terug naar ANDALUSIË
28 januari - 5 februari 2024
Mijn eerste kennismaking met Andalusië, wellicht de meest betoverende streek van Spanje, dateert alweer van begin 2015. Sevilla, Granada, Córdoba en Gibraltar hebben me toen zoveel gegeven. Deze keer krijgt het zonnige Málaga onze focus, want die stad heb ik negen jaar geleden overgeslagen. De geboortestad van Pablo Ruiz Picasso ligt aan de Costa del Sol, waar het zelden regent, en bezit de tweede grootste haven van Spanje.
Teutë en ik landen laat in de namiddag na een vlucht boven het bergachtige achterland, met de typische witte dorpen van Andalusië. We steken de deels opgedroogde rivier Guadalmedina over naar het historische centrum en verkennen de havenbuurt, tussen de palmen van het Palmeral de las Sorpresas en Muelle Uno. Deze komt uit op El Cubo, de kleurrijke architectuur van het Centre Georges Pompidou. Bij de door de Malaganen geliefde vuurtoren kijken we uit over de haven en de binnenstad. De kathedraal, het kasteel en de ruïnes van het Alcazaba zijn mooi verlicht. We zijn net op tijd voor de zonsondergang die we hebben besteld. Na een vegetarische paella in een authentieke bodega bezoeken we de bars van de Calle Beatas en het romantische Plaza de la Merced. Uitstekende op en top Spaanse sfeer in steegjes waar het altijd zomert. Aan de voet van het Alcazaba stuiten we op een Romeins theater. Overal in de stad verwijzen monumenten naar Al-Andalus, zoals deze streek heette onder de Arabische overheersing, toen de wetenschap en de kunsten hoogtij vierden en moslims, joden en christenen in relatieve vrede en tolerantie naast elkaar leefden. De katholieke herovering vanuit het noorden maakte hier een eind aan. Het was het begin van de bloederige vervolging van de joodse en islamitische inwoners.
Op onze eerste volledige dag verkennen we de gezellige binnenstad, te beginnen met een bezoekje aan de kathedraal. In dit meesterwerk van de gotiek, renaissance en barok geven we onze ogen de kost: fraaie retabels, ontroerende heiligenbeelden (die gelaatsuitdrukkingen!), elegante zuilen. De 'eenarmige' kathedraal (de geplande tweede toren kwam er nooit) werd op de fundamenten van een oude moskee gebouwd. Bij de tuin hoort een romantisch café waar je wat over vroeger kan mijmeren terwijl gebeeldhouwde dichtershoofden je van de muren aankijken.
Meer vredige tuintjes bij het Alcazaba, de ruïnes van een Arabisch fort uit de 11e eeuw. Een wandeling onder de poorten van de kashbah, langs kantelen, tussen palmen, cipressen en bloemen, brengt me terug naar Marokko. We klimmen steeds hoger de heuvel in en kijken uit over stad en zee. Helemaal boven is een Hammudidenpaleis nagebouwd, compleet in mudejarstijl. Een eekhoorn springt rond tussen de Moorse ruïnes. Praatzieke parkieten, zeer aanwezig in Málaga, maken het exotisch-romantische plaatje compleet.
Naar het Castillo de Gibralfaro is het nog een hele klim. Het werd gezien als het moeilijkst inneembare fort van het Iberische schiereiland. We bestuderen de stad tijdens een kantelenwandeling. Vanuit de lucht oogt Málaga met al zijn nieuwbouw niet zo idyllisch. Herkenbaar is de Plaza de Toros, een wrede smet op het straatbeeld van haast elke Spaanse stad. Mooi zicht op park en pergola van de Palmeral. Verder zijn er het verplichte wapenmuseum en een taverne met terras. Het is nog wat fris maar we staan erop buiten wat te drinken.
Pablo Picasso werd geboren op de Plaza de la Merced. In zijn geboortehuis bekijken we enkele schetsen, schilderijen en keramieken borden uit zijn stierenperiode, enkelee naaktschetsen, en zelfs een schilderij van zijn vader, bij wie hij de stiel leerde. De zon breekt door en ik drink een Alhambra-pintje met zicht op de kleurrijke Iglesia de San Agustin Siglos. Ik wandel tot aan het Playa de la Malagueta, observeer de groene parkieten in het gras, die territorium op de duiven trachten te winnen, al vechten ze ook onderling. Málaga is het Barcelona van het zuiden. Vegetariërs komen hier best wel aan hun trekken. Op een steenworp van het Alcazaba vinden we een authentiek restaurant, met moderne insteek: gans de kaart is vegetarisch. Tot slot is de buurt rond de Plaza Marqués del Vado del Maestre een walhalla van kroegen, kroegen en nog eens kroegen. Een vroege carnavalsfanfare passeert mijn terrasje en strooit vrolijk confetti in het rond. Volgend weekend is het carnaval in Málaga. We zullen er zijn. Eerst gaan we op tournee door het Andalusische achterland. De wekker breekt zoete azulejodromen abrupt af. We moeten de bus halen.
We passeren de witte bergstadjes van de Sierra de las Nieves en bereiken het oude Ronda, hoog bovenop een rots gelegen. El Tajo, een ravijn van 100 meter diep, klieft de stad in twee, de Moorse Ciudad en de nieuwe stad worden verbonden door de majestueuze Puente Nuevo, uit de 18e eeuw. In de wijk Mercadillo zit de oudste stierenarena van het land. Ernaast, in de tuinen van de Alameda del Tajo, kijken we uit over de Serranía de Ronda. We steken de brug over naar de Ciudad. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog liet Franco hier republikeinse gevangenen in de kloof gooien, wat Ernest Hemingway inspireerde voor een van de meest grimmige passages van For Whom the Bell Tolls.
We bezoeken de prachtige Andalusische tuinen van het Casa del Rey Moro en kruisen het pad van de pauwen die hier wonen. Vervolgens dalen we af in de mijn van de Moorse koning Abomelic. De 200 treden vormen best een uitdaging, zowel dalend als klimmend. We willen er niet aan denken hoe dat voor de christelijke slaven moet zijn geweest, die moesten de trappen voortdurend op en af om water te halen in de Rio Guadalevín, op de bodem van de mijn. Op het platform bij de rivier rusten we uit en genieten van een duizelingwekkend... kikvorsperspectief. En dan terug naar boven... Bij het Palacio del Marqués de Salvatierra dalen we af naar twee oude bruggen en de best bewaarde Arabische baden van Spanje. We klimmen langs de stadsmuur weer omhoog. Magnifiek uitzicht over de hele omgeving.
Museo Lara is een rariteitenkabinet dat waardevolle spullen herbergt, van de pistolen van Napoleon tot waaiers, erotisch versierde pijpen, naaimachines, muziekinstrumenten, oude fototoestellen en zoveel meer, allemaal uitgestald rond een vrolijke patio met fontein. Minder vrolijk is het in de kelder, waar we leren over de corrida en de inquisitie, het ene marteltuig al wreder dan het andere, zoals de ijzeren maagd van Nürenberg. Arme drommels van poppen ondergaan de gruwelijkste martelingen. Verder is er een hele zaal gewijd aan het occulte. We ontmoeten trollen, elfen, een weerwolf, de god Pan, een dode zeemeermin, een tovenaar, enkele heksen, een menselijke pad en tal van andere hybriden en monsters, tot slot de duivel zelf. Een romantisch-griezelig sfeertje, soms op het lachwekkende af. Na een vegetarische paella verkennen we de rest van het Moorse stadje, de paleizen en patio's, de tuintjes met cipressen, palmen en sinaasappelbomen.
De collegiale kerk was vroeger een moskee, de klokkentoren zit op de plaats van de minaret, een mihrab is bij binnenkomst nog zichtbaar. Altaar in overdadig barok. Grenenhouten baldakijn. In de tuin van een paleis in mudejarstijl genieten we van mild zomerse temperaturen en alweer een wijds panorama van de Guadalevínvallei. Nog prettiger is een biertje op het zonovergoten tuinterras van de Plaza de la Duquesa de Parcent, bij de collegiale kerk.
Bij de ruïnes van het Alcazaba leidt een paadje naar beneden, de glooiende heuvels in, voor een spectaculair zicht op de Ciudad, gebouwd bovenop eigenaardige rotsformaties. De Asa de la Caldera lijkt inderdaad op het handvat van een ketel, maar doet ook denken aan de slurf van een olifant, zoals de klif van Étretat. Hier hebben we ook het beste zicht op de Puente Nueva en de canyon. Tussen slurf en brug herkennen we het terras van de Alameda del Tajo, waar we vanmorgen voor het eerst over de Serranía de Ronda uitkeken. In een Marokkaans theehuisje storten we ons op crêpes en appel- en muntthee in een decor van een Moors salon. Voor we naar Sevilla doorreizen slenter ik de volgende morgen nog wat door Ronda, een onweerstaanbaar stadje vol geschiedenis en cultuur, kwestie van afscheid. Het vroege zonlicht wast de toppen van de Serranía in subtiele pastelkleuren. Bij de buste van Orson Welles krijgen de straatkatten van de Alameda del Tajo te eten. Zwaluwen dansen boven het ravijn.
Na een ontbijt op de Plaza España reizen we verder noordwestwaarts. De bus passeert woeste rotsen waar de arend koning is, steekt rivieren over mager in hun bedding. Gifgroene en roodbruine heuvels domineren het decor. Tussen olijfgaarden en haast woestijnachtige heuvels duiken witte dorpjes op. Sevilla is de stad van de sinaasappelbomen, de gezellige bars op uitbundige plaza's, de volkse wijken, de flamenco en de duende. Een eerste keer voor Teutë, ik kom er voor de tweede keer. Natuurlijk heb ik deze bruisende stad negen jaar geleden al uitvoerig beschreven (over ons bezoek aan de Catedral en het Alcázar zal ik dus beknopter berichten), maar elk bezoek is een andere ervaring.
En wat is het heerlijk om weer door de zonovergoten straatjes van de Barrio Santa Cruz te kuieren, de kleurrijke gevels van de pleintjes te bewonderen, de fonteinen, de bars, de bodega's. En azulejo's. Overal. Tapas en tinto de verano gaan er altijd in. Ik toon Teutë de majestueuze kathedraal, met de versierde tombe van de genocidaire ontdekkingsreiziger Christoffel Colombus, het gigantische vergulde altaarretabel, het grootste ter wereld, en de vele schatten en versieringen die deze enorme tempel rijk is. De 100 meter hoge Giralda is de trots van de stad. Deze klokkentoren was als minaret een van de hoogste torens ter wereld en doet wat denken aan de robuuste minaretten van Marokko. Het figuurtje bovenin verbeeldt de overwinning van het katholicisme. We klimmen vierkant tot bovenin, tussen de klokken, voor een uitzicht dat me heel bekend voorkomt. De Moorse irrigatiekanaaltjes van het pittoreske Patio de los Naranjos werden voor de veiligheid opgevuld. Ik weet nog hoe ik hier destijds bijna struikelde.
Het Plaza España blijft verbazen. Teutë waant zich in Disneyland. We gaan alle veelkleurige provinciebankjes af en denken aan onze vele reizen, samen en apart, naar dit fascinerende land, juichen wanneer we Oviedo vinden. Bij de romantiek van de arcades, kanaaltjes, bruggetjes en koetsen hoort de soundtrack van live flamenco. Zo voelen we de duende een paar tellen lang alvorens we verder het alfabet van de provincies afgaan. Het is valavond wanneer we via het Parque María Luisa de fiere Guadalquivir, met haar roeibootjes en kano's, bereiken. We volgen de oever en passeren de Arabische Torre del Oro, fotogeniek omringd door palmbomen. Bij de Plaza de Toros de la Maestranza zien we de zon achter de kleurrijke huisjes van Triana verdwijnen, aan de overkant van de rivier. In de straten van Sevilla is het alle dagen weekend. Van de karakteristieke cafés onthouden we vooral Bar Garlochi, waar de wierook brandt, oude Spaanse liederen weerklinken, en de muren volhangen met oude schilderijen, met in elke hoek een altaar met Mariabeeld. Bar Garlochi is een kerkkroeg waar volks en alternatief Sevilla elkaar aan de toog ontmoeten. Neem en drink hiervan, gij allen.
Sevilla, februari 2024. In medias res. Sin café no soy persona. Santa Cruz, you're not that far. Ik beweeg in sluipwegen rond het Alcázar. Het mooiste zicht op de Giralda heb je bij de Patio de las Banderas. Het is de andere zijde die in stellingen is geklad. De klokken luiden een nieuwe dag en ineens een nieuwe maand in. De champignons met honingraatstructuur, of de verstilde nucleaire wolk zo u wil, van Metropol Parasol mag niet ontbreken op mijn nostalgische ochtendwandeling door het centrum. En ik moet toch in de buurt zijn. Toeristen maken selfies voor een paar letters. I love Sevilla. Het zal wel zijn. De liefde zet zich voort in het 16e-eeuwse Palacio de la Condesa de Lebrija, in prachtig mudejar-renaissance. Schitterende azulejo's, Romeinse mozaïeken uit Italica, Mexicaanse, Peruviaanse, Romeinse en Moorse sculpturen en vazen, Frans, Chinees en Japans porselein, een Marokkaans salon, een Cubaanse boekenkast, Romeinse munten, fraaie schilderijen (een Van Dyck!) en wandtapijten. Allemaal bij elkaar verzameld door gravin de Lebrija.
Ik spreek met Teutë af bij het Real Alcázar de Sevilla, het absolute hoogtepunt van de mudejararchitectuur. Voor de tweede keer in dit leven dwaal ik verbluft door de vele vertrekken en patio's, dronken van azulejo's, arabesken en stucwerk. De tuinen van het Alcázar zijn een uitgestrekte oase van rust. Pauwen en eenden bekampen elkaar voor het beste plekje aan de fontein. Vanop de galerij van de grotesken hebben we een weergaloos zicht op het paleis en de tuinen. Plus Ultra.
Onze ogen krijgen geen rust met nog de haast gestoorde overdaad van de barokretabels in de Iglesia colegial del Divino Salvador. In het flamencowijkje Triana kunnen ze naar adem happen. De beschermheiligen Justa en Rufina, die op verschillende afbeeldingen en schilderijen worden voorgesteld met hun armen rond de Giralda, werkten als pottenbaksters in deze wijk. We snuiven de sfeer op, kappen tinto de verano en keren terug naar de linkeroever. We eten op de Alameda de Hércules, een gezellig plein vol restaurants en studentencafés. Daarna is de alternatieve wijk La Macarena aan de beurt, een stadsdeel met een eigen smoel. De kleurrijke kerken hebben allemaal een andere stijl. Metropol Parasol bereiken we bij schemering. Rode en blauwe lichten flikkeren in de honingraten. Deze Setas de Sevilla lijken zichzelf uit te roepen tot place to be. En het werkt. De tapasbars van de Calle Mateos Gago en van Alfalfa beleven een gezellige drukte tot laat in de avond. Ir de tapeo is een kunst. Het is soms even zoeken naar vegetarische tapas op de kaart maar ze bestaan.
Na een vruchteloze uitstap naar het treinstation Santa Justa vrijdagmorgen, omdat alle treinen vol zitten, plooien we terug op Sevilla en maken de notitie in ons hoofd dat trein- en busreizen in Spanje niet meer zo vanzelfsprekend en gemakkelijk is als vroeger. In de Balkan en Marokko gaat dat toch vlotter, lijkt me. We bezoeken het Casa de Pilatos, een droom van een mudejarvilla uit de 15e en 16e eeuw. Magnifieke patio's en tuinen met fonteinen, arcades, azulejo's, stucwerk, houten cassetteplafonds en Griekse en Romeinse sculpturen. Een op en top Andalusisch paleis met een Italiaans sausje. De tegelmotieven lijken zo uit een psychedelische trip te zijn geïmporteerd.
We steken de brug over naar het Isla de la Cartuja, waar we het gelijknamige klooster bezoeken, verrijkt met een rijtje hoge schoorstenen van toen het dienst deed als keramiekfabriek. Nu is het een museum voor moderne kunst en de huidige expo toont de enorme kleurrijke collages van de Romani-Poolse kunstenares Małgorzata Mirga-tas, en aangrijpende kunst uit de jaren zeventig, als verzet tegen Franco's fascistische dictatuur. Geweldige moderne sculpturen in het park. Het geheel van La Cartuja is een bijzonder geslaagde combinatie van 14e-eeuws erfgoed en 21e-eeuwse kunst. Op een terras in de Spaanse zon lezen we Colson Whitehead en Elif Shafak. Een milde loomheid nodigt me uit voor een siësta, hier in mijn tuinstoel.
Maar in plaats van een powernap in het openbaar volgen we de rivier door het park, passeren het auditorium en enkele satellietschotels, tot aan een pretpark, en steken de brug over naar La Macarena. Zurenborgvibes op vrijdagnamiddag op de Alameda de Hércules. Een speeltuin voor de kinderen en terrasjes voor hun ouders. Tapas en cocktails. Vermouth van het vat in Bulebar Café. De studenten verkiezen de botellón. De uren verstrijken en de vermouth gaat er veel te vlot in. We blijven tot de avond valt en waggelen naar de Calle Mateos Gago voor vrijdagavond in Sevilla, deel 2.
Zaterdag nemen we een vroege trein naar Málaga. Op de oever van de Guadalquivir pronkt Almodóvar del Río met zijn sprookjesachtige ridderburcht. Het is het meest extravagante van alle kastelen bovenop rotsen die we passeren. In Picasso's geboortestad bezoeken we het Palacio Buenavista, nu kunstmuseum, voor een uitstekende selectie uit het werk van de beroemde kubistische schilder. Er zijn de portretten van zijn vrouwen en kinderen, de schilderijen met de Minotaurus als aanklacht tegen het geweld van Franco's regime. Kunstwerken van andere schilders en beeldhouwers, zoals Jeff Koons, Farah Atassi, Francis Bacon, Karel Appel en Brian Calvin gaan in dialoog met Picasso's kubistische gezichten en lichamen. Alles is kubisme in Málaga.
Op het Plaza de la Merced passeert een groepje betogers dat op luide technobeats censuur in de cultuur aanklaagt, hier en daar een Palestijnse vlag als middelvinger naar de genocide op Gaza die Israël weigert af te leren. Een asociaal, "Tourists, go home!", kan dan weer op minder sympathie rekenen. Een manifestatie moet inclusief blijven. Tijd om verder de toerist uit te hangen met tapas en de beroemde málagawijn in El Tapeo de Cervantes, waar tekeningen aan de muur de avonturen van Don Quichote uitbeelden. Op de Plaza de la Marina huren we fietsen bij een Nederlander en fietsen langs de kust. Op de stranden Playa de la Malagueta, de Pedregalejo, del Palo lopen de terrasjes vol. Grote vissen belanden integraal op de barbecue. Twee jongens beklimmen de klif El Peñon del Cuervo, die half in zee half op het strand ligt, niet ver van de cementfabriek van Carretera de Almería la Araña. Op de terugweg vinden we een leeg tafeltje op het terras van een van de overvolle bars bij het Playa de Pedregalejo. Zo pikken we nog wat vakantie aan de Costa del Sol mee. Tussen de Spanjaarden en de Britten.
Het Antigua Casa de Guardia mag op geen enkele kroegentocht door Málaga ontbreken. In deze bar uit 1840 worden de wijn en sterke drank uit de vaten getapt die achter de toog op elkaar zijn gestapeld. We drinken onze spotgoedkope vermouth rechtopstaand, zoals iedereen. Dan is er El Pimpi, een geweldige bodega die uitkijkt op het Romeinse theater. De opeengestapelde vaten zijn gesigneerd door de bekende Spaanse zangers en acteurs die er te gast waren. Honderd jaar oude affiches reiken tot aan het plafond. Een nostalgisch en razend populair restaurant om je buikje rond te eten. In de straten heerst de uitgelatenheid van carnaval. Groepjes verklede Spanjaarden spelen muziek en zingen Spaanse liedjes. In Meson Astur herbeleven we onze tijd in de ciderbars van Oviedo. De cider wordt er van meters hoog in het glas gekapt. Ons hotel heeft een rooftop bar en het is happy hour. Dat laten we ons op zaterdagavond geen twee keer zeggen.
Na een overheerlijk hipsterontbijt (ik ga Next Level missen in Antwerpen) bezoek ik zondagochtend het MUPAM, een gratis museum gewijd aan het artistieke erfgoed van Málaga, van 19e-eeuwse landschappen tot 21e-eeuwse ready-made. Het cementerio ingles is het oudste protestante kerkhof van het land. Op de graven zijn vooral Engelse, Duitse en Scandinavische namen te lezen. Sommige grafstenen zijn versierd met schelpen. De kleinste schelpengraven zijn voor baby's en peuters. Ik volg de voet van de kasteelheuvel terug naar het centrum. Misschien ga ik van Málaga wel vooral die heerlijke tuinen onthouden. Er zijn weinig geschiktere plekken om een zondagvoormiddag door te brengen dan een tuin op een heuvel aan de Middellandse Zee.
En er staan meer tuinen op het programma. Ik spreek met Teutë af bij de Heladería Casa Mira en we stappen helemaal naar de noordelijke stadsgrens, aan de voet van de Montes de Málaga. Daar bezoeken we een 19e-eeuwse tropische tuin met majestueuze palmen, varens, cactussen, afkomstig uit alle continenten, bijgenaamd 'park van de honderd soorten groen'. We klimmen hoog het park in en zien helemaal in de verte de kathedraal en de zee, met daartussen de buitenwijken van Málaga. De historische tuin plooit zich rond het Casa-Palacio La Concepción. De wandeling toppen we af met een Alhambra en een tinto de verano in de zon.
Wanneer we de bus uitstappen bij de Mercado de Atarazanas, tegenover ons hotel, passeert net een bont gezelschap dat reusachtige pauwenstaarten achter zich aansleept. Op de pleintjes van de zigzaggende Calle Granada laten mannen in pruik en tuniek en als non verklede meisjes hun gretige publiek uit volle borst meezingen. Een oude punker met spikes en katholieke symbolen op zijn pet gespeld, een t-shirt van Sid Vicious verrijkt met Jezusslogans, roept herhaaldelijk, "Hallelujah!", naar het podium. Bompa Punk is een katholieke Spanjaard. Bij valavond gonst het Plaza de la Merced van het leven. Zowel het weekend als onze vakantie loopt op z'n einde. Op de terugweg naar het hotel baden we door kilo's confetti, die nu al door de stadsdiensten worden opgeveegd, terwijl de festiviteiten nog volop aan de gang zijn. Met elke slok tinto de verano dronken we deze week een voorschot op de zomer. Dat namen we dit jaar extra vroeg. En geen beter decor daarvoor dan dat van Al-Andalus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten