donderdag 3 juni 2021

Literaire tip: Meriswin

Hoe lyrisch bezingt woordsmid Hafid Bouazza zijn 'stad van muzen en muizenissen' bij de aanhef van Meriswin, zijn roman uit 2014. Zijn gevleugeld proza drink je het best gulzig maar nadrukkelijk, met volle teugen zoals de wijn die ons zo dronken voert, een chemisch proces dat hij zo meesterlijk beschrijft. Gulzig, maar met een gepast verpozen tussen de slokken door, opdat zijn eigen woorden goede kansen hebben om maximaal door te dringen. Want gemakkelijk zijn de boeken van de Marokkaans-Nederlandse auteur niet. Meer dan eens geeft zijn onmetelijk rijke woordenschat je de drang om naar een verklarend woordenboek te grijpen. Al kan je dat net zo goed zo laten.

Na Bouazza's dood in de afgelopen lente werd het tijd dat ik me in zijn werk verdiepte. Eerst nipte ik van de novelle Spotvogel, een stilistisch meesterwerk met een verhaal dat flinterdun is, en haast ongeloofwaardig wreed. Het was echter zijn rijke schrijfstijl die me honger naar meer gaf.

In Meriswin schuiven we bij op het terras van een taverne waar de kastelein en elke stamgast uitvoerig worden beschreven. Met het hoofdpersonage belanden we in de kliniek. Pijn, cirrose en delirium worden even trefzeker beschreven. Samen met hem struikelen we van werkelijkheid naar delirium en weer terug. De reis is episch en penetrant, extatisch en meedogenloos. We huiveren met hem mee, want lijf en geest zijn in levensgevaar.

Dat Bouazza een vogelkenner was, schemert niet zelden door. De roeken, eenden en pestvogels fladderen lustig tussen de bladzijden; net als de namen van medicijnen die hem op zijn beurt vleugels zouden moeten geven: lorazepam, tramadol, paracetamol, imipramine... De wind die tussen de takken struikelt, de dronkelap wiens geest in zijn mondhoeken hangt, een regenval als een ineenstortende burcht, borstjes als egelsnuitjes; en lees zelf maar eens wat anatomische gierigheid zoal inhoudt. En dan is er nog zijn tot de verbeelding sprekende beschrijving van een innige ontmoeting tussen neus en mond enerzijds en de labia anderzijds, een pagina's lange befbeurt.

Enivrez-vous.

"Onze weg vonden we niet terug, uitgeput als we waren van plezier en genot. Meeuwen en reigers en zwanen deden wij opschrikken, maar opvliegen deden ze niet, gewend als ze waren aan grachtenvallers en waggelaars aan de rand van de kades en waanzin. Wit en zilver sierden ze de jaden hemels van ons delirium. Straatlantaarns aan de verlaten grachten keken naar hun reflecties alsof ze zelfmoord overwogen."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten