2014. Een nieuw jaar dat weer boordevol reizen moet zitten. Op enkele tripjes in de Benelux na is deze reis naar Portugal, in de laatste week van februari, de eerste in enkele maanden tijd. Bijzonder lang geleden was een bezoek aan het Iberische schiereiland, en Portugal zelf, temmer van de Atlantische Oceaan, is een primeur voor mij. Het vliegtuig pronkt met het zicht op de Costa Verde en op het rood-groene Porto, in twee gesneden door de Rio Douro maar gehecht door de vele beroemde bruggen.
Samen met enkele tv-figuren stap ik uit en ik neem meteen de metro naar de Avenida da Boavista. Na een spotgoedkope schuilsnack van cappucino en gebak waag ik me toch maar in de regen. België heeft momenteel beter weer. Aan de leeuwenzuil (of beter: een leeuw die een arend heeft geveld) op de rotonde neem ik rechtsaf naar een interessant bouwwerk van de hand van Rem Koolhaas, het Casa da Música. Het golvende terrein rond dit vreemde gebouw moet een natte droom zijn voor skaters.
De wandeling door het centrum begin ik in de autoluwe Rua de Santa Catarina, waar ik voor het eerst kennismaak met de azulejo's, tegels die met blauwe balpen lijken volgekribbeld. Op de vele kerken en kapellen in deze katholieke stad levert dat vaak magnifieke taferelen op. Ik volg deze gezellige art deco winkelstraat en daal vervolgens af naar een erg charmant wijkje langs de Av. d'Afonso Henriques. Vooral de schattige Rua Châ mag er wezen. Aan de avenue heb ik een knap panorama over de vele torens van Porto, waaronder de Sé. Ik daal verder de straat af naar het Sao Bento station, met z'n meesterlijke azulejo's in de grote hal. Iets verderop bezoek ik de Igreja dos Congregados, een van de vele rijkelijk versierde kerken van Oporto. Zo beland ik vanzelf op het centraal gelegen Praça da Liberdade, gekenmerkt door z'n statische bankgebouwen en ruiterstandbeeld, en natuurlijk het stadhuis in de verte.
Aan het architecturaal interessante Praça de Lisboa (zeer knap vanuit de lucht!) lonkt de hoogste klokkentoren van Portugal, al valt dat met 75 m nogal mee. Ik beklim de barokke Torre des Clérigos, gebouwd door de Italiaanse architect Nasoni, via een erg smalle spiraaltrap en geniet van het prachtige uitzicht: de kerken, de rivier, de bruggen, de oceaan... Heerlijk! Zo ook het weer ondertussen. Aan de andere kant van de Praça de Lisboa lonkt een aardig wit huisje. Het is de boekhandel Lello e Irmão, een meer dan 100 jaar oude literaire tempel en dus uit het juiste hout gesneden. Boeken rijken tot aan het versierde plafond en via een zeer opvallende trap die wat aan dat van een Portugees ontdekkingsschip doet denken, bereik je de bovenverdieping, waar je een glaasje kan drinken te midden van al die wijsheid. De winkel ligt aan de Praça Teixeira, waar charmante oude trammetjes langsheen palmbomen en fonteinen snorren, waar de universiteitsgebouwen van Porto beginnen, en de met azulejo's getatoeëerde duokerk Igrejas do Carmo e dos Carmelitos nog het meest opvalt. Twee maal prachtig gouden rococo-interieur in deze karmelietenkerken.
Meer naar het westen, op een heuvel boven de Douro, ligt een bijzonder charmant park, in de schaduw van het foeilelijke Crystal Palace, bijlange niet zo indrukwekkend als z'n Madrileense evenknie, maar ook totaal niet te vergelijken qua stijl. Hier wemelt het van de pauwen en kan je met je geliefde rotsachtige paadjes volgen naar verschillende uitkijkpunten over de rivier. Vooral de Ponte da Arrábida springt in het oog, de laatste brug voor de rivier in de oceaan stort.
Na de rust van het park begeef ik me oostwaarts naar de gezellige Ribeirawijk, een waar doolhof van straatjes en trapjes, zwaar hellend naar de rivier toe. De schattigste huisjes vind je in de Rua das Flores en de Rua dos Traipas, die in een wel zéér schuine hoek staat. In de Rua Infante D. Henrique vind ik de Igreja S. Francisco, het Mercado Ferreira Broges en het beurspaleis. Aangezien het schemert en de monumenten gesloten zijn, stel ik een bezoek uit tot morgen. Volg je de straat naar het oosten, dan duik je een tunnel in, aan het eind waarvan je plots oog in oog staat met de beroemde metalen Luísbrug, ontworpen door een Belgische collega van Eiffel. Best overweldigend eigenlijk.
Langs de rivier kan je heerlijk flaneren voorbij kleurrijke huisjes en horecazaken. Wanneer ik het aardige Praça da Ribeira bereik, is de avond reeds gevallen en kan zelfs de regen de charme van deze plek niet ontnemen. De Portugese gebakjes waren al onweerstaanbaar. In de culinaire Ribeirawijk ga ik nu ook de Portugese specialiteit bacalhau (stokvis) eten in een restaurant met een voortreffelijke wijnkelder. Wanneer ik plaatsneem, werpt de ober al meteen een broodmandje en diverse snacks op mijn tafel. Die moet ik een aantal keren resoluut weigeren want in Portugal betaal je ook voor hapjes die ze spontaan aanbieden (en die niet op de kaart staan, dus je weet de prijs niet). Als je dat niet weet, kan je na het vragen van de rekening wel eens voor een verrassing komen te staan. De regen zwelt aan wanneer ik het pand verlaat en terugkeer naar de Luísbrug. De heuvel beklimmen doe ik met de funicular, die me een mooi zicht biedt op de brug en op het in een oranje licht badende Mosteira da Serra do Pilar, in Gaia op de andere oever. Ook de Sé kathedraal is indrukwekkend bij nachte, zoals het baadt in een dan weer bleke, witte schijn. Dat is voor morgen. Ik ben doorweekt wanneer ik het appartement, in het noorden van de stad, van mijn gastvrouwen bereik, een Russin en een Portugese, maar gelukkig is er porto. Die heb ik zelf meegebracht.
De volgende morgen begint mijn tocht op de indrukwekkende Bolhãomarkt, een kleurrijke hal met honderden vis-, vlees-, fruit- en bloemenkraampjes uitgebaat door in dikke truien gehulde oude vrouwtjes. Ik koop er een keramieken haantje. Verder naar het zuiden vind ik nog een klassieke vismarkt, vlakbij de monumentale Sé, die met haar vele trappen en versterkte toren aan een middeleeuwse burcht doet denken, zoals wel meer kathedralen in Portugal, die eerder massief dan hoog zijn gebouwd. Iets verderop het bisschoppelijk paleis. Het interieur van de kathedraal is heel knap, en vooral een bezoek aan de kruisgang en het klooster blijft bij. Er is ook een opmerkelijke trap van Nasoni. Gewelven en azulejo's gaan hier mooi hand in hand. Via een kluwen van middeleeuwse stadsmuren en trapjes beland ik weer in het doolhof dat de Ribeirawijk is. Al die oude huisjes lekker knus tegen elkaar gebouwd! Het labyrint van trapjes komt uit op de Cais da Ribeira en de Rio Douro.
Ik kuier door charmante middeleeuwse steegjes als de Rua dos Mercadores en de Rua da Reboleira, die uitmondt aan de gotische Igreja São Francisco, waarvan het interieur een overdadig geheel is van gouden gewelven, pilaren, beelden. Een woud van goud zowaar. Het goud lijkt zelfs van de gewelven af te druipen! Vooral de beeldengroep de Boom van Jesse is werkelijk verbluffend. In dit paleis van barokke waanzin kan je je ogen goed de kost geven, al is het misschien net iets te veel van het goede allemaal en is het risico op een esthetische indigestie niet te onderschatten! Naast de kerk bezoek ik het museum van de Franciscanenorde, met in de kelder de lugubere catacomben. Ik laat me voeren langs de honderden zwart-witte graven, versierd met doodshoofden. Je loopt hier zelfs op de graven. Inderdaad, ook onder de houten planken liggen lijken. Door een glazen bodem kan je zelfs een blik werpen op het ossuarium, een verzameling van schedels en beenderen. Een operamuziekje draagt nog bij tot de doodse sfeer die in de catacomben heerst.
Ik bezoek de Miragaïawijk, met het overdekte winkelstraatje, en de Guindaiswijk, met de Igreja Santa Clara, interessant om haar renaissancepoort. Hier ligt langs het traject van de funicular die ik gisteren nam een indrukwekkend stuk stadsmuur afgewerkt met kantelen en massieve torens. Samen met een groep toeristen beklim ik het gevaarte. Enkele Canadezen herkennen de carré rouge die ik nog steeds op mijn rugzak draag, en vragen of ik ook uit Quebec kom. Ik vertel hen over mijn reis naar Canada nu al bijna twee jaar geleden, en over de betogingen. Ook zij waren erbij. Vlakbij ligt de D. Luísbrug. Het uitzicht dat zich hier van tussen de kantelen uitvouwt, is om van te smullen. Aan de overkant de stad Gaia. Die zal ik later nog bezoeken.
We gaan naar zee! Die bereik ik via het Parque da Cidade, een rustig groot park met enkele uitgestrekte vijvers. Ik vat post op de rotsachtige kust ter hoogte van Sea Life en het Forte de São Francisco Xavier, dat moedig de woeste, hongerige oceaan trotseert. Ik zou uren naar dit schouwspel van de natuur kunnen kijken. Hoe hoge golven op de rotsen inhakken en bij de impact metershoog de lucht in springen, als ware het uit een fontein. Vooral aan de monding van de Douro vieren de golven hoogtij. Het water spat metershoog de lucht in bij elke clash met de golfbrekers, als bij een bominslag. Aan de monding ligt nog het Forte de São João Baptista da Foz, en iets verderop de oudste vuurtoren van Portugal. Aan de overkant lonken de kleurrijkste huisjes van Gaia's buitenwijken. Dit is al het platteland. Ik keer terug naar het centrum.
Ook hier is de crisis erg voelbaar. Bedelaars spreken je aan en doen in een sneltreintempo hun ellendige levensverhaal, of zitten aan de ingang van kerken. Er zijn er bij die zelfs handtastelijk worden in hun aandringen. Soms geef ik iets, soms niet. Bij een weigering is de reactie vaak nogal grof, naast een duidelijke ontgoocheling loopt het wel eens uit op vermoeide spot of woede. De Griekse bedelaars waren veel vriendelijker, maar dat is alweer een jaar geleden. De crisis blijft woekeren. Kan je het hen kwalijk nemen? Na een stadswandeling en een lange stop in een koffiebar zoek ik de weg naar het busstation. Een werkloze moeder wijst me die spontaan en loopt ongevraagd mee, terwijl ze onsubtiel in het Frans honderduit praat over haar situatie. Ik geef haar heel weinig en leg haar uit dat zij zelf op mij was toegestapt en dat ik niet meer ga geven. Hard? Misschien. Maar als ik telkens wanneer ik op mijn map van Porto sta te kijken geld moet uitdelen, hou ik niets meer over. Portugal is een van de landen die het hardst door de crisis werd getroffen. Voor heel wat mensen betekende het een val van de lage middenklasse in onverbiddelijke armoede. Samen met mijn Russische gastvrouw en een Beierse vriend gaan we eten in een gezellig en goedkoop restaurant dat Grootmoeders Museum heet. Daarna is er wijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten