zaterdag 15 maart 2025

Noordoost-Italië, 28 februari - 14 maart 2025, deel 2

NOORDOOST-ITALIË
 
Deel 2: San Marco, San Marino, San Vitale

Een week lang verbleef ik in de steden van de Veneto. Op vrijdagochtend onderneem ik een lange treinreis naar het zuiden. Hoewel de regio's Veneto en Emilia-Romagna aan elkaar grenzen duurt het toch vele uren en treinen voor ik mijn bestemming bereik. Ik steek de Mincio en de Po over, zie de torens en koepels van Mantua en Bologna, en bereik de historische streek Romagna. Daar ligt aan de Adriatische Zee de populaire badplaats Rimini, mijn uitvalsbasis voor dit weekend. Terrasje bij de middeleeuwse paleizen op Piazza Cavour. Twee machtige monumenten uit een ver verleden vallen op. Op Piazza Malatesta zit het Castel Sigmondo, waar de wrede Sigismondo I Malatesta regeerde. Op Piazzale Giulio Cesare is er de Arco d'Augosto, de oudste bewaarde triomfboog. Ik slaap niet in maar vlakbij het majestueuze Grand Hotel, aan het Parco Federico Fellini, waar de cineast in 1993 overleed. In de tuin herdenkt een gouden neushoorn deze beroemde zoon van Rimini. Ik heb een kamer met zicht op zee. Al valt dat in de praktijk tegen want wanneer ik mijn hotel bereik, is er een dichte mist vanuit het niets komen opzetten. Muurschilderingen op de kleurrijke gevels van de rijhuisjes in de oude visserswijk Borgo San Giuliano eren Fellini's films. Als op bestelling is de mistbank verdwenen. Aan een kunstwerk van een haan en een pauw in gevecht kijk ik uit over de Marecchia, de Romeinse Ponte Tiberio en het historische centrum.
Ik bekijk de ruïnes van het huis van Romeins chirurg Eutychus, met enkele mozaïekvloeren en opengewerkte graven inclusief skeletten. Ook zijn verzameling 2e-eeuwse medische instrumenten werd bewaard. Fascinerend. Het museum herbergt verder nog indrukwekkende Romeinse mozaïeken, middeleeuwse fresco's en renaissanceschilderijen, een archeologische sectie en een lapidarium. De graffiti-artiest Eron plaatst een portret van Anne Frank tegenover dat van een Palestijnse jongen. Ik ben sprakeloos. Aan de oude vismarkt stap ik de schwung van een Franse crêperie binnen, uitgebaat door een Parijzenaar. Vollen bak Piaf. En in de hippe bars vollen bak Doechii. In Bar Lento ontmoet ik een Nigeriaanse muzikant. We roken en drinken wat, praten over muziek en spiritualiteit. Ergens breekt karaoke uit. Veel later wandel ik langs de jachthaven, tot ik de zee ruik en het licht van de vuurtoren in mijn ogen schijnt.
Vroeg uit de veren voor een daguitstap naar het buitenland. San Marino is een scheet groot maar telt als een autonome ministaat. Er zijn maar vier landen in de wereld die kleiner zijn. Ik heb het bijgehouden en het zou het vijftigste land zijn dat ik in mijn leven bezoek. De Serenissima Repubblica di San Marino is trouwens de oudste staat ter wereld, opgericht in 301 en altijd neutraal gebleven. We rijden de zonnige heuvels in, bezaaid met ceders en cipressen, en zien de Monte Titano voor ons opdoemen, afgetopt met de torens Gualta, Cesta en del Montale, die ook in het wapenschild voorkomen. Net voor de grens passeert de shuttlebus een heuvel waar oude vliegtuigen komen sterven. Benvenuto nell'antica terra della libertà. We rijden door volgebouwde castelli en bereiken hoofdstad San Marino na heel wat haarspeldbochten. Ik slenter rond in de nog bijna verlaten historische steegjes, stap kerken en paleizen binnen, en drink een cappuccino met een duizelingwekkend uitzicht over Rimini, de Adriatische Zee, de Apennijnen en zelfs, heel vaag, de Kroatische kustlijn. Dat panorama wordt nog spectaculairder bij de kantelen van het kasteel Gualta. In de voormalige cellen ontroeren 19e-eeuwse graffiti die gevangenen daar achterlieten. Ik loop onder de diagonale kasteelmuur door en volg de kanteelmuren en kronkelende stenen paadjes met sympathieke barretjes richting het tweede kasteel, genaamd Cesta, met 755 boven de zeespiegel het hoogste punt van de dwergstaat. Er is een wapencollectie, maar de blikvanger is het panorama, dat iedereen die hier komt met verstomming slaat.
Verder het bos door, langs de duizelingwekkende afgrond, tot voorbij de derde toren. Terug in het centrum krijg ik een vol glas amaro op een terras dat uitkijkt over de San Marinese heuvels. Dit is vakantie. Ondertussen loopt het stadje vol met toeristen. Bij het Palazzo Pubblico bestuurt een volwassen man een speelgoedtank. Misschien een adept van Theo Francken. Binnen bekijk ik een groot fresco van de hand van Emilio Retrosi, die Sint-Marinus voorstelt wanneer hij aan zijn volk verschijnt. Om de een of andere reden kan je hier Il Duce-likeur en koffietassen met de afbeelding van de Führer kopen. Ma perché? Meer terrasjes. Meer bier. Meer amaro. Beetje verliefd geworden op dit onwaarschijnlijk prettige stadje. Wanneer de bus het land verlaat, rijden we voorbij de zaal waar vanavond de kandidaat voor Eurosong wordt gekozen. "Io sono la porta", zo sprak Jezus, en dus bezoek ik, eens terug in Rimini, het bevallige interieur van de kathedraal, in de weinige minuten tussen het einde van de misviering en sluitingstijd. La Brezza is zo'n bar waar de juiste mensen komen. David Lynch, Nick Cave en Ian Curtis aan de muur. Fellini als patroonheilige. Of het zal niet veel schelen. De meest belangrijke revolutie sinds viagra. Centraal op dit veel te gezellige pleintje vaart een neushoorn op een houten bootje, een scène uit E la nave va. Een piazza verderop speelt een dj in openlucht voor een massa jongeren. Een piazza verderop nog eens. In Bar Lento geeft singer-songwriter Andrea Amati een concert.
Tijdens een verkwikkende ochtendwandeling op het bijna verlaten strand kijk ik naar de heuvels van Romagna, met de opvallende Monte Titano die me gisteren zulke onvergetelijke panorama's voorschotelde. Ik neem de trein naar Pesaro, geboortestad van Gioacchino Rossini, gelegen in de Marken, vijfde en laatste regio op deze reis. Onder de vloer van de Duomo werden magnifieke mozaïeken blootgelegd. En op de zeedijk vind ik Arnaldo Pomodoro's bekende Sfera Grande. Een bus rijdt me de groene heuvels in naar Urbino. Al van ver zie ik de roze stad in de idyllische heuvels liggen, met haar fotogenieke Duomo en San Lorenzo. Ik zal de nacht doorbrengen in een oud klooster op Piazza del Rinascimento, een bloedmooi renaissanceplein, waar ook de Duomo en het meesterlijke Palazzo Ducale zitten. Wat een smakelijk architecturaal geheel. De kathedraal telt enkele werken van Barocci en Veronese. Het paleis pakt uit met werken van Rafaël, zoon van Urbino, Pierro della Francesca, Luciano Laurana en Titiaan.
Ik verken de zalen en kamers van het hertogelijk paleis en bekijk de fresco's, polyptieken en schilderijen. Zotte kunstverzameling met voornamelijk kunstwerken uit de renaissance en de Marken. Ontzagwekkend souterrain waarin je gemakkelijk verloren loopt. Hertog Federico da Montefeltro had beslist geen krap optrekje. Meer werken van Rafaël, en van zijn vader, vind ik in Rafaëls geboortehuis, waaronder de fresco Maagd met kind. Rond het Palazzo Ducale en zijn twee iconische torricini, is er een netwerk van steegjes, trappen en stadsomwallingen, telkens met nieuwe panorama's van de heuvels rond Urbino, ze lijken zo uit de Gouw geplukt. In een zijvleugel van het Teatro Sanzio drink ik een Peroni. De kom met zouten chips die ik gratis bij elk drankje krijg, wordt met de dagen groter. Ik bezoek nog twee oratoriums. De eerste pronkt met 15e-eeuwse fresco's van een ongelooflijke emotionaliteit. In de tweede zit een levensgrote kerststal uit de 16e eeuw. Lof! Een barman raadt me een heel specifieke lokale spritz aan. Fuoritema organiseert af en toe slam- en comedyavonden.
Urbino is dus een ontzagwekkend doolhof, het Italië van de oude films, om in te blijven dwalen, in de late avond of vroeg in de ochtend, maakt niet uit, een haast surrealistisch kluwen van steegjes en trappen - eindeloze trappen! Het oude Europa van de krakende palazzi en verborgen binnenpleintjes dat in moderne steden geen kans maakt. De schijn van anachronisme, van een droomwereld, maar net heel echt. Een vrouw laat haar hond uit in wat alleen maar een decor kan zijn, een zucht naar iets van eeuwen geleden. Maar ik draai de hoek om en bevind me weer op het levendige Piazza della Repubblica, met jongeren die uitzinnig dansend roken en rokend dansen op beats die ik eigenlijk al die tijd al hoorde, want Urbino is een zakdoek groot, al leng ik het nog zo aan met mijn verbeelding en de romantiek van een reiziger die niet naar huis wil. Het kan ook de amaro zijn. De barman van Caffè delgi Archi, een belachelijk populair café, toont me een heel nieuwe dimensie van amari. En net dan valt de eerste regen op de reis. Trappen die geen trappen zijn worden spekglad. De valkuilen van Urbino.
Wanneer mijn ochtendkoffie is achterover gekapt, is de regen gaan liggen. Ik betreed de wallen van de universiteitsstad en bewonder nog een laatste keer het lichtjes betoverende uitzicht. Een moedige zwarte roodstaart probeert me weg te jagen. Een merel en gaai vechten het uit tussen de bomen. Ik passeer het monument voor Rafaël en bereik de 14e-eeuwse burcht, waar de roze stad in al haar glorie voor me verschijnt. Wie weet is dit geen vaarwel. Vijf uur later stap ik van de trein in Ravenna, in de regio Emilia-Romagna. Het is mijn tweede keer in de stad met de mooiste vroegchristelijke mozaïeken ter wereld. Ze zijn over acht verschillende monumenten verspreid, voornamelijk uit de 5e en 6e eeuw. Al dat goud. Die diepe kleuren. Fijnzinnige details van bijbelse taferelen gevormd door miljoenen minuscule steentjes.
De 6e-eeuwse Basilica di San Vitale, gewijd aan een Romeinse soldaat die hier door Nero levend zou zijn begraven, verbluft met haar goudgroene Byzantijnse pracht. Ook de andere basilieken, doopkapellen en mausoleums, slaan me, elk op hun eigen manier, met verstomming. Ook Carl Gustav Jung liet zich verwonderen door de mozaïeken van Ravenna. Over vier in het bijzonder was hij uitermate enthousiast. Maar weer thuis ontdekte hij, na wat opzoekwerk, dat deze mozaïeken in kwestie niet bestonden. Tot slot, nog voor mijn Crodino als aperitivo in Fargo Café, bezoek ik heilige grond: de tombe van middeleeuwse dichter Dante Alighieri.
Boven de imposante ruïne van het Rocca cirkelt een slechtvalk. Ik zie zijn gevoeg in slow motion neerdwarrelen. Goeiemorgen! Ik zet mijn mozaïekentocht door Ravenna verder en bezoek ook enkele kerken, waaronder de Santa Maria in Porto, die in Dantes 'Paradiso' wordt vermeld. Bij de barokke Dom hoort een vredig tuintje waar je koffie kan drinken. Voor de mozaïeken vloer met de dansende figuren daal ik af in de kelder van een kerk. Voor een van de mozaïekkerken, met de typische kokervormige torens, ga ik helemaal naar Classe, net buiten Ravenna. Een van de mausoleums is in contrast ontzettend sober, met enkel een sarcofaag en verder een serene rust. Vooral omdat ik die groep Hollanders voor ben en de ruimtes alleen kan bezoeken. Verder is er een onder water gelopen crypte met mozaïeken waarin goudvissen naar hartenlust rondzwemmen. Het is geen droom, geen waanbeeld. Laat ik tot slot de vele mozaïeken van Space Invader in het straatbeeld niet vergeten te vermelden.
Mijn laatste dagen eindig ik waar het allemaal begon, de zinkende stad Venetië. Opnieuw slaap ik op een boogscheut van het San Marcoplein, deze keer vlakbij de Ponte dei Sospiri en de gevangenis waaruit Casanova is ontsnapt. Om het te bereiken moet ik het hele eiland te voet doorkruisen. Ik doe er een uur over. De bruggen. De modezaken. De cannolibarretjes. De maskerwinkels, ook na carnaval. De cicchetteria's van Cannaregio, mijn enige stop: twee hemelse cicchetti. Het eeuwige verdwalen. Venetië is een wonderlijke want onmogelijke stad. Ik drink een peperdure negroni in Harry's Bar, een klassevol restaurant waar Ernest Hemingway, Charlie Chaplin, Alfred Hitchcock en vele andere kunstenaars stamgast waren. Goede cocktail maar de ervaring is de prijs niet waard. Toch zou ik het zonde hebben gevonden om hier nooit eens binnen te springen. Ik speur een speciale amaro achter de toog en krijg de ober zo ver om een klein beetje te proeven. Deze eigen Cipriani 7 Parti amaro, met zeven kruiden, is de beste amaro die ik al heb gedegusteerd. La Serenissima. Niet eens was je het doel van mijn reis. Ik had je al twee keer bezocht. Maar dat klopt niet. Ik had geen idee. En ook al was anderhalve week de rest van Italië bezoeken een verfrissing, weg van Venetië, ik ben dolgelukkig om hier nog twee volle dagen te mogen vertoeven. Vooral 's avonds, wanneer de rust wederkeert, vooral dan, Venezia, ben je onwaarschijnlijk, onweerstaanbaar, onnavolgbaar.
Nadat ik de duizenden details op de gevel van de San Marco en in de arcaden bestudeer, stap ik de overvloed van het Dogepaleis binnen. Van de reusachtige weelderige vertrekken tot de kille cellen, van de zoon van Tintoretto's overdadige Il Paradiso tot de graffiti van gevangenen, een bezoek aan het Palazzo Ducale blijft je bij. Heel mooi is de met verguld stucwerk versierde Scala d'Oro. In de collectie schilderijen bewonder ik een Metsys en een Bosch. Ook in de Byzantijnse bling-bling van de basiliek kom je ogen te kort. Zo is er het aan Constantinopel ontfutselde altaarstuk Pala d'Oro, ingelegd met ontelbare edelstenen. Het is eerlijk gezegd allemaal wat overdadig.
In Castello neem ik een waterbus naar het eiland Murano, een van de vele eilanden in de lagune. Al is het correcter om eilandengroep te zeggen. Hiervoor varen we het druk bevaren kanaal door tussen Castello en het Lido. De zee deint verder in mij wanneer ik duizelig langs de glasblaasfabriekjes en de vitrines met Muranoglas wandel. Op een compleet verlaten pleintje proef ik de beroemde Venetiaanse cocktail Bellini. Na enkele uren in kleurrijk Murano vaar ik terug naar Castello. In de Giardini della Biennale en aan het Arsenale bekijk ik enkele opvallende paviljoenen en kunstwerken. Bijzonder Instawaardig is Lorenzo Quinns Building Bridges, zes paar enorme handen high-fiven voor wereldvrede. Ik zie ook een exemplaar van Jan Fabres De wolkenmeter. Helemaal in het oosten zit de Basilica di San Pietro di Castello op het piepkleine Isola di San Pietro. Deze voormalige kathedraal werd door Napoleon gedegradeerd wegens 'te afgelegen'.
Een manke duif ziet een koekje in de regen liggen en pikkelt erheen. Daar landt een joekel van een meeuw die het koekje in één hap opschrokt en de arme duif toe blaft: "Have you said thank you yet?!" De meeuw vliegt weg van het pleintje, richting het Russische paviljoen. Na een heel lange wandeling door de regen neem ik de waterbus over het Canal Grande naar Campo Santo Stefano, voor spritz en cicchetti. Donderdagochtend brengt een overzet me naar Giudecca. Van bij de kleine vuurtorens op het eiland San Giorgio Maggiore heb ik een overzichtelijke uitkijk over Dorsoduro, San Marco, Castello en het Lido. Al die kerktorens, koepels en paleizen. Ik bezoek de Chiesa di San Giorgio Maggiore, met een campanile zo oranje en groen als die van San Marco, en een façade ontworpen door Andrea Palladio, het wonder van Vicenza.
Een nieuwe boot vaart tussen Giudecca, met de Redentore, en Dorsoduro, met de Salute, en zet me af in Santa Croce, de sestiere die ik wat heb verwaarloosd. Nu pas ontdek ik de levendige Campo San Giacomo dell'Orio, bij de gelijknamige romaanse kerk. In de musea van San Marco bekijk ik de sculpturen van Canova, schilderijen van Vlaamse en Venetiaanse meesters, Egyptische en Romeinse beelden en amuletten, en voorwerpen uit de Venetiaanse periode. Ik verhuis naar Cannaregio en zal mijn laatste nacht doorbrengen in een palazzo met een balkon dat uitgeeft op het Canal Grande, de kerktorens van San Marco en Santa Croce, de Rialtobrug en de vismarkt. Tijdens de aperitivo op mijn favoriete plein ontmoet ik een Engelse tekenaar die steeds opnieuw naar Venetië terugkeert. Ze kwam uitgeput aangewandeld, want had met een kennis aan het station afgesproken, en op haar leeftijd is de tocht best een uitdaging. Ze tekent elke zuil van het Dogepaleis en de meest merkwaardige versierde deurknoppen. Ze zegt dat ik vast en zeker een specifieke deurknop in de Calle de le Botteghe moet bekijken. Vervolgens imiteert ze de vele dialecten die Engeland rijk is. Nog urenlang dwaal ik door de onverwekelijke stad. De vlag met de gevleugelde leeuw blijft onvermoeid wapperen. Alleen aan het dwalen komt een einde. De zondvloed is begonnen wanneer ik in de ochtend zwaarbeladen naar de pier strompel. Op pleintjes worden houten loopplanken geplaatst. Ik blijf niet om te kijken hoe erg het wordt. Op het einde van de tocht door de onstuimige lagune wacht verlossing in de vorm van Koen Van Mechelens originele installatie. Ze heet Noah's Ark.
 
Verlos ons.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten