Hoor de propellers propageren,
De raketten hun rake romances reveleren.
Ze mijmeren, zijn niets vergeten,
Hun stalen geheugens met
Hamer en beitel beschreven.
Zeppelins, duikboten, racewagens
Ballen hun schroeven, motoren, cilinders.
Stijgen op, duiken onder,
Vlammen door een zolderkamer
Van lang vervlogen verhalen:
Hoe we ons later zullen verplaatsen,
Hoe snel we de wereld voorbij laten razen.
Hier op zolder is geen plek
Voor statisch en gezapig.
De toekomst is aan de snelheid,
Aan knallen en jagen,
Transcendentie tot onze
Beperkingen vervagen.
In het boek ontstaan beloftes
Die de kamer nooit verlaten,
Constructies die de zwaartekracht tarten,
Maar na het duel metalen tanden moeten rapen.
Eén frisse bries en de dromen verwaaien,
Ze verwelken als maskers na Carnaval,
Verdwijnen als sierlijke kringen in het water.
Vogels azen op vergane vooruitgang,
Afgebladderd, neergedwarreld,
Prototypes van zevenmijlslaarzen
En de steeds luidere collectieve schreeuw van
Hoger!
Verder!
Sneller!
Beter!
Gestuwd in een strategische stijve,
Een geënsceneerde erectie
Klaar voor copulatie
5... 4... 3... 2... 1... NIETS
Dan capitulatie,
Tot slot stil en stokoud sterven.
De aarde is een uurwerk,
Laat het veilig verder tikken.
Berg je blauwdrukken op,
Die vertekende illusies van potentie.
Laat je zolderkamer slechts
Herinneringen vergaren.
Leef traag voor het te laat is.