Ingetrapte deuren hangen
uit hun hip-hophengsels,
ik betrap mezelf op platgeslamde paden,
overweeg een zielsuitdrijving.
Voortvluchtige ik,
nobele outcast
tussen foongezichten &
fidel-claustrogedichten.
Pas wanneer woordpachters
voor me uit kleren vervellen,
slaap ik niet meer buiten de wallen.
De nacht is zachter als de nasmaak
smaad en schaamte verraadt.
Mijn goede raad: leg gouden eieren
of sloop het hoenderhok,
wees de knuppel die je schedel
als eierschaal verbrijzelt.
De huid is zwart en ik heb veren in mijn gat.
Lijfeigen me een houding toe, onverwacht,
ik moet nog met Marat in bad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten