I
vlindernet
je vangt de honger
met een vlindernet
vergeeft de arts die
het verkeerde been afzet
van hetzelfde kraken een perceel
de vraag brandt luider dan rood fluweel
als chroniqueur blijf je
chronisch ontoereikend
(als tijdbom voorlopig
nog omni-impotent)
en je manievruchten stinken
en je branievrienden zuchten
danton bouwt een houten paard
biedt zijn zwaluwen het hoofd
II
hemelsbreed
stenen kleed
houten dood
aan de meet
in het rood
ook vandaag de kleur
van parels en wijn
ook vandaag de geur
van samen zijn
elk één gelijk
in tegenspraak
en voor elk lijk
een lege maag
een hemelsbreed
besef van goud
besneeuwd met sleet
en morgendauw
III
met marat in bad
ingetrapte deuren hangen
uit hun hip-hophengsels
ik betrap mezelf op platgeslamde paden
overweeg een zielsuitdrijving
voortvluchtige ik
nobele outcast
tussen foongezichten &
fidel-claustrogedichten
pas wanneer woordpachters
voor me uit kleren vervellen
slaap ik niet meer buiten de wallen
de nacht is zachter als de nasmaak
smaad en schaamte verraadt
mijn goede raad: leg gouden eieren
of sloop het hoenderhok
wees de knuppel die je schedel
als eierschaal verbrijzelt
de huid is zwart en ik heb veren in mijn gat
lijfeigen me een houding toe, onverwacht
ik moet nog met marat in bad
Geen opmerkingen:
Een reactie posten