. De regenboog onbereikbaar op de horizon gespeld.
En zelfs die inschatting bleek ontoereikend. Een jaar later zijn de kroegen toch al geopend, een knieval voor de zuipschuit en de economie. Een vette troost, want bier en wijn smaken veruit het best in ploegverband. In La Maison des Brasseurs bijvoorbeeld, en door het raam sla ik de kermis gade. Geen beren maar uitgelaten Belgen in de Decadance. En mensen van vlees en bloed kopen roze wolken en appels op een stokje. Een bank vooruit in de stoelendans richting rijk der vrijheid. Dat, of anders een interbellum tussen twee keer alles dicht.
De regenboog der vrijheid, zo u wil. De kleurtjes maken ons blij, maar toch voelt het alsof een grote hond onze vreugde royaal heeft ondergescheten. Wie weet zit het vooruitblikken er volgend jaar wel weer bij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten