De heuvels en bergen van Rhône-Alpes ruil ik in voor het vlakkere Bourgondië. Mijn reis gaat van centraal-zuid-Frankrijk helemaal naar Antwerpen, en dit is de eerste keer dat ik een echte opmars maak naar het noorden. Dijon, bekend van de mosterd, ligt in de Côte-d'Or, ter hoogte van de Loirestreek en het noorden van Zwitserland. Nog een heel eind en een week tijd voor ik m'n vriendin in Luxemburg ontmoet. Dijon is de stad van beeldhouwer François Rude en van componist Rameau. Wat de stad zo charmant maakt, zijn de vele schattige vakwerkhuisjes. Ik ga van plein tot plein: Place Darcy met triomfboog Porte de Guillaume en het parkje met de ijsbeer van Pompon, het neoclassicistische Place de la Libération en het grote Palais des Etats, Place Grangier en haar handvol art nouveau gebouwen en als pareltje het kleine Place François Rude, dat een mooi geheel krijgt door de fontein, de carrousel en het zeer mooie vakwerkhuis waar nu restaurant Au Moulin à Vent is gevestigd. Ook in de rest van het centrum vind ik heel wat van die oude huisjes. Niet ver van het Palais des Etats zit de Eglise Saint-Michel, die met een zeer knap uitgewerkt portaal kan pronken.
Na heel wat heen en weer lopen op de boulevards om een herberg te vinden, bereik ik Place de la République, aan de rand van de binnenstad. Ik verfris me aan de omvangrijke fontein. Iets verder vind ik het Hôtel Voguë en de opmerkelijke Eglise Notre-Dame. Mooie glas-in-loodramen binnenin maar het is de buitenkant die het kerkje zo bekend maakt. Van op de voorgevel kijken 80 figuren - personen, dieren, monsters - waarvan 50 waterspuwers op me neer. Ik ga er vlak onder staan en blijf een kwartier lang kijken naar het indrukwekkende effect, met risico op een stijve nek de dag erna. Een van de beelden aan de klokkentoren stelt de bekende Jacquemart, uit Kortrijk, voor en ook La Chouette, een piepklein beeldje van een uil aan de noordkant van de kerk, hoort tot de folklore van Dijon.
Ten zuiden van Place Grangier staan drie kerken vlak naast elkaar: de eerste is omgebouwd tot theater, de tweede stelt moderne kunst tentoon, de derde is de kathedraal, een gigantisch bouwwerk met veelkleurige dakpannen en een vroeg-middeleeuwse crypte. Deze laatste is een echte aanrader. Het zuilenwoud van de rotonde is indrukwekkend te noemen. De onderkant van Sint-Benignus' tombe bevindt zich aan de rand van dit kleine heiligdom. Een pareltje van de romaanse architectuur! In het westen van de stad stroomt het Canal de Bourgogne. Het begint aan het gezellige Port du Canal. Als je het een tijdje volgt, kom je uit op het Lac Kir, een oase van rust. Ik wandel het helemaal rond en plof neer op een bankje aan het strand. Wat een weertje. Acht uur 's avonds en het is nog steeds erg warm. Terug naar de stad. Op het Place Emile Zola verwijzen de namen van restaurants bijna allemaal naar werken van Zola. Ik bestel een pasta in La Pizz'Zola - pourquoi pas ?
De dag nadien, vrijdag, neem ik de trein, door het mooie Côte-d'Or landschap, naar Beaune. Ik volg de omwalling tot aan de Porte Saint-Nicolas en duik de binnenstad in. In een tuintje aan het belfort en de Notre-Dame staan verschillende beelden van Dali rond een verfrissend fonteintje. In de kerk zelf zijn enkele mooie fresco's en wandtapijten te bewonderen. Wanneer een begrafenisstoet onverwacht komt binnenvallen, verlaat ik discreet de kerk. Iets verder staat het voormalig hospitaal Hôtel-Dieu, door het echtpaar Nicolas Rolin en Guigone de Salins opgericht in 1440 om de armen beter te kunnen verzorgen. De binnenplaats is ronduit prachtig. De geel, groen, zwart en rood gekleurde dakpannen van het gebouw zijn heel typerend voor de streek. Ik wandel rond in deze laat-middeleeuwse parel, dat sinds de Revolutie Hospices de Beaune heet. Pronkstuk is de Salle des Pôvres, met daarachter de kapel. Hier staan, net als 600 jaar geleden, 30 bedden. De zieken werden hier zo goed mogelijk verzorgd, onder de wakende ogen van de groteske figuren op de in verschillende kleuren geschilderde steunbalken. De schilderijen van Isaac Moillon in de Salle Saint-Hugues stellen de wonderen van Christus voor. Ze nemen zowat alle muren en het volledige plafond in beslag. De zaal ernaast vertoont een maquette van het Hôtel-Dieu en enkele oude medische voorwerpen. In het midden van de zaal zie ik door een glazen vloer de Beauzaize stromen. Inderdaad, het hospitaal is gebouwd op een riviertje! De Salle Saint-Louis bevat enkele Vlaamse wandtapijten die de Parabel van de Verloren Zoon en het verhaal van Jacob en Esau vertellen. Achterin staat het schitterende schilderij Het Laatste Oordeel, door Vlaams schilder Rogier Van der Weijden, een van mijn favoriete schilders uit de Renaissance. Een leuk weetje is dat dit betoverende gebouw nog als decor heeft gediend voor La Grande Vadrouille, de populaire film met Louis de Funès.
Ik volg het heldere riviertje tot aan een park, waarachter een zeer mooi wijngaardlandschap zich uitstrekt. Je kent het plaatje wel: wijngaarden van elkaar gescheiden door bemoste muurtjes, tractors druk in de weer, schuurtjes, wijngaardslakken, hagedissen, bloemen en insecten in alle kleuren van de regenboog. Ik trek verder de beboste heuvels in. Het landschap is werkelijk om van te smullen. In de verte ligt het wijndorp Pommard, dat ik bereik na een flinke afdaling. Elk huis lijkt wel een wijnkelder te hebben, iedereen hier is viticulteur. Het is extreem warm en ik moet nog helemaal terug naar Beaune. Gelukkig vist een vriendelijke dame me halverwege de weg op. Terug in de jeugdherberg in Dijon drink ik nog wat biertjes met de Mexicaanse tekenaar Rodrigo en Patrick, een student uit Manchester. Geen idee welke nationaliteit het bier had - Frans of Duits. Niet Belgisch. En dat zegt genoeg. Maar uitstekend gezelschap voor m'n laatste avond in Bourgondië!
De spoorwegen brengen me de volgende dag naar Besançon, in het hartje van de oostelijke regio Franche-Comté, te midden van het Juragebergte. De geboortestad van Victor Hugo is gezellig, maar momenteel helaas één grote werf. Het ligt in een bocht van de rivier Doubs, Boucle du Doubs genaamd. Mooi zicht op de vele oude universiteitsgebouwen aan de Quai Vauban. Ik bezoek de Madeleinekerk in de wijk Battant en stap tot aan La City en een gebouw dat lijkt op een in stukken verdeelde taart. Dit is de zakenbuurt van Besançon. Wanneer ik de Doubs oversteek, zie ik in de verte de citadel van Vauban liggen, die ik later op de dag zal bezoeken. De binnenstad telt heel wat universiteitsgebouwen, waarvan enkele voormalige kloosters zijn.
Op Place de la Révolution vind ik een marktje en een fontein maar erg speciaal is het allemaal niet. Gezelliger is Place du 8 Septembre, met onder meer het stadhuis, de Eglise Saint-Pierre en een carrousel in het thema van Victor Hugo. De schrijver heeft een beeld aan het 15e-eeuwse Palais Granvelle, niet ver van het Théâtre du Grand-Kursaal. Iets verder de heuvel op tref ik Square Castan aan en z'n zeer interessante overblijfselen uit de Romeinse stad Vesontio, waaronder enkele nog rechtopstaande zuilen, en de Porte Noire, een witte - niet zwarte - antieke poort opgericht in 175 ter ere van Marcus Aurelius. De talloze beelden waarmee het is versierd, zijn door Vadertje Tijd sterk vervlakt. Achter dit Romeinse monument rijst de mooie gekleurde toren van de kathedraal. Ook het interieur mag er zijn!
Ik klim de heuvel op tot aan de citadel. Dit meesterwerk van Vauban is een complex van torens, omwallingen, kazernes... en herbergt enkele musea en zelfs een zoo. Wanneer ik op de omwallingen kuier, heb ik een zeer mooi panorama op de rode stad Besançon, de Doubs en twee andere forten: Fort de Chaudanne en Fort de Bregille. Het Musée de la Résistance et de la Déportation toont door middel van schrijnende uitvergrote foto's en propaganda hoe ver de fascistische waanzin werd gedreven, met als thema's onder meer het Frankrijk van Pétain, de deportaties, de waanzinnige martelingen, de gestoorde medische experimenten... De foto's en citaten doen m'n maag omkeren. Kinderen zijn niet toegelaten in dit museum en dat is eigenlijk terecht. Zwaar onderwerp, vreselijke periode. Het volkskundemuseum van de Franche-Comté is lichter verteerbaar en toont hoe de Comtois vroeger leefden. Voor de kinderen is er ook een museumpje over UNESCO. Het regent voor het eerst tijdens m'n reis. De stortbui maakt het afdalen er niet gemakkelijker op. Ik beland aan de stadspoort Porte Rivotte en steek de Doubs weer over, waarna ik op m'n gemak de rivier volg. Mooi. Zelfs na een regenbui. Het parkje dat naar het station leidt, loopt langs enkele middeleeuwse torens en komt uit op een plein met oorlogsmonumenten. Sandrine en haar gastvrije gezin pikken me op aan het station en rijden me naar Serre-les-Sapins, het dorpje waar m'n gastgezin voor dit weekend woont.
Sandrine brengt me de volgende dag naar de Basilique Saint-Ferjeux. Op bussen moet je hier niet rekenen. Indrukwekkend bouwwerk uit de 19e eeuw maar helaas gesloten. Ik begeef me naar het centrum, langs de Doubs, en bezoek het Musée des Beaux Arts et de l'Archéologie. Ik bewonder schilderijen van onder meer Monet, Matisse, Jordaens, Courbet, Ingres en Rubens en een typisch zwart beeld van Rodin. Ook de zeer mooi geverfde Egyptische sarcofagen en de opgravingen uit Vesontio zijn een blikvanger. Er moet iets in het rioolwater hebben gezeten op het einde van de Grande-Rue, nu Place Victor Hugo, vlakbij Square Castan. Zowel Romantische schrijvers Victor Hugo en Charles Nodier als de broertjes Lumière, uitvinders van de film, zijn hier geboren. Hugo verhuisde al snel naar Parijs en is, ook in ballingschap, altijd Parisien in hart en nieren geweest, eerder dan Besontin. Zijn geboortehuis opent pas in september zijn deuren als museum, maar voor zij die niet kunnen wachten is er natuurlijk het museum op Place des Vosges in Parijs. "Je condamne l'esclavage, je chasse la misère, j'enseigne l'ignorance, je traite la maladie, j'éclaire la nuit, je hais la haine..." Dat staat er te lezen op een tweede standbeeld van deze voorvechter van de mensenrechten, op de Esplanada des Droits de l'Homme, niet ver van de Chapelle Notre-Dame-du-Refuge, met haar prachtige koepel, in een mozaïek van vele kleuren.
Ik doe het rustig aan vandaag en kuier afwezig langs de vele kerken, kloosters, abdijen, pleinen en fonteinen die deze stad rijk is. Ik ga nog de astrologische klok bezoeken in de kathedraal. Het is een knap staaltje van 19e-eeuws technisch vernuft. Klokslag drie uur veranderen enkele beelden van plaats. Ik bol uit langs de rivier, aan de versterkte stadsmuren van de Gare d'Eau. Zeer prettig om hier te wandelen - of beter, te strompelen, met al die blaren op m'n voetzolen - en het zicht op de citadel is zeer de moeite. Ik keer terug naar de Place de la Révolution, waar ik heb afgesproken met Patrick en zijn vriendin Josie, die vier maanden in Besançon heeft gestudeerd en binnen enkele dagen met Patrick, die haar komt opzoeken, samen weer naar Manchester zal reizen. We drinken bier in twee verschillende café's, aan elke kant van de Doubs, waarna we weer afscheid nemen.
Het laatste deel van deze reis gaat over de Elzas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten