woensdag 18 augustus 2021

One more shot of Italy!


 MILAAN - TURIJN - GENUA
 
14-17 augustus 2021
 
Op 15 maart 2020 bracht een reeks vluchten me van Skopje naar Zaventem, waar mijn zus me 's nachts oppikte en me een rit gaf richting mijn kot, richting lockdown, richting het Grote Blijven. Sindsdien mochten we af en toe, meestal niet, eens een grens over, maar anderhalf jaar lang nam ik geen vliegtuig. Een bescheiden citytrip van enkele dagen - maar van groot belang want lang geleden - geeft hoop. Volledig gevaccineerd dus ik mag nog eens de Alpen over, en m'n vriendin in hetzelfde weekend de Pyreneeën. bijna gelijktijdig stijgen onze vliegtuigen op, zij richting Madrid, ik naar Milaan. Zoveel zin om me te verzwelgen in de Italiaanse clichés. Een cappucino op een zonovergoten piazza. De obligate Piazza of Via Cavour. Pizza, pasta, vino, prosecco. Een gulle dosis barok. Vespa's die altijd in de weg staan.
Het station en de kathedraal beschreef ik in 2014 al op licht poëtische wijze, dat kan ik zeven jaar later niet overtreffen. De aanblik van de derde grootste kerk van Europa blijft natuurlijk verbazen. Tussen de vermoeiende overheidsgebouwen en bekorende palazzi vind ik af en toe een streep oude geschiedenis. Het is te warm om dit te doen, al groet ik de hitte als een kennis die ik lange tijd niet heb gezien. Na een verkwikkend terrasje bij het Noordstation haast ik me weg uit het verstikkende centrum. In het Parco Sempione kan ik ademhalen. In de schaduw van het machtige Castello speelt een akoestische gitaar het deuntje van 'Bella Ciao'. Dolce far niente is hier uitgevonden. Een oase van rust middenin deze bedrijvige modestad. Ik wandel tot aan Napoleons Arco della Pace en terug.
Ik bezoek enkele van m'n favoriete kerken, waaronder een romaanse basiliek uit de 11e eeuw, en stuit op de Wall of Dolls. Ludiek, zo'n poppenmuur, zou je denken, maar in werkelijkheid herdenkt deze de vele dodelijke slachtoffers van geweld tegen vrouwen in Italië. De straten van Milaan zijn een sauna, maar in Madrid is het nog veel warmer. Ik zoek relatieve verkoeling in de regio Piëmont, op slechts tientallen kilometers van de Alpen. Daar ligt op de oever van de Po de industrie- en filmstad Turijn, de wieg van de eenmaking van Italië.
Dit is het Italië waar ik nood aan had. Een ruiker van een binnenstad met propvolle terrasjes, gezellige steegjes, verbluffende monumenten, vooral uit de barokke periode, al steekt de renaissancepraal van de Duomo San Giovanni eveneens de ogen uit. Ambiance op het Piazza Castello. De straatmuzikanten weten de aandacht van honderden toeristen vast te houden. Restaurants tieren welig, maar na ruim een uur ronddwalen door het centrum heb ik nog geen café gevonden. Ofwel is Turijn de saaiste stad van Italië, ofwel mogen cafés nog steeds niet openen in dit land. Hoe dan ook een domper op de vakantiestemming. Whiskey cola op de trappen van San Giovanni.
Er valt heel wat te bezichtigen op het Piazza Castello. Het Palazzo Reale was de residentie van het beroemde Huis Savoye. Het Palazzo Madama lijkt samengesmolten met het stoere Castello, een feest voor honderden gierzwaluwen, en ook een slechtvalk vindt er onderdak. Maar dé trots van Turijn is de Mole Antonelliana, een 167 meter hoge toren uit de 19e eeuw en toen zelfs even de hoogste ter wereld. Ook vandaag heeft de structuur iets futuristisch, maar wel geworteld in het antieke verleden, zo getuigen de honderden zuilen die in de Mole zijn verwerkt.
Ik neem een lift naar halverwege het bouwwerk en geniet van een verpletterend uitzicht over Turijn, met haar lange kaarsrechte straten, en de Alpen. Al is het korte ritje met de lift, dwars door het geanimeerde cinemamuseum al episch op zich. Zowat de halve set van Metropolis is hier nagebouwd. Turijn was in de beginjaren van de film zowat het Italiaanse Hollywood. Door tijdsgebrek kan ik niet alles bezoeken, en ik ben zelfs selectiever dan gewoonlijk. Nu een museum bezoeken in Italië is omwille van de verstrengde Covid-maatregelen wel heel veel gedoe. Mondmaskers, handgel, afstand, tot daaraan toe. Naast je certificaat of Green Pass tonen, moet je ook nog een verklaring invullen en ondertekenen. Hoe minder ik hiermee in de weer ben, hoe meer ik van het Italiaanse straatbeeld kan genieten. Jammer voor de Turijnse palazzi. Of de beste cappucino drinken in een authentieke bar aan de voet van de Mole en naar de lange rij toeristen kijken. Ik was er net voor de drukte. Een cameraploeg komt 'het gedoe' zelfs filmen. De nieuwe maatregelen zijn namelijk nog maar een week oud.
Aan de oever van de Po ruik ik de zee. Vele blauwe reigers, zilverreigers, aalscholvers waden in het ondiepe water. Geen wonder, ik spot er duizenden vissen. Vertederd kijk ik naar een futengezinnetje. Op een heuvel in de verte schittert de barokke basiliek La Superga, met de koninklijke tombes van de familie Savoye. Bij deze hitte zijn de lange overdekte bogengalerijen een godsgeschenk. Hier en daar zijn nog 18e- of 19e-eeuwse winkels of bars gevestigd. In Baratti & Milano, een van de vele historische cafés, drink ik een cappucino aan de bar, in een extravagant maar stijlvol interieur. Poepsjiek mag ook eens, zeker als de prijzen niet navenant zijn. Bijzonder is dat dit café hofleverancier was van de familie Savoye.
Ik passeer het Palazzo Carignano, waar Vittorio Emanuele II, de eerste koning van het moderne Italië, werd geboren. Dit knappe palazzo was ook de zetel van het eerste Italiaanse parlement. Tijd voor slapstick. Op een terrasje achter mijn rug ontwikkelt een hond een interesse in enkele duiven, en wil ze opjagen. Wat hij vergeet, is dat zijn baasjes hem met de leiband aan een vrije stoel hebben vastgebonden. Het jonge dier rent dus achter de duiven aan, de terrasstoel in zijn kielzog vliegt door de lucht en knalt vrijwel onmiddellijk tegen mijn enkel aan. Hond, duiven, baasjes, ober, ikzelf: de verwarring is compleet. Ik maak nog een stop in de kathedraal en bewonder de rijkelijk versierde kapellen. Al doet de aanblik van de kapel met de Heilige Lijkwade me weinig. Julius Caesar en Augustus poseren voor de noordelijke poortruïne van het Romeinse Taurinorum.
La Superba stond niet op de planning. Liever had ik m'n tijd genomen voor havenstad Genua, 'de Trotse' aan de Ligurische Zee. Maar ik ben 'hier' nu toch en heb nood aan wat zeelucht. Na Lombardije en Piëmont zoek ik nu dus Ligurië op. Drie regio's op twee dagen tijd is misschien wat veel van het goede, maar de goesting was groot. Ongetwijfeld krijg ik na dit lange weekend ook zin om in La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer te beginnen. Zijn klepper Grand Hotel Europa was alvast een schot in de literaire roos. De trein rijdt een heuvelachtige stad binnen, een kleurrijk vakantieoord, ooit rijke stadsstaat en wereldmacht, met ontelbare steegjes en trapjes, vrolijk getinte gevels met groene vensterluiken. Naast het station pronkt Genua met haar beroemdste zoon, de genocidaire zeevaarder Christoffel Colombus.
In de Porto Antico kom ik ogen te kort. Vooral het galjoen, met een opvallend boegbeeld, trekt de aandacht. Hier en daar een oude scheepskraan, in de verte een flinke vuurtoren, en natuurlijk de onvermijdelijke cruiseschepen die elke schijn van horizon blokkeren. Dat de kaaien verder een moderne indruk geven, is te danken aan de beroemde architect Renzo Piano. Heel modern is het Acquario, dé Genovese attractie voor jong en oud. Honderden meters lange rijen met enkel jonge gezinnen. Ik kan nog net een fragment van een dolfijnshow herkennen. Uit de binnenstad komen de vele torens piepen die Genua rijk is. De verhoogde ringweg ontneemt de haven wel heel wat van haar charme. We nemen het erbij. De muziek van Måneskin klinkt uit de boxen van de kiosk waar ik een Italiaans biertje tot mij neem. We nemen het erbij.
De Cattedrale di San Lorenzo is een droom van een kerk, gekenmerkt door de alomtegenwoordige zwart-witte strepen, als die van een ringstaartmaki, en een unieke mix van stijlen. In de kapel die gewijd is aan Johannes de Doper staat een sarcofaag waarin zijn onthoofde lichaam een tijdje zou hebben gerust. Volgen het ene palazzo na het andere, vooral in de Via Garibaldi, een straat die uitpakt. Op een terrasje geraak ik aan de praat met een Italiaanse communist die naar eigen zeggen deel uitmaakte van de Rode Brigade. In het Frans on parle politique: Macron, Di Rupo, Adamo, Stromae, Zola, Varoufakis, Pfeijffer. Hij leidt me naar een van de favoriete bars van de gecravateerde Nederlandse schrijver. Daar ontmoet ik een Senegalese waaierverkoopster. Van die toevallige ontmoetingen op reis die ik veel te hard heb gemist. En een rosé drinken op het Piazza delle Erbe is van het zuiverste geluk.
Ik geraak in een lang gesprek verwikkeld met een Frans koppel, waarna ik wijndronken in het Genovese doolhof van steegjes verdwijn. Dure Italiaanse woorden branden als bakens van de taal achter elke hoek. Sapori. Cerca. Storia. Porto. Superba. Zou Rotterdam dit bij Genua hebben afgekeken, of andersom? Bij het verdwalen passeer ik het schattige Piazza San Matteo uit de 13e eeuw. Het wordt nog heel gezellig op het balkon van m'n hostel, alcohol vloeit met sloten. Tot de politie komt, omwille van een gevecht onder familie op een van de kamers, maar zelfs dat kan de sfeer niet kelderen.
Slaapdronken zie ik La Superba ontwaken. Het gekrijs van halsbandparkieten is niet meer weg te denken uit een Genovese ochtend. Koffie ook niet. Vlakbij de San Donatokerk, met de mooie achthoekige klokkentoren, vind ik in de Giardini Luzzati een gezellige buitenbar. Samen met een Italiaans koppel zoek ik het huis van Colombus, het ligt naast een kleine kloosterruïne, aan de voet van de Porta Soprana. De rest van de ochtend en middag hang ik rond in het centrum, en geniet ik van de zeebries, die toch enigszins de hitte kan breken. Veel voer ik niet uit. Tot aan de vooravond slenter ik van terras naar terras, kijk nu eens binnen in een palazzo, dan weer in een kerk, waar de fresco's niet zelden lezen als een bijbels stripverhaal.
Omdat het moet, keer ik 's avonds per trein terug naar Milaan, en vervolmaak zo de driehoek die mijn korte reis beschrijft. De trein passeert het kartuizerklooster van Certosa di Pavia, een rijkelijk versierd staaltje gotiek en renaissance middenin het Lombardische platteland. Mijn laatste avond is dus voor Milaan. Het Piazza del Duomo bij schemering is een weergaloos afscheid. Het lijkt alsof de stairway to heaven van de lokale straatmuzikant, die volledig opgaat in zijn duorol van Plant en Page, voor me in de lucht materialiseert. Of is het de wijn?
Toch lijkt deze stad een ziel te ontberen, en het massatoerisme, voor wie ze gretig haar vallen spant, niet te verdienen. Milaan is het niet 'arrogante' Parijs, Amsterdam of Antwerpen, het lijkt nog een paar graden erger. Haar voortdurende focus op stijl en mode enerveert. Haar dure restaurants zijn een en al uiterlijk vertoon. De kathedraal moest en zou de meest overdadige gotiek krijgen, maar het resultaat is controversieel, niet iedereen is fan. Il Duce wou uitpakken met een ambitieus treinstation en de constructie werd even lelijk als zijn bewind. In Turijn en Genua proefde ik enkele dagen van het echte Italië. Ondanks haar overtuigende stoet van kerken en palazzi, is Milaan een stad die je eigenlijk wil verlaten. Alleen betekent dat in dit geval Italië verlaten. En dat doet altijd een beetje pijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten