NOORDOOST-ITALIË
Deel 1: De gevleugelde leeuw
"Venetië is een stad die niet meer bestaat. De stad Venetië is als het Troje van Aeneas, een stad die was en die al bezig is een mythe te worden. Zij zinkt weg in de lagune als een schitterende herinnering aan de stad die zij ooit was. Wie haar bezoekt, bezoekt haar ter nagedachtenis aan vroegere bezoekers." - Ilja Leonard Pfeijffer - Grand Hotel Europa
Op mijn zoveelste reis naar Italië kies ik voor het noordoosten van de laars, de Veneto, Emilia-Romagna en de aangrenzende regio's, waar ik in 2009 al heel wat fiere steden bezocht, zij het aan een rotvaart. Sommige van deze steden zal ik opnieuw bezoeken. Ook staan er nieuwe plekken op het programma. Gedurende twee weken - nooit eerder was ik zo lang in Italië - bezoek ik kerken en paleizen, flaneer ik langs rivieren en kanalen, en spring ik in het zoete bad van de Italiaanse cultuur en gastronomie. Al twee keer opende de zinkende stad haar poorten voor me maar telkens te vluchtig. Nu heb ik de kans om La Serenissima beter te leren kennen, er echt mijn tijd voor te nemen, en ineens de wijde omgeving te verkennen. Het hele jaar door komt een waanzinnige hoeveelheid toeristen van over de hele wereld op hetzelfde idee. Het trieste lot van een van de mooiste steden ter wereld is namelijk dat je tot museum wordt gereduceerd. Venetië is Disneyland en het carnaval zijn parade.
Stad van Marco Polo, Monteverdi, Vivaldi en Casanova. Stad van honderd eilanden en ontelbare bruggen over met marmeren paleizen omzoomde kanalen. Stad van vergane glorie. Ze zinkt weg en loopt leeg. Waar ze in de middeleeuwen nog fier de tweede grootste stad van Europa was, blijven er heden nog nauwelijks 50.000 inwoners over. Het staat in schrijnend contrast met de tientallen miljoenen toeristen die Venetië jaarlijks overspoelen. Door het vliegtuigraampje kijk ik uit over de lagune met de vele eilanden. Ik herken de vele klokkentorens van het historische centrum van mijn vorige bezoek aan La Serenissima... 16 jaar geleden. Een volgepakte veerboot vaart ons van de luchthaven naar Cannaregio, de meest noordelijke sestiere van het hoofdeiland. Op de oever van de lagune wacht de gotische Chiesa della Madonna dell'Orto me op, de eerste van de vele kerken die de komende twee weken op het programma staan. Dit was de parochiekerk van renaissanceschilder Tintoretto, en ik vind er enkele van zijn reusachtige schilderijen en ook zijn graf. Ook zijn woonhuis is er nog, gewoon om de hoek. Aan de ingang van de kerk waarschuwt een bordje dat je hier niet gemaskerd binnen mag. De carnaval-, niet de virusvariant weliswaar. Omdat doorgaans niet veel toeristen hun weg vinden naar Cannaregio is het rustig slenteren in de steegjes en op de kaaien van de nauwe kanalen, waar Venetianen en toeristen lunchen op de terrasjes van alternatieve bistro's. En overal confetti. Ik steek heel wat bruggen over en bereik het gotische paleis Ca' d'Oro aan het veel drukkere Canal Grande. De schitterende façade met de bekoorlijke loggia's herken ik nog van al die jaren geleden. Prachtige mozaïeken vloer in de patio. Geen misse kunstcollectie, met vooral werken uit de Venetiaanse, Florentijnse en Vlaamse scholen. En wat een zicht op het Canal Grande... Deze stad is een droom.
Opnieuw ervaar ik het genot van door de nauwe steegjes te verdwalen, en al te vaak vast te lopen in een doodlopende steeg die uitkomt om een kanaal. Lichtjes magisch. In de drukke Strada Nuova lopen heel wat Venetianen en toeristen verkleed rond. Modellen poseren bij de typische gondels. Een straatartiest bespeelt een kruk als een fluit. De stemming is zonnig en goedgezind. Ik passeer het paleis waar Richard Wagner aan een hartaanval bezweek. Onderweg naar San Marco passeer ik de wereldberoemde Rialtobrug. Het is er ontzettend druk. Een voorsmaakje op de massa van Piazza San Marco, een verbluffende plek, met een van de mooiste en meest originele basilieken ter wereld, met de 99 meter hoge losstaande campanile, en ernaast het enorme wit-roze Dogepaleis met de elegante Brug der Zuchten ofwel Ponte dei Sopiri. En overal die gevleugelde leeuw, die al dan niet Sint-Marcus een geopend evangelieboek toont. Al die koepels, torentjes, mozaïeken, sculpturen, wat een uitzinnige weelde. Aan de twee beroemde zuilen kijk ik uit over de lagune met de vele eilanden en de fotogenieke Chiesa di San Giorgio Maggiore en de beroemde Salute aan de overkant van het brede kanaal. Diverse theatergezelschappen zorgen voor de randanimatie. De Gentse Feesten maar dan met carnaval.
Ik volg de Riva degli Schiavoni naar de wijk Castello en het militaire complex Arsenale. Ik herinner me de Porta Magna en de leeuwensculpturen nog. Dit was de vernuftige scheepswerf van de Venetiaanse republiek. De motor van de zeemacht van weleer. Ik bezoek enkele kerken en ook het fraaie interieur van de Scuola Dalmata di San Giorgio degli Schiavoni. Bij alle monumenten en op alle pleintjes kan je bij Venetianen in carnavalskostuum poseren. De avond valt en ik passeer nog het beroemde Teatro La Fenice en de Scala Contarini del Bovolo, een verbluffende wenteltrap. Onder de arcaden van Piazza San Marco zijn enkele 18e-eeuwse bars gevestigd, waar al eeuwenlang artiesten en beroemdheden hun koffie komen drinken. Caffè Florian is het oudste koffiehuis van Europa. Zelfs de gasten lijken recht uit de 18e eeuw te zijn geplukt. Hier kwam Giacomo Casanova op de vrouwen jagen. Op het fraaie openluchtpodium speelt de Compagnia Saltafossum een licht scatalogisch cabaretstuk, met luit en fluit, en zo leren we hoe Casanova de duivel te snel af was. Heel grappig en goed om mijn Italiaans te oefenen. Ik ga doelloos dolen in de sereen verlichte stad, een onwaarschijnlijk decor waar ik af en toe zelfs alleen ben. Onder deze veilige stolp word je het dolen niet moe. Ik sluit mijn eerste dag, die ik als in een waas heb beleefd, af met een glas Vin Santo op Campo Santo Stefano, een plein waar ik zal blijven terugkomen. Slapen doe ik ergens tussen de Ponte di Rialto en Piazza San Marco. Midden in het feestgedruis.
Meer kerken en paleizen tijdens een uitgebreide ochtendwandeling door San Marco. Het is onvatbaar druk in de binnenstad. Ik neem een ferry naar de sestiere Dorsoduro, met de pompeuze Basilica della Santa Maria della Salute en de oude douanepost op de Punta della Dogana. Ik bezoek de Salute, de 17e-eeuwse basiliek die Venetië tegen de pest moest beschermen. Daarna volg ik het Canal della Giudecca naar de westpunt van Dorsoduro en bezoek nog enkele kerken. Mooi zicht op de eilandengroep Giudecca, met de koepelkerk Santissimo Redentore. Vooral het schilderwerk van Paolo Veronese in de Chiesa di San Sebastiano verbluft, niet ver van een pittoreske werf waar gondels worden gerepareerd. De renaissanceschilder ligt ook begraven in deze kerk.
Vrij abrupt verlaat ik de droom die Venetië is en bereik de maritieme haven, een parkeerplaats (ik had op deze reis nog geen auto's gezien) en zie metro's en treinen rijden, vliegtuigen landen, met in de verte de besneeuwde bergtoppen van de Dolomieten. Dit is een radicaal andere wereld. Ik bereik Piazzale Roma, voor veel toeristen het vertrekpunt voor een citytrip naar Venetië, en stap weer de dogedroom en het drukke voetgangersgebied binnen. En zo bereik ik het stadsdeel Santa Croce, waar ik voor het eerst de typische cicchetti, de Venetiaanse tapas zeg maar, probeer. Net wanneer ik klaar ben, schijt een duif op mijn bord. In de wijk San Polo, thuis van de Ponte delle Tette, bezoek ik de Basilico di Santa Maria Glorioso dei Frari, met de piramidetombe van Antonio Canova en het grafmonument van de Venetiaanse superster Titiaan, die in 1576 aan de pest stierf. Een andere blikvanger is Titiaans meesterwerk Assunta, en verder werken van grootmeesters Bellini, Vivarini en Donatello. Tot slot ligt ook de componist Claudio Monteverdi hier begraven. Vlakbij, in de Scuola Grande di San Rocco, kom ik ogen te kort voor de pracht en praal van de Sala Grande Superiore, met de duizelingwekkende schilderijen van Tintoretto en het vergulde plafond. Ronduit schitterend.
Ik doe er uren over om me door de straatjes van San Polo te wringen, in het hotel mijn bagage op te halen en via een omweg door Dorsoduro, waar iets minder mensen de steegjes opstoppen, het treinstation te bereiken. De carnavalsgekte zwelt aan en in de steegjes van San Marco boek ik nauwelijks vooruitgang. Vanop de houten Ponte dell'Accademia heb ik een mooi zicht op de Salute. Van de vele carnavalsgroepen die ik tegenkom, zijn de twee meest originele de doosjes tic tacs en de apps. Ik ontvlucht La Serenissima, niet omwille van de massa, maar vanwege de astronomische hotelprijzen op deze zaterdag 1 maart. In universiteitsstad Padua, evenzeer in de Veneto, liep ik in een ver verleden al eens een middagje rond. Ik arriveer in de vooravond en loop het Palazzo del Bo binnen, waar ik de oude binnenplaats van deze vele eeuwen oude universiteit bewonder. De avond valt op Piazza dei Signori, waar ik onder het genot van een lychee spritz de monumenten bekijk. Het Palazzo del Capitanoi valt op, met de Torre dell'Orologio en zijn astronomische klok. Daarna trek ik naar een spritz- en cicchettibar onder de arcaden van de Via Nazario Sauro. Het is nog frisjes maar bijna iedereen eet buiten. De sfeer in de bars is uitgelaten.
Meer Padua op zondagochtend. Ik drink een cappuccino in het historische café Pedrocchi, dat nog steeds de 19e eeuw uitademt, met enkele moderne toetsen, zoals een expo over superhelden. Heel wat schrijvers en revolutionairen kwamen hier over de vloer, zoals de onvermijdelijke Lord Byron. Op Piazza della Frutta passeer ik het enorme Palazzo della Ragione, een oud rechtshuis met open loggia's en tal van winkeltjes in de bogengaanderijen. Op naar het plein dat me vooral is bijgebleven van mijn vorige reis. De Piazza Prato della Valle is het grootste plein van Italië en telt een kleine 80 standbeelden. Il Prato is zo uitgestrekt dat de Basilica di Santa Giustina ernaast bijna op een gewone parochiekerk lijkt. Nochtans is ze een van de grootste basilieken ter wereld. Verderop zit een gelijkaardige en belangrijkere basiliek met maar liefst acht bolle koepels. Een echte mastodont is deze Pontificale di Sant'Antonio di Padova. De zondagsmis trekt een volle kerk. Ik voeg me bij de bedevaarders en toeristen die de weelderige tombe van Sint-Antonius bezoeken, in de Capella della Madonna Nera. Heel even mogen we de blauwe steen van de tombe aanraken. De religieuze ferveur is aandoenlijk. Er vloeien traantjes. Prachtige fresco's. Serene kloostertuin. Een belevenis. Ik bewonder de fresco's in de Scuola di Sant'Antonio en die van de Oratorio di San Giorgio, allebei werelderfgoed. Ze stellen taferelen uit de levens van verschillende heiligen voor.
Rond de middag bezoek ik de oudste universitaire botanische tuin ter wereld, met zo'n 6000 planten, waaronder een magnolia, een ginkgo en de palmboom die Goethe inspireerde, die laatste beschut door een kleine serre waar de palm net inpast. Tutto è foglio. Alles ist Blatt. Verder huizen 19e-eeuwse serres een knappe verzameling cactussen en vleesetende planten. Op de oever van de Mussato zit het 14e-eeuwse Oratorio di San Michele, met opnieuw fraaie fresco's. Naast de wat saaie Duomo bezoek ik nog het bisschoppelijk paleis, met mooi beschilderde zalen, waarna een gids me de fresco's van de Battistero di San Giovanni Battista toont, waaronder een ravissante Christus Pantocrator omringd door honderden kleurrijke engelen en heiligen. De zoveelste macht van Sgt. Pepper. De rest van de wanden leest als een stripverhaal van de bijbel, met tot de verbeelding sprekende taferelen uit het Boek der Revelaties, met het zevenkoppige beest van de apocalyps als blikvanger. De fresco's zijn van de hand van Giusto de' Menabuoi en dateren uit de 14e eeuw. Oef. Laat ik mijn oververzadigde ogen even rusten op een piazza in de zon.
De rest van de namiddag zit ik op de trein, westwaarts richting het grootste meer van Italië, het Gardameer. Ik arriveer aan de zuidkant van het meer, in de toeristische badplaats Peschiera del Garda, mijn uitvalsbasis voor de komende dagen. De gevleugelde leeuw op de stadspoort Porta Verona is duidelijk: we zijn nog steeds in de Veneto. De zonnige terrasjes aan het centrale bassin schreeuwen vakantie. Of de laatste streepjes weekend voor de Italianen. Bij de dikke Venetiaanse vestingmuren word ik op slag verliefd op dit meer. Zijn weidsheid. Zijn grillige oevers. De besneeuwde bergtoppen. Het silhouet van een zwaan tekent zich af tegen de prille aanzet van de avond. Mijn hotel ligt ten zuiden van Peschiera, aan de oever van de Mincio, waar ik op een avond een muskusrat in het riet spot, roerloos wachtend tot ik mijn zaklampapp weer uitschakel. De berichten over die andere Musk-rat en zijn oranje aanhangsel probeer ik te mijden. Tevergeefs trouwens. In de dagen die volgen, bezoek ik andere plekken aan het Gardameer. Op maandagochtend neem ik een bus naar het pittoreske dorp Salò, in de regio Lombardije. Hier werd de uitvinder van de viool, Gasparo da Salò, geboren. Het was tevens het Waterloo van Mussolini, want nadat hij door de nazi's uit de handen van de partizanen werd bevrijd, regeerde de dictator hier nog een honderdtal dagen verder. Zijn terechtstelling zou niet lang meer op zich laten wachten, enkele dagen voor Hitler in zijn bunker zelfmoord pleegde. Maar verder een heel aangename plek hoor. Ik ben nu veel dichter bij de bergen, en vooral de Monte Baldo, die het panorama domineert.
Tussen Salò en Peschiera ligt Sirmione op een langwerpig schiereiland. In dit romantische maar heel toeristische stadje kan je niet naast de Rocca Scaligera kijken. Een van de vele kastelen aan de oevers van het Gardameer. Het is een fijne wandeling tussen de villa's en de cipressen, naar de 8e-eeuwse Chiesa di San Pietro in Mavino op de punt van het schiereiland. Sommige fresco's gaan terug tot de 13e eeuw. Ik slenter langs het meer. Een ijsvogel duikt loodrecht in het water. Roze zonsondergang. Tussen de toeristenvallen in Peschiera vind ik toch één gezellige cocktailbar en één stoere biertent, met speciale Italiaanse biertjes in de tap en nu metal op de achtergrond. In een opening van het plafond hangt een woeste weerwolf als een vleermuis in winterslaap. Een Corona-fles is veroordeeld tot de guillotine en op de grond voor de toog duiden lijnen de omtrek van het lijk aan van de laatste klant die het in zijn hoofd haalde om een Corona te bestellen.
Aan de voet van de Monte Baldo ligt Torri del Benaco vredig op de oostelijke oever van het meer. Op een stralende dinsdagochtend slenter ik langs het vissershaventje, de paleizen, het kasteel. De oever is bezaaid met sculpturen van Ettore Peroni, zoals een denker gemaakt van hoefijzers. Je kan van hier drie regio's zien, de Veneto, Lombardije en Trentino. In het noorden loopt het Gardameer uit in een lange hals, tot in het stadje Riva del Garda, aan de voet van de Monte Brione, een soort van tafelberg, in de regio Trentino-Alto-Adige, die doorloopt tot in Zuid-Tirol. Hier wordt zowel Italiaans als Duits gesproken en veel inwoners zijn tweetalig. De streek hoorde tot na de Eerste Wereldoorlog nog bij Oostenrijk.
Ik arriveer in de namiddag na een prachtige busrit. Het stadje ligt pittoresk te wezen in een hemelse baai bevolkt door krooneenden, zaagbekken, futen en dodaarsjes, tegen een decor van witte bergtoppen. Zeilbootjes varen op het kalme water. Ik passeer de Rocca met slotgracht, de 8e-eeuwse Torre Apponale, ruïnes van Romeinse baden, schattige kerkjes en pastelkleurige huizen. De grillige rotsen zijn bezaaid met ruïnes en kapellen. Ik klim naar de ruïne van een Venetiaans bastion uit de 16e eeuw, gelegen op de flank van een massief. Magnifiek zicht over Riva, het Gardameer en maar liefst elf bergtoppen, van de Monte San Martino tot de Monte Baldo. Weer beneden geniet ik, voor de lange busreis naar Peschiera aan te vatten, van een uitstekende amaro in de zon. Voor een overstap beland ik nog een uurtje in het rustige Garda, waarna ik aan mijn laatste avond in Peschiera begin, met enkele speciale Italiaanse biertjes. Ik kan Foxtail aanbevelen.
Een laatste dag aan het meer breekt aan. Ik huur een fiets en volg de Mincio stroomopwaarts, passeer het Forte Ardietti en bereik de Lombardische boerenbuiten. Het kasteel van Monzambano is al van ver herkenbaar. Cappuccino als brandstof. Iets verderop zit het ommuurde stadje Castellaro Lagusello, pittoresk maar piepklein. Bij de Porta Arcuata blaas ik uit in een vredig tuintje dat bij een rockcafé hoort. Pozzolengo is het laatste stadje in Lombardije voor ik de Veneto weer bereik. De afdaling is prachtig met zicht op het meer en de bergen. En zo arriveer ik aan het bassin, na drie dagen en drie nachten aan het Gardameer. In 2009 deed ik al eens een dagje Verona. Nu gebruik ik de romantische stad voornamelijk als uitvalsbasis. Het amfitheater op het levendige Piazza Bra is het op twee na grootste Romeinse theater van het land. De vele schitterende paleizen, middeleeuwse torens, beelden, bogen, zuilen en fresco's maken van Piazza delle Erbe een juweel van een marktplein. Kers op de taart is de 84 meter hoge Torre dei Lamberti. Het is een van mijn favoriete pleinen van Italië en dat was ik vergeten. Nog een sierlijk plekje is het pleintje met de praalgraven van de machtige familie della Scala. Ook Piazza dei Signori, met centraal het standbeeld van Dante, is niets minder dan elegant. Al deze piazza's getuigen van een bijzondere schoonheid zonder overdaad.
Voorbij de Duomo vind ik nog een andere inspirerende plek terug. De Romeinse Ponte Pietra overbrugt de snel stromende Adige en biedt een van de fraaiste 360°-panorama's van deze reis. Ik vergaap me aan alle torens, het Castel San Pietro bovenop de heuvel, de archeologische heuvelsite en de oude huisjes. Herinneringen aan de vorige keer waaien door mijn hoofd. Die avond bracht ik door in goed Italiaans gezelschap. Gekleed in Romeinse toga's reden we de bergen in om er grappa te drinken en als keizers te eten. Onvergetelijk. Vanavond neem ik genoegen met een pasta tussen de zuilen van het belachelijk gezellige Piazza delle Erbe. Op de oever van de Adige kijken het machtige Castelvecchio uit de 14e eeuw en de Arco dei Gavi uit de 1e eeuw v. Chr., afgebroken door Napoleon en heropgebouwd door Mussolini, elkaar recht in de ogen. Ook de 1e-eeuwse Porta Borsari is een ommetje waard. En zo heeft deze middelgrote stad van Romeo en Julia nog heel wat andere monumenten om te bewonderen. Maar genoeg gedaan vandaag. Ik sluit af met een drankje in een LGBTQ-vriendelijke bar op de Corso Porta Nuova.
Op donderdag verdeel ik mijn culturele honger tussen Verona en... Padua, want daar had ik Giotto's fresco's nog niet kunnen bekijken. Dat moet je dagen op voorhand reserveren. De romaans-gotische Cappella degli Scrovegni werd in opdracht van zakenman Enrico Scrovegni door Giotto di Bondoni versierd met magnifieke fresco's. Giotto wordt beschouwd als de eerste echte renaissanceschilder en deze fresco's zijn het hoogtepunt van zijn oeuvre. De wondermooie fresco's stellen bijbels taferelen voor. Net zoals onze eigen Vlaamse meesters kon ook Giotto zich bij het Laatste Oordeel helemaal laten gaan. Wie braaf was, wordt door engelen naar de hemel geleid. Wie stout was, belandt in de hel, waar de dikke Lucifer zondaars opvreet en uitschijt. Ook voor de andere folteringen liet Giotto zijn fantasie de vrije loop. Zelfs de komeet Haley figureert op de achtergrond van een van de taferelen. Die moet inderdaad de aarde zijn gepasseerd in het begin van de 14e eeuw en Giotto moet die hebben gezien. Een verbluffend hoogtepunt van de Westerse schilderkunst.
Bij het museum hoort ook een klooster dat een lapidarium, antieke voorwerpen, enkele mozaïekvloeren, en werken van Tintoretto, Canova en Veronese herbergt. Ik bezoek nog het Palazzo della Ragione en zijn beschilderde zaal. Onder de astrologische fresco's zie ik leeuwen, al dan niet gevleugeld, beren, paarden, pauwen, luipaarden, herten, struisvogels, dromedarissen, zonnen, zwervers, vorsten, zwijnen. Aan weerszijden van de enorme zaal een houten carnavalspaard en een pendel. Een waar feest. Na een iets te lange terugrit waarin de trein lang stilstaat in Mancamento (!) maak ik een tweede avondwandeling door Verona. Niet ver van de oever van de Adige zit de Basilica di San Zeno, een fraaie romaanse kerk waarvan de bouw verschillende eeuwen in beslag nam, met een 62 meter hoge klokkentoren, een rustige kloostergang met fresco's, een crypte met 49 uniek versierde zuilen en de stoffelijke overschotten van Sint-Zeno, een prachtige bronzen poort, kleurrijke fresco's, en een magnifiek polyptiek van Andrea Mantegna. Oefff. Ik volg de rivier richting centrum, voorbij het machtige Castelvecchio met de gekanteelde brug, steek deze over en... ach, de torens van Verona bij valavond... In een sfeervol osteria begint een oude man tegen me in het Italiaans te praten en vraagt vervolgens licht verbaasd of ik dan geen Veronees ben. Even later komt zijn echtgenote erbij zitten en doet ze net hetzelfde. Ik eindig in een op en top Napolitaanse pizzeria uit 1924. Verona verlaten is altijd zonde. Morgen verlaat ik ook ineens de Veneto en snij ik een heel andere kant van Italië aan. Wordt dus vervolgd in deel twee!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten