Apulië 19-26 maart 2022
Het is een lange traditie. Al sinds 2009 zak ik elk voorjaar zonder fout af naar het zuiden. Met uitzondering van 2021 welteverstaan. Door mijn korte uitstap naar het noorden van Italië in augustus kreeg ik zin in meer, en gezien ik op Sicilië na nog niets van het zuiden van de laars heb gezien, besluit ik daar verandering in te brengen. En we kiezen de hiel, de hak, Apulië. Teutë en ik verblijven in de hoofdstad van deze regio, de havenstad Bari, aan de Adriatische Zee. We beginnen met een cappuccino en cannoli siciliani in Caffè Mozart in de 19e-eeuwse wijk Borgo Murattiana. Wanneer ik de sympathieke eigenaars van dit familiebedrijfje vertel dat Trotter lovend over hen is, nemen ze enthousiast een foto van deze passage in mijn reisgids.
Het is vooral de Borgo Antico waar we moeten zijn. In de Strada Arco Basso zien we hoe oude vrouwtjes uit een blok deeg oortjes snijden en er zo de lekkere orecchiette van maken, de plaatselijke pasta. Het straatje, overladen met balkons waar de was hangt te drogen, komt uit op een fors Normandisch kasteel uit de 12e eeuw, waar Frederik II resideerde, koning van Sicilië én keizer van het Heilige Roomse Rijk, een verlicht en tolerant heerser voor die tijd. We bezichtigen het Castello en z'n archeologische vondsten. In de kelder van de Duomo bekijken we de restanten van de vroegchristelijke basiliek die hier vroeger zat, met interessante mozaïeken. Nog boeiender is de Basilica San Nicola, een tempel voor zowel katholieke als orthodoxe gelovigen, en met een directe link met het Kremlin. Don't mention the war. Het versierde barokke plafond en de orthodoxe crypte met de restanten van goedheiligman Sint-Niklaas zijn de twee voornaamste troeven van dit eclectische huis van god. Alleenstaande vrouwen bidden bij de tombe van de sint, in een woud van marmeren pilaren. Kortom, in deze Italiaanse basiliek uit de tijd van de Noormannen komen Russische gelovigen de tombe van een Turkse heilige vereren.
We waaien door de charmante steegjes vol cactussen en keramiek, rillen van de kou, blijven wat op onze honger zitten. Veel valt er niet te beleven in Bari, toch niet in maart. In de zeehaven, waar de golven wild te keer gaan, vertrekken de ferry's naar Albanië en Griekenland. Bij Maria halen we vijf sgaglioze voor één euro, gezouten polenta in hete olie, een delicatesse van de straat. Als we al verliefd worden op Bari, dan omwille van de toevallige ontdekking, een authentiek lapje Italië zonder kapsones maar ook zonder echte hoogtepunten. Maar het is Italië. En er zijn bars. Enthousiaster zijn we over Trani, een van de mooiste middeleeuwse stadjes van Apulië, dat we zondagvoormiddag bezoeken. Net als in Bari duiken we hier een duizendtal jaren de geschiedenis in, met romaanse kerkjes in een wirwar van steegjes en een kathedraal in glimmend wit op een steenworp van het water. En net als die van Bari is de Duomo omringd met dierensculpturen, een leuke eigenschap van de Apulische architectuur. In het stadspark-aan-zee aan de overkant van het haventje hebben we al een schitterend zicht op de hoge campanile, die hier haast elk panorama domineert. Twee cryptes met pilaren en fresco's.
In de haven tonen de vissers hun vangst van de dag, tot grote belangstelling van de meeuwen. Twee vuurtorens, een rode en een groene, vormen de poort naar de Adriatische Zee en uiteindelijk de Balkan. Aan het groene torentje kijken we uit over Trani: het park, de haven, Duomo, Castello. We sluiten een heerlijke authentieke lunch en onze uitstap af met muskaatwijn, een typisch drankje van hier. Weer de trein op, deze keer naar Polignano a Mare en het Lama Monachile, een keienstrand tussen twee rotsen. Balkonnen bovenop de kliffen serveren hier een fraai zicht op zee. Door uithollingen van de golven zijn er grotten ontstaan. Het geheel is subliem en het dorpscentrum zelf doet heel zuiders, bijna Grieks, aan. Steegjes steegjes steegjes. Heldere hemel, azuurblauwe zee. Italianen in uitstekende zondagse stemming. Die wordt enigszins opgeschrikt door een straatverkoper die roerloos op de grond ligt, op de Ponte Borbonico su Lama Monachile, die uitkijkt over het keienstrand. De ambulance moet erbij komen. Geen idee wat er van de man is geworden, maar het beeld zal ons altijd bij blijven. We kopen een ijsje en trachten de dood te verdringen. Van op het Largo Grotta Ardito zien we de zon achter de koepel van de 13e-eeuwse Chiesa Matrice verdwijnen. Moderne bars, uitgelaten sfeer. Boven de straatjes bengelt een zwaardvis in de lucht, met het zwaard in een gevel gespietst. Komisch. Stiekem zijn we liever in Polignano dan in Bari, maar onze thuis is waar onze koffers zijn uitgepakt, en zo keren we terug naar Bari voor een lekkere pizza. En met cocktails in de sfeervolle bar Le Chat Noir is de avond compleet. Het is maandagochtend en we rijden door de Valle d'Itria, het Apulische platteland bezaaid met honderden kegelvormige hutjes, de beroemde trulli. De grootste verzameling trulli vormt een dorp op zich op een heuvelflank in Alberobello. We verdwalen in de witte steegjes, springen hier en daar een trullo binnen. Het uitzicht over de heuvels is telkens erg mooi. Kegelwoud, kabouterdorp, piramidelabyrint. Erg krappe woningen ook. Families van acht waren niet ongebruikelijk. Achter de basiliek vinden we Trullo Sovrano, een 18e-eeuwse trullo, traditioneel ingericht: keuken, slaapkamers, zolder, tuintje. Het is koud op de eerste lentedag, zelfs in Zuid-Italië. Katten soezen naast bloempotten. Toeristen degusteren limoncello met hazelnootsmaak of kopen een trullomagneet. We hebben alle tijd van de wereld voor deze authentieke site, snuiven de geschiedenis van de kleine man op. Geen Frederik II of Karel V vandaag. Geen barok om door de knieën voor te gaan. Gewoon een heuvel met honderden hutjes. Na drie nachten logeren in hartje Bari vertrekken we de volgende morgen naar Matera, de oudste stad van Europa (!) en de derde oudste van de wereld, bewoond sinds het neolithicum. Ook ruilen we Apulië tijdelijk in voor Basilicata, de hiel voor de enkel. Deze regio was tot in de jaren '50 compleet verarmd en verwaarloosd, met schrijnende toestanden als gevolg. Matera kreeg echter een opknapbeurt en schopte het enkele jaren geleden zelfs een jaartje tot culturele hoofdstad van Europa. De beroemde sassi van Matera zijn twee gigantische complexen van holwoningen waarin de dorpelingen samengepakt in kleine ruimtes woonden. Verder telt de site ook nog eens maar liefst 170 grotkerken. Een labyrint van steen om in te blijven ronddwalen.
Al op het Piazza Veneto, waar we het pad kruisen van een van Dali's langpootolifanten, hebben we een aantrekkelijk zicht op de Sasso Barisano, met de opvallende campanile van de Duomo. Het zal allemaal nog mooier worden. Aan een uitkijkpunt in de Via d'Addozio werpen we opnieuw een blik op deze sasso; voorzichtig maken we de vergelijking met de Mont Saint-Michel. We bezoeken de San Pietro Barisano, een van de grootste chiese rupestri of grotkerken, uit de 12e eeuw. Mooie fresco's, onthoofde heiligenbeelden, en een labyrint met een kamer waarin de lijken van priesters rechtopstaand werden uitgelekt. Een heerlijk luguber en claustrofobisch kerkbezoek.
We klimmen naar de Duomo, via de steegjes en trappen van Mel Gibsons Jeruzalem, en bewonderen het vergulde interieur en een spectaculaire stenen kribbe uit de 16e eeuw, met uitgebreide beeldengroep erbij. Hier krijgen we dan weer een panorama van de overkant voorgeschoteld. Valken vliegen hoog boven de canyon, en we zien de eerste zwaluwen van het jaar. Hoewel het hier verdorie kouder is dan in België verwelkomen we de lente met open armen (met lange mouwen). Op de rand van het ravijn galoppeert een paard met het iconische slappe uurwerk opgezadeld roerloos voorbij. Iemand danst als versteend op een vleugelpiano met drie vrouwenbenen, bij het Convento di San Francesco d'Assisi. Dali is hier alomtegenwoordig.
Op de trappen van de grotkerk Santa Maria de Idris eten we pepperoni cruschi, een lokale specialiteit, zij het wat overroepen. We bezoeken een traditionele rotswoning, 18e-eeuws ingericht; het is verbazingwekkend dat hier nog tot in de jaren '50 een familie met elf kinderen en hun huisdieren leefde! Ernaast bekijken we een ijsgrot, daarna is het tijd voor vino primitivo, bij de Chiesa del Purgatorio, een kerk in de vorm van een mijter, met als thema de dood, getuigen de versieringen met skeletten en doodskoppen. Volgen dure apencocktails op Piazza del Sedile en een chique diner in een uit de rotsen gehouwen restaurant. We dwalen door het nachtelijke doolhof, de verlaten steegjes van het ondertussen ijskoude Matera. De sassi zijn nu magnifiek verlicht en bieden zo alweer een nieuwe kijk op deze haast onwaarschijnlijk mooie stad.
In 1991 werd onder Piazza Veneto een gigantisch waterreservoir uit de 16e eeuw ontdekt. Na een nacht in een grothotel dalen we af in dit Palombaro Lungo en krijgen we een goed idee van zijn omgang en werking. Opmerkelijk zijn de roestcirkels in het plafond, veroorzaakt door emmers die lang op het water dreven toen het waterpeil op het hoogst stond. De waterputten op het plein zijn verdwenen maar de verbindingsgaten zijn er nog. Na een drankje op het zonnige Piazza Pascoli dalen we weer af naar de Sasso Caveoso voor meer grotkerkjes en muurschilderingen uit de 12e eeuw. Met spijt in het hart verlaten we Matera en keren terug naar Apulië, meer bepaald naar de olijfstreek Salento, onderaan de hak van de laars. De trein neemt ons mee naar Lecce. Twee Romeinse theaters van net na Christus. Veel barokke kerken (la città chiesa) en nog veel meer hippe barretjes (studentenstad). We krijgen maar geen genoeg van orecchiette en al helemaal niet van de lokale lekkernij pasticciotto. Op een terrasje bij het amfitheater op het Piazza Sant'Oronzo is het de volgende ochtend mijn ontbijt. Een zuil op het plein markeert symbolisch de toegang tot de Oriënt.
Lecce is overdag even bekoorlijk als in de late avond. Ik slenter door de straten en kijk voortdurend omhoog naar de karakteristieke balkonnetjes gedragen door dierenbeelden. Die stijl bereikt haar hoogtepunt in de façade van de barokke Basilica Santa Croce. Al die details (engeltjes, leeuwen, draken, paarden, arenden), ik kom ogen te kort! Ernaast zit een oud klooster dat toegang verleent tot de Giardini pubblici, waar ik in het zonnetje op Teutë wacht. Samen gaan we naar het Piazza Duomo. Ik bezoek de crypte van de kathedraal, een sereen souterrain met een honderdtal zuilen en, een beetje verborgen, een open massagraf. In een snackbar eten we een puccia, een specialiteit van de streek.
In Lecce, stad van de wolvin, hebben we ons kamp opgeslagen, maar als daguitstap kiezen we Gallipoli. Van de Adriatische naar de Ionische Zee is het hier maar een kwestie van tientallen kilometers. Een trage trein overbrugt de afstand, een oude brug brengt ons naar de antieke stad Gallipoli, een zakdoek groot. De naam komt van het Grieks voor mooie stad en dat is niet gelogen. Kleurrijke straatjes, vredige vergezichten over zee. Zwarte katten zonnen op de pier. Hongerige meeuwen stalken een vissersboot die in het haventje aanmeert. Hier schreef de Amerikaanse indieband Beirut het nummer 'Gallipoli' en het klinkt net zo lieflijk als deze plek. Het is de soundtrack van een piepkleine strandvakantie. Op het Piazza Aldo Moro, tegenover het Castello, spelen drie honden verstoppertje tussen de geparkeerde wagens. Oude mannen troepen samen bij een visserboot om te kijken wat de pot schaft. De Oude Grieken hadden de wijsheid in pacht en zij wisten al dat het in Gallipoli goed vertoeven is. Voor we bij valavond de trein terug nemen, maken we een fotoshoot van straatkatjes aan het water. Na opnieuw een treinrit door de woestenij van Salento, bezaaid met cactussen en stenen hutjes, verkennen we de alternatieve cafés van Lecce.
Op onze laatste volledige dag in Italië doe ik nog een tourtje door Lecce. Af en toe stap ik een kerk binnen voor meer ontroerende altaarkunst. In het Museo diocesano bekijk ik de schilderijen van Oronzo Tizo en Luca Giordano. Om 12u spreek ik met Teutë af op het terras van Café Alvino, om de aria van Tito Schipa te beluisteren, die elke dag op hetzelfde uur op het Piazza Sant'Oronzo weerklinkt. Vandaag is het land in rouw. Italië verloor gisteren tegen Noord-Macedonië en werd zo gediskwalificeerd voor het WK voetbal. Datzelfde Italië dat vorige zomer het EK won. Op een terrasje aan de triomfboog proef ik een amaro uit Salento. De gastronomische ontdekkingen overtreffen bijna de historische en culturele op deze reis. We hebben onze magen verwend en gegeseld.
's Avonds zijn we weer in Bari, voor nog een rondje horeca, en na een laatste nacht verlaten we de hiel van de laars. Arrivederci, bella Italia, terwijl we voor de laatste maal over de Via Sparano van Murats Bari lopen, weg van waar het goed is.