zondag 19 maart 2023

Marokko, 9-18 maart 2023, deel 1

Marokko, 9-18 maart 2023
 
Deel 1: Casablanca-Fès

Er is buiten Europa geen continent waar ik meer landen heb bezocht dan Afrika. Marokko is het vijfde land in het rijtje, maar het eerste in Noord-Afrika. Wanneer ik naar het zuiden vertrek, zit mijn vriendin al enkele dagen in Senegal, waar ze een van haar beste vriendinnen bezoekt. Tussen ons in de onmetelijke Sahara en het mij zo goed als onbekende Mauritanië. In Senegal verbleef ik als tiener, en Marokko ken ik van films en boeken. Nu wil ik de Marokkaanse kunst en de koningssteden eens met eigen ogen aanschouwen. Marhaba!
Hoog boven de Portugese kust begint mijn vliegtuig aan de kleine oversteek en laat Europa achter zich. De Afrikaanse kust lonkt in de vorm van miljoenenstad Casablanca ofwel Dar-el-Beïda, de economische hoofdstad van Marokko. We krijgen een fraai zicht voorgeschoteld op de haven, de stranden, de wolkenkrabbers, de witte stad en al haar wijken. Zelfs de Hassan II-moskee valt meteen op, zo groot is het religieuze bouwwerk uit de jaren negentig, met een minaret van maar liefst 200 meter hoog, de op één na hoogste minaret ter wereld. Van een blikvanger gesproken! Ik neem de trein naar de haven, station Casa-Port, die ligt op een steenworp van de oude medina. Een wirwar van steegjes, omzoomd door 16e-eeuwse stadsmuren, slokt me op. Winkeltjes, minaretten, bastions, fonteinen, palmen, street art, een gezellige drukte op een doordeweekse vooravond.
Koereigers kwetteren in kruinen. Straatkatten dommelen weg in de zon of bedelen bij de vele snackbars. Kippen worden dicht op elkaar in kooien gepakt. Een klant bestelt een hele kip en de verkoper neemt een mooi vet exemplaar, snijdt het de keel over en stopt het stervende diertje ondersteboven in een pot om het te laten leegbloeden. We're not in Kansas anymore. Bij toegangspoort Bâb-Marrakech worden de marktjes nog drukker, en dan is de overgang met de moderne wijk best abrupt. Hier ben je als voetganger bij het oversteken dan weer haast aangeschoten wild. Al is er ook geen voetganger die hier mooi wacht tot het groen is. Ik zoek rust in het parc de la Ligue arabe, niet ver van de opzichtige Sacré-Coeur, maar na tien seconden vraagt een jongentje me al om geld en wil na het overhandigen van het muntstuk niet wijken. Het park sluit en ik beland op het centrale place Mohammed V, omgeven door prachtige paleizen. Ofwel loop ik wat verloren tussen verwaarloosde moderne gebouwen, ofwel loop ik letterlijk verloren in het labyrint van de medina. Na de gebedsoproep van de muezzin ga ik eten in een van de populaire visrestaurants bij de centrale markt, in een smaakvol art deco interieur.
Op vrijdagmorgen kuier ik door de soek, die nog moet openen, wanneer een sympathieke oude man besluit dat hij me door de medina zal vergezellen. Hij toont me de middeleeuwse moskeeën en synagogen en we gaan wat eten in het restaurant La Sqala, gevestigd in het gelijknamige bastion. Na de Marokkaanse pannenkoeken en de vruchtensap beklimmen we de uitkijktoren voor een uitzicht over de haven en de medina. En de pseudo-gids wil me blijven vergezellen, ook al laat ik af en toe vallen dat ik nog wat alleen wil rondwandelen. We praten honderduit en het is best prettig, maar ook geeft het een ongemakkelijk gevoel. Ik kan op voorhand voorspellen dat hij het geld dat ik - vooruit dan maar - wil geven niet genoeg zal vinden. Een wijze les om zulke 'diensten' voortaan assertiever te weigeren. Al zal het niet de laatste keer zijn deze reis.
Ook hoofdstad Rabat, een van de vier koningssteden, ligt aan de Atlantische Oceaan. De trein vanuit Casablanca volgt de kustlijn, een uurtje noordwaarts. Authentiek en modern Marokko gaan hier hand in hand, net als in Dar-el-Beïda. Het kosmopolitische karakter van de nieuwe stad is vooral te danken aan Lyautey, de bestuurder tijdens het Franse protectoraat, die de oude gebruiken en het culturele patrimonium respecteerde en beschermde. Het kloppende hart van het mondaine Rabat is de met palmbomen getooide avenue Mohammed V, die recht naar de medina leidt. Die wordt afgegrensd door Almohadische én Andalusische stadsmuren. In deze nette soek word ik met rust gelaten. Af en toe stap ik een van de kleurrijke pleintjes of werkwinkeltjes met kunstnijverheid binnen. Op het einde van de rue des Consuls bereik ik de monding van de wadi Bou-Regreg en kijk uit over de buitenwijken. In de verte de futuristische Borj Mohammed VI, met zijn 250 meter een van de hoogste torens van Afrika. Hier bij de monding bezoek ik het voorlopige hoogtepunt van de reis: de 12e-eeuwse kasbah van Oudaïa. Ik start met de Andalusische tuin, een heerlijke oase met palmen, sinaasappelbomen en fonteinen. Vervolgens laat ik me leiden door de witte steegjes van deze versterkte burcht, langs kunstgalerijen en artisanale plekjes, tot aan het uitkijkpunt. De stad Salé ligt aan de overkant van de rivier. Hoge golven slaan te pletter op de dikke stadsmuren. Voorbij de Almohadische stadsmuur zitten het Sqala en de groene begraafplaats van el-Alou, met sublieme ligging aan de oceaan. Tot slot bekijk ik bij de hoofdpoort van de Oudaïa nog enkele Almoravidische ruïnes. Heel deze wijk van Rabat doet me trouwens aan Granada denken, wat niet hoeft te verbazen. Bijzonder zijn de kleurrijke voordeuren versierd met kloppers in de vorm van de 'hand van Fatma', de dochter van de Profeet.
Ik keer terug door de soek. Bij de moskee zitten honderden mannen midden op straat te bidden. Ik bereik de nieuwe stad, spring even de Sint-Pieterskathedraal binnen, die wat aan de Sacré-Coeur van Casablanca doet denken, en loop tot aan het schitterende mausoleum van koning Mohammed V. Het ligt bij de archeologische site van de Hassantoren, de onafgewerkte middeleeuwse minaret van wat de grootste moskee ter wereld moest worden. Het enorme grondplan staat nog vol zuilen van verschillende hoogtes. De Hassantoren zelf heeft iets mysterieus - te meer omdat de site wordt bewaakt door vier ruiters op witte paarden. Aandoenlijk. Katten zoeken schaduw onder de zuilen, keuze genoeg. Twee valken cirkelen rond de vierkante toren. Best een inspirerende plek, met zicht op de oceaan.
Een heel eind van de Hassantoren zit de betoverende necropolis van Chellah. Al van ver hoor ik het meerstemmige geklepper van de honderden ooievaars die deze middeleeuwse ommuurde stad hebben ingenomen. Zo prijkt op de minaret een ooievaarsnest. Prachtig zicht wanneer de grote vogels over de archeologische site vliegen, die helaas al jaren voor publiek is gesloten. De borelingbezorgers delen het luchtruim met nog eens honderden aalscholvers, ibissen en koereigers. Een wandeling rond de gekanteelde stadsmuren van Chellah is onvergetelijk!
Iets voorbij de As-Sounamoskee, met de mooie minaret, en de al even fotogenieke Bâb-er-Rouah vind ik een rooftop bar, op de vijfde verdieping van een hotel. Loungemuziek, een Marokkaans biertje, en zicht op het centraal station, de avenue Mohammed V en de minaretten van de medina. Ik ben Casablanca al lang vergeten. Na enkele uurtjes vertoeven in de stationsbuurt zoek ik de drukke soek weer op, en loop helemaal tot aan de haven. Daar ga ik aan boord van Le Dhow, een Indisch schip van hout, maar ook een hippe bar met dj. Cocktails op de wadi met zicht op de kasbah en Salé. Bij zonsondergang vermengen de beats zich met de azaan van de muezzin, die vanuit de El Atiqamoskee weerklinkt. Het weekend is begonnen.
Zaterdag ga ik niet eens zo heel vroeg naar de kasbah van Oudaïa. Ik ben er de enige toerist. Bij het Sqala kijk ik uit over de twee steden. Er vallen me nieuwe details op. Zo ligt er aan de buitenkant van de 13e-eeuwse stadsmuren van Salé een langwerpige begraafplaats tussen stad en rivier geklemd. Ook de Hassantoren en het mausoleum zijn goed herkenbaar in de moderne wijk van Rabat. Ik observeer de meeuwen, spreeuwen, zwaluwen, de onstuimige golven onder een wolkendek dat gauw zal wijken. Na een tweede bezoekje aan de ooievaars van Chellah steek ik de rivier over naar het vroegere piratenstadje Salé, waar zeerovers in de 17e eeuw hun eigen staat oprichtten, de Republiek Bou-Regreg. De slavenmarkt is nu een soek, de poorten tot de stad lijken rechtstreeks uit de wereld van Aladdin te zijn geplukt, net als in Casa en Rabat. Te midden van dit doolhof bezoek ik de medersa, een Koranschool met prachtige mozaïek en stucwerk. Ik beklim de stadsmuur en kijk uit over de begraafplaats, het strand, de monding en natuurlijk Rabat in al zijn glorie.
Ondanks de sterke stroming gaan twee jonge mannen in de monding zwemmen. Het decor is haast betoverend, met de kasbah aan de overkant. De dure wooncomplexen die naast de oude stad van Salé worden gebouwd, zijn dan weer zielloos. Ik neem de tram naar de wijk Agdal, de chique buurt van Rabat. In het Ibn Sinapark fietst Micky Mouse voorbij met een bak vol ballonnen. In de hoofdpoort van de Oudaïa bekijk ik de kleurrijke schilderijen van de Marokkaanse kunstenares Laila Benhalima. En het Café Maure is de ideale plek om muntthee te drinken, tussen hordes toeristen, locals en zwerfkatten, met zicht op de wadi. De avond valt en op het strand van Rabat geniet ik van het stralende weer. Tientallen surfers trotseren de ziedende golven. Niet enkel Rabat maar ook de oceaan zal ik missen. Morgen keer ik landinwaarts naar de tweede koningsstad op deze reis, het 'Jeruzalem van het Westen', het ondoorgrondelijke Fès.
Volkse keuken met harira en couscous. Muntthee. Hotel. Wekker. Koffie. Trein. Het is zondag en ik kan niet wachten tot ik Fès aanschouw. Ik trek meteen naar de beroemde medina, verscholen achter dikke kasteelmuren. Fès-el-Bali is het grootste autoluwe stedelijke gebied ter wereld. Het is een onwaarschijnlijk doolhof van steegjes, doorgangen, winkeltjes, fonteinen, trappen, pleintjes, bereikbaar via maar liefst veertien poorten. Zodra ik de magnifieke Bâb-Boujloud (Blauwe Poort) binnenstap, wacht een andere wereld op me. Grote drukte. Symfonie van kleuren en geuren. Arabische muziek. Bergen nougat. Onmiskenbare oosterse sfeer. Er zijn straatjes waar de meedogenloze Afrikaanse zon maar met moeite binnen geraakt. Ik stap de nauwe gang van een oud paleis binnen en drink koffie in een knusse zithoek van het hippe Café Clock, dat smaakvol authentiek is ingericht. Het café is genoemd naar de 11e-eeuwse hydraulische klok Magana Bou-Inania, waar enkel nog de balken van overblijven. Er vlak naast tref ik het oudste Joodse huis van de medina aan.
Even verderop stap ik het weelderige Mnebhipaleis binnen, de ambachtswoning van Lyautey ten tijde van het protectoraat. Van op het dakterras is het panorama over de medina en de omliggende heuvels magnifiek. Blikvanger is de groene minaret van de R'cifmoskee, maar die van de grote medersa is ouder en de allermooiste van Fès. Samen met de Brit Harrison word ik naar een terras geleid dat uitkijkt over de leerlooierijen van Guerniz, met de ronde bassins en huiden die hangen te drogen. Een ambacht uit een andere tijd, vervuilend en ongezond werk, maar wel een fiere stiel.
In de steegjes en de soeks van de medina zijn de ronselaars en verkopers erg opdringerig, vooral de kleine jongetjes, die van geen ophouden weten. Zeer vervelend wanneer je je riad zoekt. In de betoverende hennasoek uit 1286 stuit ik op het eerste psychiatrische ziekenhuis ter wereld. Leo Africanus ofwel Hassan al-Wazzan zou hier nog hebben gewerkt. Even verbluffend zijn de toegangspoorten van het mausoleum van Moulay Idriss II en de place Nejjarine met 18e-eeuwse karavanserai en cederhouten fontein. De details van het stucwerk en houtsnijwerk zijn van een ontroerende schoonheid. Achter elke hoek duiken nieuwe sprookjesachtige taferelen op, die een siddering van verrukking door mijn lichaam jagen. Een exotisch decor om me helemaal in onder te dompelen.
In het Nejjarinemuseum staat de houtsnijkunst centraal. Kasten, koffers, friezen, deuren, muziekinstrumenten, korantabletten en andere prachtig bewerkte voorwerpen, maar ook eeuwenoude werktuigen voor houtbewerking. Op het einde van mijn bezoek drink ik muntthee op het gezellige dakterras, met alweer een weergaloos zicht op Fès. Ik ben er alleen. Deze karavanserai is een absolute must bij een bezoek aan Fès! En dan zijn er nog de moskeeën en medersa's, stuk voor stuk rijkelijk en fijnzinnig versierd, en van een verslavende schoonheid. De witte minaret van de weelderige Qaraouiyyînmoskee is de oudste, de groene minaret van de R'Cifmoskee is dan weer de meest in het oog springende. De medersa's van Fès zijn nog veel rijker versierd dan die van Salé. Vanuit de raampjes van de kleine studentencellen kijk ik uit over een dakenzee van groene tegels. Op de bedrijvige place Seffarine observeer ik de koperslagers die hun gele grondstof luidruchtig in kunst omzetten. Onwaarschijnlijk charmant plein in het hart van Fès-el-Bali.
Het geur- en kleurfestijn houdt niet op. Half verdwalend bereik ik de wadi en het marktje van de place R'Cif. Niet ver van mijn riad is er Ruined Garden, een bar in een tuintje te midden van ruïnes. Een mini-paradijsje. Ik keer terug naar de Blauwe Poort, waar je de dakterrasjes amper kan tellen. Ik dineer op een paar meter van de gekanteelde bovenkant van de poort, met verbluffend zicht op al die torens, minaretten en overdekte soeks van deze levendige stad-in-stad. Ja, en sorry voor al die superlatieven. Maar dit is Fès. Ik kan niet anders. De gierzwaluwen schieten alle kanten uit maar verdwijnen zodra de gebedsoproep door de luidsprekers galmt. Het lijkt wel een strakke choreografie! Hierop volgt een bijna magische rust. De medina is moe.
 
Meer Fès en vooral meer Marokko in het tweede en laatste deel van dit reisrelaas!

2 opmerkingen:

  1. Zainab (Nadine) De Doncker10 november 2023 om 10:17

    Door wat een prachtige reis heb je ons meegenomen. Als ik ooit naar Marokko reis (ben enkel in Melilija geweest) neem ik dit verslag als gids mee. Zo goed geschreven Gert!👌

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dat doet mij zoveel plezier! En ik vind het echt zalig dat sommige mensen mijn verslagen ter plekke gebruiken.

    BeantwoordenVerwijderen