Deel 3: Watervallen, gletsjers en vulkanen
29 juni 2014, onderweg van Skógar naar Reykjavik
De Eyjafjallajökull is de ondertussen wereldberoemde vulkaan die vier jaar geleden het hele luchtvaartverkeer in de war schopte. Zijn uitbarstingen worden vaak gelinkt aan de nabijgelegen en veel grotere Katla, die in 1918 voor het laatst uitbarstte en, aangezien dit elke zeventig jaar gebeurt, al lang weer lava had moeten spuwen. De effecten zullen voelbaar zijn tot in Europa en zullen veel groter zijn dan bij de Eyjafjallajökull in 2010. De vraag is alleen: wanneer? Want eigenlijk zit de vulkaan dus allesbehalve 'op schema'.
Meteen nadat we þórsmörk verlaten, gaat de weg supersteil de hoogte in, langs gevaarlijke, duizelingwekkende afgronden. We hebben een verbluffend zicht op de Mýrdalsjökull en horen zelfs stukken ijs afbreken en in de diepte storten. Dan moeten we de Morinsheiði over, een platte zwarte berg die wel eens Mordor wordt genoemd. En zo belanden we op de flank van de Eyjafjallajökull, waar we, naast een kleine waterval, een lichte vulkanische activiteit kunnen waarnemen (maar dat is doodnormaal in deze dosis). We passeren een monument voor drie trekkers die tientallen jaren geleden in ongemeen slecht weer terechtkwamen en het niet konden navertellen. Dan trekken we de top van de gletsjervulkaan over en bereiken we twee gloednieuwe heuvels, die vier jaar jong zijn, en dus gevormd werden bij de eruptie van de Eyjafjallajökull in 2010. De zwarte heuvels brengen een knap contrast met de alomtegenwoordige sneeuw.
We waden verder door deze 'David Lynch film', met voor zeer lange tijd slechts zwart en wit als kleuren. De woestijn krijgt iets hallucinants en de rotsen in de omgeving beginnen op een school orka's te lijken. Na enige tijd krijgt het landschap plots meer kleuren, en is er zicht op de oceaan. De zon breekt door de wolken en we krijgen prachtig weer. De grijze woestijn wordt stilaan groener. We volgen de Skógar rivier en krijgen de ene magnifieke waterval na de anderen, meer dan twintig in totaal! De afdaling naar de Skógar camping is erg moeilijk en duurt uren, maar de omgeving is om in te lijsten.
Op het einde wacht ons de indrukwekkende laatste waterval Skógafoss, een oorverdovende, witte waterreus van 62 meter hoog vlakbij de camping. Wanneer we de honderden metalen treden naar beneden volgen, kunnen we eindelijk - en voor de laatste maal - ons tentje opzetten. Na een erg laat diner wil ik nog niet gaan slapen - die wild in het rond vliegende scholeksters zijn toch veel te luidruchtig - en maak ik nog een middernachtwandeling (op klaarlichte nacht dus) naar de waterval. Als je dit wonder van de natuur heel dicht benadert, voel je je nederig en nietig. Na vier vermoeiende maar deugd doende dagen ga ik voor het laatst in ons tentje slapen. In totaal hebben we meer dan 80 km gewandeld, en samen met de kilometers van de eerste dagen moeten we op meer dan 100 km uitkomen. Daar mogen we trots op zijn!
Zondagmorgen waag ik me nog dichter bij de Skógafoss wanneer ik een Koreaans meisje onder een dubbele regenboog zie genieten van het uitzicht. Ze feliciteert me zodra ze hoort dat ik Belg ben. "Waarom?" Blijkt dat België Zuid-Korea en alle andere landen uit hun groep heeft verslagen en de heer en meester is van dat segment van het WK. Geen flauw idee wat er verder in België en de rest van de wereld is gebeurd, maar blijkbaar achtervolgt het WK me tot in de IJslandse natuur. We pakken alles in en een bus rijdt ons via de Ringweg naar de nabijgelegen gletsjer Sólheimajökull, een uitloper van de ijskoningin Mýrdalsjökull. We krijgen elk twee klimijzers aan onze voeten, een oranje helm en een pikhouweel en wandelen door deze gladde, interessante omgeving. De ijsvlakte heeft iets surrealistisch met al die grote zwarte ijskegels her en der verspreid over de gletsjer. We drinken van het zuivere en lekkere gletsjerwater en beklimmen een tien meter hoge ijskap. Dat gaat niet voor iedereen van een leien dakje. Halverwege mijn veel te trage klim (ik had mijn rugzak om een of andere reden nog aan) breekt een van mijn klimijzers in twee en moet ik weer naar beneden om het te laten maken. Bij poging twee laat ik mijn rugzak beneden en hak ik als een bezetene in het ijs met de twee houwelen die we kregen voor deze klim. Met hernieuwde energie hak ik me een weg naar de top. Daarna laat ik me via het koord naar beneden glijden. Weer een ervaring rijker!
Dat was het dan. De bus rijdt ons terug naar het hotel in Reykjavik (in de verte zien we de Westmaneilanden liggen en we rijden door het stadje Selfoss, met een grote kerk), onderweg naar de lang uitgestelde warme douche. Een week lang heb ik me niet gedoucht en moest ik steeds dezelfde kleren dragen, maar dat zal dus gauw verleden tijd zijn. We hadden een onvergetelijke week in het IJslandse hoogland maar nu is het tijd om terug te keren naar de beschaving. Nog anderhalve dag in IJsland en ook dat zit er weer op.
1 juli 2014, Reykjavik
Alweer een slapeloze nacht in Reykjavik - de laatste - en dan vlieg ik weer naar België. Eerst even terugblikken op de voorbije dertig uur.
Na een zeer duur maar overheerlijk afscheidsdiner in een tapasbar in Reykjavik (met slechts IJslandse kost: lam, vele vissoorten, kreeft, de dwergvinvis laat ik gewetenstrouw voor wat het is) is het tijd om afscheid te nemen. Gummi vertrekt niet zonder een 'survivalpakket' dat we voor zijn volgende trektochten in elkaar hebben gestoken. Iedereen vertrekt nu op verschillende tijdstippen, of het nu naar Canada, Duitsland of Australië is. Ik kuier met Noriko rond in de haven en op de Laugavegur komen we de sympathieke en uitbundige bende Italianen van in Álftavatn en hier en daar op de Laugavegur-trektocht weer tegen. We belanden in de Lebowskibar en ik bestel natuurlijk de enige echte Dude drink: een White Russian. Verdomd lekker spul. Man.
Na een goede nacht slapen ontbijt ik samen met Paul, waarna we hartelijk afscheid nemen. Op mijn laatste dag in IJsland neem ik Noriko op sleeptouw door de stad. Eerst varen we met de Puffin Express naar een kolonie papegaaiduikers. Het is ontroerend om te zien hoe bedrijvig deze schattige maar behoorlijk onhandige vogeltjes zijn. Vooral hun bek is erg opvallend en kleurrijk en lijkt bijna te groot voor de rest van het kleine, dikke lijfje. Of je ze nu ziet vliegen, wandelen of drijven, steeds lijkt er iets niet te kloppen. Naast honderden puffins (lundi in het IJslands, dus dit was de geknipte dag om ze te spotten), observeren we ook nog een zeekoet en enkele stormvogels en eidereenden.
Terug aan wal doen we het rustig aan. We doorkruisen de stad voor de zoveelste maal - Tjörnin, Domskirkjan, haven... - en stoppen af en toe in een koffiebar of souvenirwinkel. Voor de derde keer ga ik in dat overheerlijke Italiaanse restaurant eten. Terug in de lobby ontmoet ik reizigers uit Canada en Koeweit en drink ik IJslands bier met een Amerikaan en een Gentse! De bars sluiten om één uur tijdens de week, dus ik ga gauw nog een dure Stella drinken in de populaire Ob-la-di Ob-la-da Bar, waar zatte IJslanders te midden van Beatles foto's en schilderijen mijn geest vullen met hun dronkemansklap. Best amusant. Na één uur loopt heel jong Reykjavik weer stomdronken, de armen gevuld met flessen sterke drank en bier, door de Laugavegur. Of het nu vrijdagnacht of maandagavond is, glazen moeten en zullen sneuvelen.
En nu zit ik op een bankje op de Arnahóll, en onder het imposante beeld van Ingólfur Arnarson kijk ik uit over de stad die me zo vertrouwd is geworden, een half slapende plek die uitblaast in het milde licht van de nachtzon. De haven ligt er vredig bij. Kokmeeuwen maken hun nachtwandeling. De laatste dronkaards gaan slapen, omdat ze toch geen café meer zullen vinden dat open is. Om vier uur vannacht zal een bus me naar de luchthaven brengen en daar zal het hele IJslandse verhaal, mijn persoonlijke saga boordevol avontuur te midden van gletsjers en vulkanen, lavavelden en woestijnen, eindigen. Ik zal het missen, dit magische land, waar de zon nooit is gaan slapen, waar de landschappen je naar je keel grijpen en vulkanen steeds paraat staan, dit land van een verraderlijke schoonheid en een warme gastvrijheid. De trektocht is tot 100 km in totaal opgelopen en gezien de extreme landschapsveranderingen en het IJslandse klimaat, mogen we trots zijn op deze overwinning op de natuurelementen. Maar met een gids als Gummi is een meer dan geslaagde trektocht al op voorhand verzekerd. Vaarwel IJsland, hopelijk tot gauw! Er valt nog zoveel te ontdekken. Er schuilt nog zoveel schoonheid in deze magnifieke uithoek van Europa, in het midden van de oceaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten