Een gezin van vier zit in hun volgepakte bubbel (een Fiat 500) te filerijden. Een rit boordevol bumperstickerbiases (ene van den Beerschot), nummerplaatergernissen ('t is weer nen Hollander) en micra-agressies (dien Nissan steekt ons voorbij - paljas!), onderweg naar zee - ondanks de smeekbeden van de burgemeester van Blankenberge om er weg te blijven (blijf in uw kot).
Zoonlief vraagt om (voor de vijfde keer en ze zijn nog maar bij Aalter) de tienerhit 'Ewa Ja' op te zetten. Vaderlief gaat net niet door het lint.
Moederlief vraagt of hij die blauwe wagen heeft zien aank... dat heeft hij godverdomme!
Dochterlief vraagt of het nog ver is. Vaderlief suggereert tussen geklemde tanden dat ze maar weer rode auto's moet tellen.
Zoonlief kent een mop:
Serveuse: Heeft het gesmaakt?
Duitse toerist: Jazeker. Wat is mijn schuld?
Serveuse: De holocaust.
Zoonlief krijgt een klap van vaderlief, die nog steeds geen handen te kort lijkt te hebben in het aanzwellende verkeer - Shiva zonder het geduld. Volgens de partijrichtlijnen worden moppen over de holocaust niet meer geduld, hij had het liever ook anders gehad, maar het is nu zo. En als zijn eigen gezin hem al begon tegen te werken, wie heeft er de oppositie dan nog nodig?
Moederlief en dochterlief dommelen wel eens in op de achterbank maar worden steeds na enkele seconden gewekt door een scheldwoord van vaderlief aan het adres van wie zo ongelukkig is zijn pad op de autosnelweg te kruisen.
Zoonlief vloekt. Hij realiseert zich dat hij de belegde sandwiches (voor de geplande picknick op het strand) op de keukentafel heeft laten liggen. Vaderlief gromt. Dat zoonlief maar één taak had. Moederlief zegt dat het al goed is. Vaderlief waarschuwt van niet beginnen hé.
Dochterlief laat vallen dat ze er op die manier al geen zin meer in heeft. Vaderlief kent de oplossing.
Rechtsomkeert.