Omdat reizen nog altijd zo goed als verboden is en ik graag reisverhalen schrijf, zadel ik jullie nog een derde keer op met blijftips. Tot België uit al onze oren en andere lichaamsholten komt. Gelukkig is die gevreesde dag nog ver weg, want ons land heeft zoveel te bieden. Sinds mijn vorige verzameling blijftips heb ik net als de meeste mensen het land niet verlaten. Dat is ondertussen meer dan een halfjaar geleden. Wel heb ik alleen, met vriendin, of met vrienden het hele land afgereisd - per trein, bus, fiets of te voet. Ik raad jullie graag enkele hoogtepunten aan. Zo maakte ik eind november een prachtige fietstocht ten zuiden van Leuven, dwars door het Meerdaalwoud, even flirten met de taalgrens, die in deze streek door de Dijle wordt gevormd, over de steile heuvels van Huldenberg - toch even afstappen bij bergop - voorbij het gezellige domein van Tervuren, het kasteel van Leefdaal, en zo terug naar Leuven. Een stevige 75 km in de benen en oh zo voldaan. Er waren ook de vele wandelingen in het natuurschoon van Vlaams-Brabant. Op het platteland van Landen, op een steenworp van Limburg, koersten drie reeën voorbij. Op een tocht door de Dijlevallei in Neerijse konden we heel wat bjizondere vogels spotten. Vollezele en Urbanusdorp Tollembeek boden een wandeltocht dwars door mystieke mistgordijnen. Een schattig ezeltje was de troostprijs. We gaven het Pajottenland enkele maanden later nog een kans. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek is de thuis van Kapitein Zeppos. Je kan er zijn Hertboommolen nog bezoeken. In Ninove was het chillen tussen de ruïnes in de tuin van de Norbertijnenabdij.
In thuisstad Antwerpen kan ik de Architectuurroute aanraden, en de musea MAS, DIVA, Mayer van den Bergh. In Kasserne Dossin te Mechelen werd het ijzig kil in mijn hart. Zoveel getuigenissen van zoveel wreedheid. In Brussel verorberde ik heel wat kunst en architectuur in het Museum voor Schone Kunsten, BOZAR en de frappante Villa Empain in Elsene, een meesterwerk van art deco middenin de ambassadewijk en op een steenworp van het Ter Kamerenbos, waar we ons in februari op glad ijs begaven.
In Bergen valt sowieso veel te beleven, vooral sinds de Henegouwse stad culturele hoofdstad van Europa was. Het uitzicht bovenop de heuvel met het belfort verlicht in suggestief roze, tijdens zonsondergang, spreekt tot de verbeelding. De collegiale kerk bevat heel wat schatten. En de expo over de popart van Roy Lichtenstein was een aardig extraatje. Met Teutë ging ik dan weer op hotel in het majestueuze maar ijskoude Doornik. Een culturele citytrip in een bevroren spookstad, met het sierlijke belfort, de vijftorenkathedraal en enkele musea als hoogtepunten. We deden ook een kort uitstapje naar Antoing en haar sprookjeskasteel aan de Schelde.
Met Jeroen fietste ik in maart de Balenbergroute, met stops aan de woning van Pater Damiaan in Tremelo en het Sven Nys Cycling Center op de top van de Balenberg in Baal. Hier brak mijn ketting, waardoor ik te voet verder moest, om in het station van Begijnendijk te worden opgepikt. Een prachtige fietstocht met spijtige afloop. Dit overkwam me een dikke maand later opnieuw, wanneer ik ging fietsen in het zonnige Waasland maar opnieuw m'n fietsketting brak, ergens in Nieuwkerken. Te voet onderweg naar Sint-Niklaas brak er ook nog eens een wolk. Gedaan met fietsen voor een tijdje.
Nogmaals op hotel, deze keer in de Vlaamse Ardennen. Buiten Ronse kwamen we met Pasen even de Ronde van Vlaanderen tegen, al was dat niet de bedoeling, aangezien we allebei geen fan zijn van de koers. Wij kwamen voor het Muziekbos en stiekem ook om een van de slechtvalken te spotten die in de 90 meter hoge kerktoren van Oudenaarde broedden. We schuwden ook de meer populaire plekken niet. In ander gezelschap ging ik in april wandelen in het Hallerbos in Lembeek, beroemd omwille van de bloeiende blauwe hyacinten en witte bosanemonen. En ja, de Vlooybergtoren he. Die Instagram-waardige constructie te midden van de akkers van Tielt-Winge.
Ook Gent was gul de afgelopen maanden. Samen met Teutë bezocht ik er het Museum Dr. Guislain, een voormalige psychiatrische instelling. We leerden er over de mentale gezondheid doorheen de eeuwen en bewonderden groteske kunstwerken en foto's van onder meer Roger Ballen. Hoogst inspirerend. Tot slot deden we eind april een uitstapje naar Waals-Brabant. Het Domein Solvay in Terhulpen moet je daar absoluut eens bezoeken. Hoe heerlijk is het om rond te dolen in het uitgestrekte park met sprookjeskasteel, enkele vijvers en golvende weilanden tjokvol bijzondere flora en fauna. Ideaal om je er te komen onthaasten. We pikten zelfs een bijeenkomst mee van een Waalse groepering die de maatregelen bestrijdt. Een uitgelaten menigte verzamelde zich rond een groepje muzikanten. Dat ze weer wilden dansen, zongen ze in het Frans. We bolden uit aan het Meer van Genval, dat mooi tussen Vlaanderen en Wallonië gekneld zit. Ideaal om even aan de drukte van de hoofdstad te ontsnappen. De eendengangbang die zich daar voor onze neus voltrok, was dan weer een schokkende verrassing.
En dat waren dus enkel de hoogtepunten. In mei komen de versoepelingen en krijgen de horeca en evenementen voorrang. Toch blijft reizen een essentiële bezigheid, misschien minder frequent, maar verder weg. De vleugels verder uitslaan. Wallonië is bij momenten betoverend mooi en we trekken er maar zelden naartoe. De Ardennen zijn uitstekend om nog eens een dagje in te verdwalen. De trein tussen Luik en Luxemburg voert me langs woeste naaldbosheuvels en lieflijk kabbelende riviertjes - merk de reiger op, kniediep en in bevroren geduld naar lekkers turend. Voorbij kastelen bovenop hoge rotsen geparkeerd, landhuizen als kleine kastelen met zoete oevertuinen, door Canadese gevederde troepen ingepalmde velden. Ik stap uit in Gouvy, aan de Ourthe; Ostbelgien, Duitsland en Luxemburg liggen elk achter een andere horizon. Ik volg een Romeinse weg, dwars door een desolaat heuvellandschap en moet ergens de grens zijn overgestoken. Grappig hoe de plaatsnamen compleet kunnen verschillen. Hautbellain heet Beesslek in het Luxemburgs, zijn broertje Basbellain kent men onder de naam Kiirchen.Tijdens een lange voettocht naar Troisvierges, dat ik al eens tijdens een koude winter had bezocht, kom ik geen enkele tegenligger tegen. Wel spot ik heel wat boeiende vogelsoorten, tientallen roofvogels en honderden zwaluwen, en de gebruikelijke kwik- en roodstaarten, maar verder ook kramsvogels en een koddig goudvinkje. Lang leve het gratis vervoer. Ik trakteer mezelf op de hoofdstad, mijn geliefde, vertrouwde, erg gemiste Luxembourg. Het volledige land rolt aan mijn raam voorbij. Ik kijk uit naar het eindpunt. De gouden vrouw verwelkomt me voor de zoveelste keer. De kathedraal. Plëss. De Kazematten. De enorme bruggen over diepe dalen. Torentjes, stadspoorten, paleisjes. De hele haast onwerkelijk mooie, steengeworden nostalgie naar alle keren dat ik hier in de afgelopen vjiftien jaar ben geweest, alleen of met twee. Al primeert de ontroering bij de aanblik van al die cafés en restaurants met drukbezette maar veilig geregelde terrassen. Een hoofdstad die weer ademhaalt. En binnen minder dan een week is het aan ons.
In de wirwar van steegjes vind ik een alternatief barretje terug waar ik enkele zomers geleden al eens stevig heb zitten drinken, diep verborgen in de kelder. Nu kies ik voor het terras. Boven het stadhuis zweeft een slechtvalk, voor wie de vrijheid absoluut is. Heerlijk klein Groot-Hertogdom, luilekkerland waar ik wel eens mijn wonden kom likken, maar nu met gelukzalige glimlach door je straten zwerf. Ik blijf niet voor de nacht, heb nog een hele tipsy terugreis voor de boeg. Ik kom echter terug en breng weer iemand mee. Gekend door te weinig Belgen, ik ben je beste ambassadeur. Auf Wiedersehen. Mei is kletsnat. Bijna gans de maand verlaten we Antwerpen niet. Met het Pinksterweekend besluiten we dan toch maar voor een ingekorte versie van een lang weekend in Wallonië te gaan. De horeca zijn geopend, althans de terrassen, en die van 't Stad hebben we de afgelopen weken overvloedig bezocht - meestal onder een afdak of parasol (die je in mei 2021 gewoon 'paraplu' mag noemen). Het wordt een weekendje Luik. Het paleis. De zeven collegiale kerken. De Maas en haar bruggen. De steegjes, de street art, de levendige terrasjes. Op La Batte vinden we een van de grootste zondagsmarkten van Europa, verder stroomafwaarts de opmerkelijke gevel van Le Grand Curtius, met al die bizarre koppen en dieren, en de schattige Eglise Saint-Barthélémy.
Verschillende steegjes kronkelen de Montagne de Bueren op, maar elke toerist neemt hier natuurlijk de monumentale 19e-eeuwse trap. Al verschillende keren maakte ik de klim, maar omwille van een omgeslagen enkel moet ik vandaag verstek geven. Terwijl ik op de binnenplaats van een voormalig begijnhof, nu taverne, in de cocktails duik, klimt Teutë de heuvel op, voor een spectaculair zicht op Luik en de wijde omgeving. Het wijke rond Cour des Minimes blijft een van de meest pittoreske plekken van Wallonië. Ook van de volkse wijk Outremeuse, waar schrijver Georges Simenon opgroeide, laat ik haar proeven. Parijse taferelen op het grote terras van Cafe Randaxhe, maar dan met het Luikse bier Curtius. Deze keer slaap ik niet in de jeugdherberg, ondergebracht in een voormalig klooster. We overnachten in het historische centrum, tegenover de Eglise Saint-Denis, een van de collegiale kerken. Eerst nog Le Pot au Lait, een van de meest opmerkelijke cafés van het land. Een aangeschoten circus voor de lavelozen, een tempel voor de dorst en de verbeelding. Doorheen het steegje klinkt een onontwarbare kakafonie van uitgelaten Liégeois. Een gigantische mechanische spin domineert het zicht in een muurtuin van metalen bloemen. Prins Laurent zit vast in de trip van zijn leven. Binnen overvalt je een heerlijke freakshow waar je ogen te kort komt, een psychedelisch vagevuur met patroonhelige E.T. en Kindeke Homer. Vervolgens storten we ons in de zondige straatjes van Le Carré, dat tegen 22u, het verplichte sluitingsuur van de bars, haast festivalproporties krijgt. Honderden studenten zijn nie tin het minst bezig met hun smartphone, maar oprecht geïnteresseerd in elkaar. Een aanstekelijke levenslust. Leve la ville ardente. Cocktails, shotjes. De nacht - of toch alvast de schemering - is weer van ons. Dronken Luik, ik groet je als een verre vriend.
Terwijl we onze roes uitslapen, geneest de zwelling van m'n nu paarse enkel grotendeels. Na enkele barretjes klimmen we naar de Terrasses des Minimes voor een wijds panorama over de stad. In de welriekende tuintjes op de Buerenhelling sluiten we onze uitstap naar de Waalse metropool bij uitstek af. Per trein doorkruisen we Limburg. Geen Jurgen te bespeuren. Meer Wallonië een week later. Het is erg warm, het laatste weekend van mei maakt alles goed. Solo trek ik naar de streek van Maas en Lesse, voor enkele dicht bij elkaar gelegen hoogtepunten in de provincie Namen. De Waalse hoofdstad heeft nu een kabelbaan die je naar de citadel voert. Ik slenter kortstondig door de plezierige straatjes in de buurt van de kathedraal. Vanuit Namen volgt mijn trein de Maas stroomopwaarts, altijd een mooie rit. Mijn ogen twijfelen tussen het uitzicht en het zielsverheffende proza van Hafid Bouazza op mijn schoot. Een dubbele match ping-pong. Over de rivier is een snoer gespannen met aalscholvers als kralen. Als gevederde heilanden spreiden ze hun vleugels. Die drogen niet vanzelf, zoals bij eenden. Kasteelruïnes en riante villa's rusten bovenop de rotsen - postkaartje naast postkaartje. Nu de wereld behoedzaam weer op gang komt, is het doodgeknuffelde Dinant, gonzend van de toeristische bedrijvigheid, heerlijk om te aanschouwen. De citadel. De collegiale kerk. De met vlaggen en saxofonen beladen brug over de Maas, waar Generaal De Gaulle in de oorlog gewond raakte. De toeristische bootjes. De motorbendes. Dit koddige stadje, waar Adolphe Sax een uitvinding verrichtte die de mzuiekgeschiedenis zou veranderen, behoort de hele wereld toe.
Ik beland in Gendron, waar de Lesse vriendelijk kabbelend tientallen kajakkers draagt. Van hier is het een korte wandeling naar een sprookjeskasteel met zes torens. Het 15e-eeuwse Château de Vêves zit bovenop een groene heuvel die uitkijkt over de hele vallei. Een kasteelbezoek met alles wat je daarvan doorgaans kan verwachten, inclusief een Schone Slaapster. Het personeel draagt zelfs middeleeuwse outfits. Je bent er snel door, maar hebt dan wel een hele reeks van boeiende vertrekken zien passeren, van de wapenzaal tot de weelderige salons.
Naar Celles, terecht tot een van de mooiste dorpjes van Wallonië verkozen, is het even klimmen. Langs de weg ligt het lijkje van een das. Nog nooit gezien. Na een halfuur bereik ik rustige steegjes en een vredige tuin vol Belgische toeristen. Net als zij blaas ik uit tussen de bloesems en kijk naar de Eglise Saint-Hadelin pal voor ons, met haar versterkte toren, te midden van al dat groen. Hier een boekje lezen en een Ricard degusteren is puur genieten. De naam van de taverne zegt genoeg: Le Val Joli. Drie soorten zwaluwen buitelen onophoudelijk door de lucht. Een Brits gezin reciteert 'Daffodils' van Wordsworth. Ik wil hier blijven.
Het stralende weer houdt aan. Twee weekends later neem ik Teutë mee naar deze zonovergoten streek die zich rond de Maas heeft genesteld. Weet je nog, aalscholvers als kralen aan een snoer? Daar. Godinne is een rustig dorpje op de oever van de Maas. Een fijne wandeling langs een groen eiland boordevol vogels brengt ons naar de romantische tuinen van Annevoie, bovenop een heuvel die over de Maasvallei uitkijkt. Zalig om door deze schitterende 18e-eeuwse tuinen te kuieren. De 50 waterpartijen, watervallen, fonteinen worden gevoed door het exact 365 meter lange Grand Canal. Hier is geen mechaniek aan het werk. Al meer dan 250 jaar lang vindt het water zijn weg louter via de hellingen en dus dankzij de zwaartekracht! Franse, Engelse en Italiaanse stijlen lopen harmonieus door elkaar, en de Romeinse mythologie is nooit ver weg. De twee hoogtepunten zijn wat mij betreft het unieke Buffet d'eau en de hellende bloementuin. En wat een vogelweelde. Zwaluwen vliegen af en aan het kasteel. Op de schouw rust een reiger. Kwikstaartjes huppelen in het gras terwijl een zwanenkoppel met kroost in het Petit Canal gaat zwemmen. Uitgelezen oord om trouwfoto's te nemen. Tot slot een deugddoende cocktail of twee op het altijd levendige Place du Marché-aux-Légumes in Namen. Van op de brug boven de monding van de Samer in de Maas heb je het beste zicht op de citadel. Opvallend is de bekende schildpadscultuur, ofwel Searching For Utopia, van Jan Fabre, die vanop de papenmuts uitkijkt over de Waalse hoofdstad. In het weekend dat op mijn verjaardag volgt, reizen we samen naar Luxemburg. Het is telkens opnieuw verliefd worden op de hoofdstad. Vanop de Bockrots kijken we uit over Grund, de benedenstad met de abdij van Münster, de kazematten. Vijf torenvalken mengen zich met de tientallen gierzwaluwen. Zouden ze er wel eens in slagen een van deze pijlsnelle luchtacrobaten op het menu te krijgen? In de vallei van de Pétrusse en de Alzette is het zalig wandelen. We zoeken er verkoeling onder de hoge bomen en in de tuintjes, klauteren op torentjes en bastions, waar muurhagedisjes wegvluchten, en belanden in de pittoreske steegjes van Grund. Nu eens waan je je in Frankrijk (de versterkte vesting werd door oorlogsarchitect Vauban gebouwd), dan weer in Duitsland. En net dat is de eigenheid van Luxembourg. Het is snikheet, er zit een flink onweer in de koker. Overvolle terrasjes op de Plëss en de knusse straatjes van de boven- en benedenstad. Duitsers en Portugezen zijn gekluisterd aan het scherm, roepen van achter hun Bofferding naar de witte en rode mannetjes op tv. De eerste druppels. Petrichor.Zondagmorgen nemen we de rode Pont Grande-Duchesse Charlotte naar het stadsdeel Kirchberg, de Europawijk, en alweer een meesterlijke architecturale site, waar het Fort Thüngen met de Trois-Glands enerzijds en het glazen futurisme van MUDAM anderzijds hand in hand gaan. Alweer verbluffende vergezichten, misschien wel dé voornaamste troef van Luxembourg. Het panorama van de Bock met het silhouet van de Notre-Dame, de Eglise Saint-Michel en de kazematten erop is ondertussen heel vertrouwd. In Luxembourg-Ville heb je alle monumenten snel gezien, maar pas als je uitgebreid de vele wandelpaden benut, ontdek je hoeveel deze stad heeft te bieden. Zo is er de kapel uit de 11e eeuw, waar zieke ogen genezen. De Gëlle Fra van Claus Cito. De romantische Dent Creuse. De stad telt maar liefst honderd bruggen. En dan is er nog de rest van het landje. Maar dat is misschien voor een volgende keer.
Het volgende weekend zitten we iets dichter bij huis. Het AfricaMuseum en de Franse tuinen en waterpartijen van Tervuren werden in een andere blijftip al beschreven. Meer naar het zuiden strekt zich een deel van het Zoniënwoud uit. In dit Kartuizerbos bezoeken we het arboretum, een uniek domein vol exotische bomen, van China tot Californië. In Brussel staan de horeca van de Dansaertwijk op het menu. Cocktails en voetbalgekte bij de Sint-Gorikshallen. Een enorme massa verzamelt zich rond een groepje Braziliaanse drummers. Ambiance. Zodra de match tegen Portugal begint, vertrekken we naar het centraal station, dat bijna leeg is. Heel België kijkt naar de match. Heel België? In het voorjaar ondernam ik al een fietstocht in de Brabantse Kouters, met Grimbergen als een van de hoogtepunten. Op een zeldzame droge dag in de eerste helft van juli keren we er terug voor de Kapellenwandeling. Die voert ons langs de ruïne van het Prinsenkasteel, waar we de donjon bezoeken, ettelijke kapelletjes en watermolens, de microbrouwerij, en natuurlijk de indrukwekkende Norbertijnenabdij uit de 17e eeuw. In de Liermolen wordt het molenmechanisme gedemonstreerd. Er is een karren- en een werktuigenmuseum. Het MOT is over verschillende Grimbergse monumenten verspreid en overal gratis te bezichten op deze elfde juli. Centraal staan de oude Brabantse en Vlaamse ambachten. Daar horen een pannenkoek en Grimbergen van de tap bij. Onze favoriete uitbolstad is Brussel geworden, hier gewoon om de hoek, zo bewijst het Atomium aan de horizon. Na een wandeling langs het kanaal van Molenbeek, met de kleurrijke windmolentjes, vinden we het centrum. De spandoeken aan het portaal van de begijnhofkerk spreken klare taal. Al wekenlang houden wanhopige vluchtelingen er een hongerstaking. Het brengt het beleid van Sammy Mahdi in een lastig parket.Naast de gebruikelijke zee-, strand- en dijkpret, inclusief dure brasseries met onvriendelijk personeel, is Knokke bekend om het unieke natuurlandschap van het Zwin. Deze voormalige zeearm bracht het middeleeuwse Vlaanderen heel wat bling bling, tot de rivier besloot te verzanden en het verval van de belangrijkste havensteden, zoals Damme, niet lang op zich liet wachten. Van op de panoramatoren kijken we uit over de Zwinvlakte en spotten lepelaar, wulp, dodaars, zilverreigen, heel wat meeuw- en sternsoorten en natuurlijk de alomtegenwoordige ooievaars. In de doornstruiken zitten tientallen boomkikkers elk onbeweeglijk op hun eigen blad. Voer voor de meest opmerkzame onder de ooievaars. Extra koddig zijn de tienerooievaars die vanuit hun hoge nesten op ons neerkijken.
Nee, dan liever Oostende, majestueuze Stad aan Zee met zoveel te bieden. Of stripdorp Middelkerke. Let op, hier is het altijd kwallenseizoen. Voorbij de duinen van Westende ligt belfortstad Nieuwpoort aan de monding van de IJzer. Op de historische site van de Ganzenpoot herdenkt het oorlogsmonument van Albert I de vele Belgische soldaten die dapper standhielden aan het front. Door middel van sluizen werd de IJzervlakte in 1914 onder water gezet, waardoor het front bevroor en de Duitsers niet verder konden oprukken. Een verbluffende zet, maar helaas slechts het begin van alle ellende. Even wegspoelen met een Rodenbach op het mooiste marktplein van de Belgische kust. De Panne associeer ik altijd met dat standbeeld van onze geïmporteerde koning Leopold I, op de plek waar hij vanuit Engeland voet op Belgische bodem zette. In de duinen loopt een knappe foto-expo met Belgische artiesten. De Kusttram eindigt aan een magische deur die opent naar Plopsaland. Al zijn de cocktails van Oasis minstens zo betoverend.