Ik val in ongena bij iedereen die mijn mening vraagt.
Persona non grata, al mijn maskers vallen af,
in mijn kleerkast meer gewaden en onesies dan Zeus,
avatars die stuk voor stuk verbannen,
een voetnoot, wat krabbels in de kantlijn,
een palimpsest van Dode Zeerollen,
lees mij tussen de regels van de duivelsverzen door,
large dat ik ben, multitudes die ik heb.
Ik ben digressief, apocrief,
regressief, elusief als Proteus,
een estafetteloop van gedaanten,
metamorfosen tussen leven en dood,
it's morphin' time!
Schipper tussen leeuw en lam, water en vlam,
draai nog eens aan het rad, wie zal het zeggen? Walter?
Kijk me diep in de ogen met de ogen van een bij:
ik heb facetten, kies er één.
Je vindt je gading niet? Ja ma'... ja ma'... ja ma'... oké... herbron,
ik ben een karmakamakamakameleon,
draai rond de zon, nog zonder vorm,
ik vreet kometen, heb ijzertekort,
verover sterrenstelsels voor de sport,
Deathstar, schip dat niet neerstort,
en met buitenaards materiaal vul ik de gaten in mijn DNA.
Ik aanschouw de veelvoud aan kansen en snuif ze op als pep.
Cellen vermenigvuldigen, agglomeratie, ik dij uit.
Waar ik stop met mens zijn, word ik een god,
zo één van dertien in een dozijn die nog net
aan het ambrosiabuffet mag aanschuiven, achteraan,
en zich niet meer tevreden moet stellen met
de broodkorsten die Hermes of Thor of Vishnu hem toewerpt,
maar ik elleboog me naar de top,
en na een nacht van lange messen roep ik me uit tot de Ware,
ik kerf tien vuistregels in een molensteen
en verdrink het gouden kalf ermee,
ik demoniseer Jezus en Mohammed, en Baal mag uit de hoek
om mijn schoenen op te blinken, hoger komt hij niet.
Alle afvalligen, alle ketters belanden in de kringspieren van de hel.
Ik laat ze er branden of blootsvoets op een tapijt van legoblokjes lopen,
zodat mij niét aanbidden voor niemand nog een optie is.
En op mijn hoogtepunt verzoen ik alle rivaliserende sektes met elkaar.
Ze zien het licht als de vuurtoren die
hoog boven hun levens in hun ogen schijnt.
Ze aanschouwen mij en al de rest verdwijnt.
Ik ben heer en meester, en niemand die het oneens met dat oordeel.
Ik beveel & they obey. R.I.P. iedereen die het anders ziet.
Ik ben één en ondeelbaar, alwetend, alomtegenwoordig,
onzichtbaar, oneindig goed omdat ik dat zeg.
God heeft een dikke nek. Wie het anders wil, heeft pech.
En eens om de vier jaar lanceer ik kansen:
onttroon mij, vaag mijn hegemonie van de kaart.
Was het zand weg dat ik in je ogen strooi,
neem een staak en verblind mij, koning in het land der blinden.
Meet je krachten met mij, vernietig mij, ontken mij helemaal weg.
Ik val in ongena bij iedereen die mijn mening vraagt.
Persona non grata, al mijn maskers vallen af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten