Vorige zondag was het mijn verjaardag en ook Bloomsday. Die twee vallen altijd mooi samen op 16 juni. Een jaar geleden schreven Pierrette COffrée en ik voor de gelegenheid een dialoog tussen Buck Mulligan en Stephen Dedalus (Stefanie Dedalus in onze versie) voor het podium. Ook Haines komt even piepen, gebaseerd op de eerste helft van het hoofdstuk 'Telemachus' van James Joyce's beroemde roman Ulysses. We hebben ons duidelijk geamuseerd. De eerste try-out van dit literair-ludieke stuk brachten we op 18 juni ten berde op Don Vitalski's Legendarische Dinsdag Club in de Berchemse zaal Paroza. Meer van dat! Maar in plaats van scheerschuim misschien toch maar slagroom gebruiken de volgende keer...
Telemachus
Mulligan, Dedalus, Haines
Mulligan: Seg, schijtluis, komt ge nog naar boven of hoe zit het?
(3 x omgeving zegenen met scheerapparaat)
(kruistekens in de lucht maken als een gek)
(Dedalus verschijnt)
M: Goeiemorgen Stefanie. Ik dacht dat ge niet meer wakker ging worden. Hallelujah! Onze Heilandin is verrezen! En welke mirakels kunnen we vandaag van U verwachten? Gaat U de Schelde in wijn veranderen? Rode graag. En van een goed jaar.
D: Epi Pfos-opa ponton. Boven de Pfos-donkere zee.
M: Hoewel… met zo’n absurde naam… Dedalus… Is dat niet Grieks? Vandaag eindelijk uit het labyrint van uw eigen onbenulligheid ontsnappen, dat zou pas een mirakel zijn. Vergeet niet welk drankje je vleugels geeft.
Dedalus: Finito met uw stukje theater?
(M begint zich te scheren,
D benadert M)
M: Rustig Stefanie. Mijn naam is al even absurd. Klinkt ook wat hellenistisch. Anders moeten we samen op reis naar Kreta gaan. All-in. Gade mee als ik mijn tante van haar zuur verdiende spaarcentjes beroof? Of we kunnen ook gewoon Antwerpen helleniseren. Dat is allicht gemakkelijker.
D: Onnozelaar. Welkom in Cherballos.
M: Een stad met ballen. Zeg mij
liever eens hoe lang Haines hier nog denkt te kunnen logeren. Wat een klootzak he?
D: Vannacht schreeuwde hij heel de tijd over een zwarte panter of zo.
M: Echt zo zot als de
zoologie. Bang van hem?
D: Ik ken hem niet eens. Hij slaapt onder ons dak en wil een panter afknallen in zijn slaap. Ge zou voor minder schrik hebben. Met Haines naar de hel! Hij mamoniseert de stad. Wat als hij vanavond volledig doorslaat en ik ben alleen thuis met hem? Ik ben geen held, gij kaalkop Mulligan daarentegen…
M: Moet ik bij u op de
kamer slapen? Schijtluis…
D: Als hij blijft, schijt ik de toren onder. Capiche?
M: Iets anders… hebt gij
een zakdoek voor mij?
D: Alleen een gesnotene.
M: Aaah… de snotgroene
vaandel der onbeduidendheid! Laat ze trots wapperen.
(boos gooit D haar verfrommelde zakdoek in M’s gezicht)
D: Klootzakdoek!
M: Seg… zottin! Vindt ge trouwens niet dat de rivier en de zee ongeveer dezelfde kleur hebben? In plaats van rode wijn hebt ge al het water in snot veranderd. Heks! Thalatta mijn gatta. Ge zijt sowieso niet goed wijs. Mijn tante denkt dat ge uw moeder hebt vermoord. Moet ge al niet vragen.
D: Iémand heeft de sweet old lady
vermoord…
M: Gij apathisch mens. Ge stondt aan haar sterfbed en zei geen hol. Zelfs niet toen ze u smeekte om iets te zeggen. We zijn individualistisch tegenwoordig – ik ook – maar dit is overdrijven. Zie u hier staan in uw dertiendehandskledij. Ge zou u zo twintig cent geven.
(M begint zich weer te
scheren)
M: Nee serieus. Ik zou u wat kledij en propere zakdoeken moeten geven. Mijn zus heeft ook nog een mooie grijze broek die haar niet meer past te geef.
D: Grijs is mijn kleur
niet.
M: Ach. Dat doodt haar moeder, maar grijze broeken dragen? Ho maar… Allez, kijk eens naar uzelf, gij snotapin van een dichter.
(D kijkt in de spiegel)
M: Ik moet u niet zo treiteren. Misschien gaat ge me dan wat meer vertrouwen. Seg, ik heb het goed met u voor hoor. En als Haines nog te veel lawijt maakt, pakken we hem aan.
D: Bovenop het maalstroomlawijt van cruiseschepen pak ik het er wel bij. Enkel ’s nachts is hij een probleem.
M: En wat hebt ge tegen mij?
D: Wilt ge dat echt weten?
M: Ik vraag het toch? Ik kan me niet herinneren dat ik u iets heb misdaan.
D: Weet ge nog, de eerste keer na de dood van mijn moeder dat ik u kwam opzoeken? Ge ging thee maken en uw moeder kwam binnen en ge zei zoiets als: Dedalus is hier, haar moeder is dood als een pier. Ge zong het zelfs!
M: Zei ik dat echt? In een lied? En wat dan nog? Het is toch zo? Het betekent trouwens helemaal niets. En zijt blij. Gij zag enkel uw mama verrekken. Bij ons in het ziekenhuis zie ik ze dagelijks bij bosjes de pijp uit gaan. Ik wou de herinnering aan uw moeder niet beledigen, maar besef wel dat mijn opmerking lang niet zo erg is als uw houding aan haar sterfbed.
D: Ge hebt niet haar maar
mij beledigd.
M: Maar gij zijt onmogelijk!
H: Zijt ge boven,
Mulligan?
M: Ik kom!
(draait zich om naar D)
M: Kijk naar de zee. Wat kunnen beledigingen haar schelen? Get over it. Meneer heeft honger. Laten we meneer op zijn wenken bedienen.
(lopen naar beneden)
H: Sorry voor vannacht. Ik was blijkbaar nogal luid?
M: Nogal. Stefanie, kan ik
wat geld lenen voor vandaag?
D: Vandaag stort de school mijn loon. Hoeveel, Buck?
M: Alles?