Deel 2: De Gouden Cirkel en Laugavegur
23 juni 2014, Langmannalaugur
Ondertussen heeft de groep de kans gekregen om elkaar wat te leren kennen en zitten we in een compleet andere setting, ver weg van de beschaving, in het IJslandse hoogland. Even de klok terugdraaien dus.
In de tweede namiddag van mijn 45 uur lange waaktoestand bezoek ik het Landnámssýningin, een tentoonstelling van de opgravingen van een Vikingboerderij van rond 871 na Christus. Het museum is rond deze overblijfselen gebouwd, is best interactief en geeft een goede impressie van Reykjavik in de negende eeuw, met enkele uitgestelde werktuigen, maar toch had ik meer van dit museum verwacht. Voorbij de Arnahóll ligt een indrukwekkend concertgebouw, dat wat aan een diamant doet denken. Het gebouw geeft een verbluffend uitzicht op de wilde natuur, die al aan de stadsrand van Reykjavik begint. Ontroerend mooi. Ik word er stil van.
Tegen de avond keer ik terug naar de hostel. Ik ontmoet er Lonneke en Beena, de eerste van veertien metgezellen. Onze begeleider is een dolenthousiaste en uiterst sympathieke IJslander genaamd Gummi. Wanneer iedereen is gearriveerd, houden we een vergadering en leren we elkaar wat beter kennen. Op Gummi en de wat oudere Engelsman Paul na, ben ik trouwens de enige man in het zeer vrouwelijke gezelschap. Terug naar het stadscentrum nu, meer bepaald naar de haven, waar we onze eerste maaltijd delen. Het is 21 juni en dus wordt de middernachtzon gevierd. Maar tegen middernacht lig ik al lang in mijn bed. Eindelijk... slaap! Wel hoor ik nog luid applaus van op straat. En zo heb ik deze traditie dan toch nog in zekere zin meegemaakt.
De volgende morgen brengt een busje ons ten zuidoosten van Reykjavik. We stoppen in de bergketen Hellisheiði, niet ver van het dorpje Hveragerði, en testen voor het eerst onze bottinnen uit in Reykjadalur, de 'Stomende Vallei'. Het is slechts 8 km (heen en terug) wandelen in deze vulkanische heide, waar de gapende muilen van kokend hete warmwaterbronnen de verrotte stank van zwavel in ons gezicht uitademen. Wulpen, scholeksters en tureluurs vliegen er rond je oren, en delen het prachtige landschap met grazende schapen. Een rivier baant zich een weg door deze betoverende vallei, wat resulteert in een knappe waterval. Iets verderop is de temperatuur van de warme rivier gewoonweg perfect. Slechts een klein deel van de groep trekt hun zwempak aan en doet zich tegoed aan IJslandse pasteitjes in dit natuurlijke bad. Aaaah, het decadente IJslandse leven. Vanaf dinsdag zal het helemaal anders worden en zullen we meer dan 80 kilometer in totaal afleggen, door het wilde, veeleisende landschap van de Fjallabak, maar eerst dus even volop genieten.
Terug in Reykjavik wandel ik doelloos rond. De zon is erdoor gekomen en zet de stad dus in een heel ander licht. En dan, in het midden van de Laugavegur, slaat het toeval toe en ontmoet ik een kennis uit België! We doen een babbel van ongeveer een uur en wanneer ik vervolgens het zonovergoten Tjörnin bereik, ontmoet ik Paul. We bewonderen de veerpracht van een eidereend en gaan daarna in hetzelfde Italiaanse restaurant dineren als waar ik vrijdagavond was geweest. Juist, ook op de Laugavegur. 's Avonds praat ik met de dames en heren van de Londense band Rum Buffalo, die die avond op het Solstice Festival spelen, en in de lobby van het hostel al wat oefenen.
De dag nadien bezoeken we de zeer toeristische Gouden Cirkel, die hoofdzakelijk uit drie onderdelen bestaat: Þingvellir, Geysir en Gulfoss. Het Þingvellir is de historische plaats waar de stamhoofden der Vikingen hun eerste vergaderingen hielden, wetten opstelden, geschillen beslechtten en handel voerden. Deze wieg van de IJslandse staat bevindt midden in een tektonische riftvallei, daar waar de Noord-Amerikaanse en de Eurazische platen steeds verder uit elkaar deinen. Het geheel bestaat uit een gigantische 'muur' met een pad erdoorheen, dit alles in een prachtig berglandschap dat tot nationaal park is uitgeroepen en op de UNESCO Werelderfgoedlijst staat. Het ligt aan het Þingvallavatn, het grootste meer van IJsland.
Na een bezoek aan het visitors center krijgen we, van op de rand van de Noord-Amerikaanse plaat een fantastisch uitzicht voorgeschoteld op het meer en de besneeuwde bergen. Een weg leidt ons, te midden van een toeristenstroom, langs indrukwekkende rotsformaties, naar de vergaderplaats in kwestie. Op de plek waar in 1944 de onafhankelijkheid werd verkondigd, prijkt een IJslandse vlag. Iets verderop bevindt zich de befaamde verdrinkingsvijver, aan een kleine waterval. Een naar boven hellend pad leidt ten slotte naar de Almannagjá, waar de rivier Öxará zich in een indrukwekkende waterval naar beneden stort. De rotsen langs beide kanten van de rivier dragen bij tot een erg idyllisch plaatje. Wanneer ons busje zijn weg vervolgt, krijgen we een knap uitzicht over het hele complex, en de vele toeristen die over de plaat lopen.
Aan de Bjarnfell liggen verschillende kokendhete geisers op ons te wachten, in een plaatsje dat Geysir wordt genoemd. Geysir zelf is amper nog actief en zien we dus niet 'aan het werk', maar Strokkur is nog erg actief en spuit zijn water 30 meter hoog de lucht in. Een prachtig schouwspel dat we zo'n tiental keren mogen meemaken! Dan is er nog Blesi, een tweelingbron met helder blauw water.
Tot slot is er Gullfoss, de 'Gouden Waterval', aan de Hvítá, de 'Witte Rivier', aan de rand van het IJslandse hoogland. Gullfoss is een van de meest impressionante watervallen van Europa. In de verte prijkt de op één na grootste gletsjer van IJsland: de Langjökull. Onderweg naar Langmannalaugur, onze eerste campingsite in het woeste gebergte, maken we nog twee stops. In het dorpje Flúðir roven we de plaatselijke vínbuðin leeg. Het wordt een zware week en we hebben alcohol nodig. Weer onderweg zien we in de verte de meest actieve vulkaan van IJsland liggen: de Hekla, die sinds 2000 niet meer is uitgebarsten. Flink zo.
Onze tweede stop is aan de Hjálparfoss, een erg idyllische waterval en een verzamelplaats voor vliegen, die je geen seconde met rust laten. Welkom in het IJslandse hoogland! Het is in deze buurt dat een belangrijke scène uit Game Of Thrones werd opgenomen. De bus zet zijn tocht verder, door desolate rotslandschappen en voorbij met groen-geel mos geschubde bergen. We betreden nu de Fjallabak, het land 'achter de bergen'.
Wanneer het busje de kamping van Landmannalaugur nadert, moeten we door twee vrij diepe plassen, wat de chauffeur met verve uitvoert. Het uitzicht is aan alle kanten werkelijk verbluffend. Overal zie je bergen en rotsen in de meest uiteenlopende vormen en kleuren, vaak met flanken die op haast artistieke wijze zijn bedekt met ijs en sneeuw. Het is een heel karwei om de zeven tenten op te zetten en te beschutten voor het zeer slechte weer dat er vannacht en morgen aankomt. Alle weersvoorspellingen zien er bedroevend slecht uit voor onze eerste nacht in het hoogland. Om zeker te zijn plaatsen Paul en ik, die een tent zullen delen, zware stenen op het zeil, aan alle kanten van onze tent. Toch zijn we er niet helemaal gerust in. Met IJslands slecht weer weet je nooit. Zeker ben je nooit hier in de bergen! Morgen gingen we normaal gezien rondtrekken, maar als het weer echt zo slecht wordt, is het beter om een warmwaterbron op te zoeken. De dagen nadien staat het Laugavegurpad op het programma - dat is niet die gelijknamige lange caféstraat in Reykjavik, maar wel een trektocht langs enkele van de meest prachtige landschappen die IJsland rijk is. Zo meteen dineren we in ons pas opgezette kamp hier te midden van al dat natuurschoon, ongerepte natuur waar je stil van wordt. Maar eerst ga ik hier nog mijn ogen de kost geven. Het weer is (voorlopig nog) perfect, ondanks de wind, en op onwezenlijk mooie plaatsen als Landmannalaugur kom je niet elke dag!
24 juni 2014, Landmannalaugur
Het is inderdaad zeer slecht weer geworden, met een sterke wind en heel veel regen, al had het veel erger gekund. Meer daarover straks. Gisterenavond zijn Paul, Ribana, Noriko, Ilva en ik nog in het nabijgelegen vulkanische ravijn Grænagil gaan wandelen. Je kan de zwavel zo ruiken in deze verbluffende, vulkanische pracht en praal. De stenen in het riviertje slaan alle kleuren uit, net zoals sommige van de obsidiaan- en riolietbergen die het ravijn omringen. Zo is er donkerblauw, okerbruin en zelfs bijna rood. Pronkstukje is de Brennisteinsalda, een veelkleurige berg die je nooit meer vergeet eens je hem hebt mogen aanschouwen. We wandelen een stukje in het ijs en tussen de scherpe rotspunten. Het is puur genieten van de schoonheid vóór het abominabele weer. Je voelt je hier erg nederig en waant je in Middel-Aarde.
Een van de leukste aspecten hier is de lavastroom, die iets weg heeft van een moeras. Een plankenpad leidt recht naar de warme bronnen, een idyllisch plekje om te gaan baden in de mengeling tussen ijs- en vulkanisch water. Te midden van de opborrelende zwavel zwemmen tureluurs, harlekijneenden en grauwe franjepoten.
's Nachts krijgen we heel wat regen en wind over ons heen en overdag wordt dat alleen nog erger. De Atlantische regen is ijskoud. Na een uitgebreid ontbijt doen we een kleine tocht. Eerst beklimmen we de blauwe rots Bláhnúkur, vanwaar het uitzicht schitterend is, maar waar de regen en de wind vrij spel hebben. Best een verkleumende uitdaging. Vervolgens trekken we weer door Grænagil, via steile hellingen en besneeuwde en bemoste lavavelden. Wanneer we langs een warmwaterbron lopen, slaat de rotte geur van brennistein ons weer in het gezicht. Ondanks onze beschermende kledij zijn we half doorweekt. Wanneer we het kamp weer bereiken, krijgt Gummi het nieuws dat de eettent van ons volgende kamp, dat van morgen, is 'ontploft' door het slechte weer! Hoe surrealistisch...
Nog de hele rest van de dag blijven we op de camping. Het waait nu zo hard dat we schrik krijgen voor de tenten. Morgen beginnen we aan het eigenlijke doel van de hele reis: een trektocht van vier dagen langs de Laugavegur, die loopt van Landmannalaugur tot þórsmörk. De eerste etappe zal ons naar een meer leiden, Álftavatn genaamd, waar onze volgende camping op ons wacht. Als perfecte afsluiter van ons tweedaaglijkse verblijf in Landmannalaugur gaan Ribana, Lonneke, Gummi, Gatti en ik nagenieten in de warmwaterbron. En met een pintje erbij lukt dat eens zo goed! Het weer is ietsjes verbeterd en ik kan me op dit moment geen betere omgeving bedenken om van 'een warm bad' te genieten dan hier in Landmannalaugur - het paradijs op aarde... als het weer meezit tenminste... Na een dag kou lijden in kledij die het vertikt om te drogen, is dit hemels. En nu de tent in want morgen is het vroeg dag en gaan we stevig stappen.
26 juni 2014, Botnar-Emstrur
De eerste etappe van de Laugavegur loopt aanvankelijk door een heel gemengd landschap: veelkleurige rotsen, gifgroen mos, lavavelden, stomende geulen, ijs- en sneeuwvlaktes, stevige hellingen, zwarte obsidiaanrotsen... - op heel korte tijd krijg je hier zeer veel afwisseling voorgeschoteld. We steken de Brennisteinsalda en de Hrafntinnusker over en belanden in een eindeloos sneeuwveld, wat de tocht niet vergemakkelijkt. We lunchen in een met rode en groene golfplaten gepantserde hut. Een Duits meisje zit op een stapelbeeld en lacht naar me. Ze houdt haar ogen gekluisterd op De Ondraaglijke Lichtheid Van het Bestaan van Kundera. Ze is haar groep ver vooruit in de tocht, want zij was gewoon veel sneller. Ze had deze literaire pauze dus wel verdiend, en wie ben ik om het tegendeel te beweren.
We vervolgen onze weg via sneeuwvlaktes en smeltende ijskappen. Beekjes zoeken hun weg de hellingen af langs veelkleurige stenen. Wanneer we een zwarte rots beklimmen, heeft de wind vrij spel. Soms loert het gevaar direct onder het ijs, want her en der gapen grote gaten onder de smeltende sneeuwlagen waarop we ons begeven. De afdaling naar Álftavatn heeft als decor een sprookjesachtig groen gletsjerdal. Het is aangenaam lopen over het zachte groene mos in dit buitenaards mooie landschap. Een van de mindere aspecten aan de tocht vind ik de river crossings. Tijdens de eerste dag doen we er twee, en vooral die op 4 km van Álftavatn is erg vervelend. In groepen van drie of vier vormen we kettingen om zo de stroming van de ijskoude bergrivier tegen te gaan, die we ofwel in sandalen ofwel in bottinnen zonder sokken oversteken. Die laatste 4 km in doorweekte bottinnen afleggen is dan ook geen pretje.
De hut en camping van Álftavatn liggen dus aan een meer. Enkel voor deze ene nacht moeten we niet in de tent slapen en krijgen we dus een hut. Iedereen slaapt heel dicht bij elkaar en natte kleren hangen te drogen over zowat elke vierkante centimeter van elke steunbalk. Onze volledige groep deelt het hutje met een zowat even grote groep van uitgelaten Italianen. Het zicht op het meer en de driehoekige bergen aan de horizon is fantastisch. Het is nagenieten van een stevige dag klimmen en dalen, met mooi weer. In totaal hebben we 24 km afgelegd en zijn we 900 m de hoogte in gegaan. De tweede dag begint met regen, maar we zullen maar een dikke 15 km afleggen, met amper hoogteverschillen.
We vervolgen onze
tocht door de groene vallei en moeten al meteen twee bergriviertjes blootsvoets
doortrekken. Het ijskoude water springt met gemak over de pijngrens. Een stevig
gebouwde houten brug brengt ons over de Kaldaklofskvísl,
maar dan is er de beruchte Bláfjallakvísl,
waar we in ons ondergoed moeten door waden. Plots slaat het landschap weer
helemaal om en doorkruisen we een zwarte woestijn met aan elke horizon sublieme besneeuwde groene rotsformaties in verschillende vormen, en een spectaculair zicht op de gletsjer. We moeten nog enkele riviertjes oversteken, maar deze keer springen we gewoon van steen tot steen. De woeste rivier Innri-Emstru á stort zich in een krachtige waterval de diepte in, maar gelukkig gaat er een brug over. We krijgen nog meer piramidevormige groene heuvels voorgeschoteld, en in de verte loert de beruchte gletsjervulkaar Eyjafjallajökull. De hut en camping van Botnar-Emstrur ligt aan de gletsjer Entujökull, een uitloper van de gigantische Mýrdalsjökull. Daar blazen we nu uit na twee dagen stevig rondtrekken, met zo meteen alweer een uitstekende maaltijd en een avondpanorama om van te smullen. Morgen, vrijdag, deel drie van deze waanzinnige mooie route, de Laugavegur.
27 juni 2014, þórsmörk
Een paadje leidt van het kamp in Botnar-Emstrur naar het ravijn Markarfljótsgljúfur - nog zo'n tongbreker - en het uitzicht op deze canyon, waar Noordse stormvogels nesten, is adembenemend en verrassend kleurrijk.
De volgende morgen krijgen we te maken met het derde en laatste deel van de Laugavegur en komen we de rivier Markarfljót nog enkele keren tegen. We steken de Emstrúakloof over en krijgen een schitterend zicht op de gletsjer. Vervolgens trekken we door een grijze heide, bij zeer mooi weer. Via een brug steken we de Ljósá over, waarna de omgeving steeds groener wordt, met steeds meer struiken en zelfs een berkenbos en kleurrijke bloemen. Na enkele dagen geen dieren te zien in het desolate landschap dat we zijn doorgetrokken, is het gezinnetje goudplevieren een welkome afwisseling. Waanzinnig mooie panorama's volgen elkaar op en wanneer we arriveren op de camping van Langidalur, denken we even dat we onze bestemming hebben bereikt. Niet dus! We moeten nog een ietwat saaie stenenvlakte door die naar þórsmörk leidt, het eindpunt van de Laugavegur. Iedereen is zeer vermoeid en is blij met deze gezellige camping. Morgen doen we de route van þórsmörk naar Skógar, over gletsjers en tussen vulkanen.
Het is hier in þórsmörk dat ik eindelijk, na vijf dagen, mijn haar heb kunnen wassen, al was dat met ijskoud water. Een douche is er nog steeds niet van gekomen. Op drie dagen Laugavegur hebben we zowat alle vier de seizoenen over ons heen gekregen, en sinds ons vertrek in Álftavatn gisterenmorgen heeft het niet meer geregend. Vandaag was er zelfs veel zon. Het landschap is heel vaak op drastische wijze veranderd, en dat zal ook morgen het geval zijn, op onze laatste dag rondtrekken door IJsland - en het zal een moeilijke bevalling worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten